Ducati 1199 Panigale R (2014) Bruksanvisning

Ducati Motor 1199 Panigale R (2014)

Läs gratis den bruksanvisning för Ducati 1199 Panigale R (2014) (127 sidor) i kategorin Motor. Guiden har ansetts hjälpsam av 4 personer och har ett genomsnittsbetyg på 4.9 stjärnor baserat på 2.5 recensioner. Har du en fråga om Ducati 1199 Panigale R (2014) eller vill du ställa frågor till andra användare av produkten? Ställ en fråga

Sida 1/127
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
Inhoud
Inleiding 7
Richtlijnen voor de veiligheid 7
Waarschuwingssymbolen die in deze handleiding
gebruikt worden 8
Toegestaan gebruik 9
Verplichtingen van de bestuurder 10
Scholing van de bestuurder 12
Kleding 12
"Best Practices" voor uw veiligheid 13
Tanken 16
Rijden met volle bepakking 17
Gevaarlijke producten - waarschuwingen 18
Identificatienummer voertuig 20
Identificatienummer motor 21
Instrumentenpaneel (Dashboard) 23
Instrumentenpaneel 23
Acroniemen en afkortingen die in de handleiding
gebruikt worden 28
Technologisch Woordenboek 28
Functieknoppen 31
Parameters programmeren/weergeven 32
Voornaamste functies 39
Rijstijl (Riding Mode) 46
DTC 51
EBC 58
DQS 63
ABS 64
Functies Menu 1 68
Menu 1: Kilometerteller (TOT) 69
Menu 1: Dagteller 1 (TRIP 1) 71
Menu 1: Dagteller 2 (TRIP 2) 73
Menu 1: Teller brandstofreserve (TRIP FUEL) 75
Menu 1: Rondetijd (LAP time) 77
Functies MENU 2 81
MENU 2: Temperatuur koelvloeistof motor 82
MENU 2: Actueel verbruik 84
MENU 2: Gemiddeld verbruik 85
MENU 2: Gemiddelde snelheid 87
MENU 2: Reistijd 89
MENU 2: Buitentemperatuur 90
Secundaire functies 91
3
Klok (CLOCK) 93
Indicatie onderhoud (SERVICE) 94
Indicatie OIL SERVICE nul 95
Indicatie OIL SERVICE of DESMO SERVICE 97
Waarschuwingsberichten / Alarmen
(Warning) 98
Indicatie Storingen 102
Beschrijving weergegeven storingen 104
Weergave staat zijstandaard 109
MENU Setting 110
Personalisatie rijstijl (Riding Mode) 113
De Rijstijl Aanpassen: ABS afstellen 116
De Rijstijl Aanpassen: de elektronische ophanging
afstellen 119
Personalisatie Rijstijl: Display instelling 124
Personalisatie Rijstijl: Activering / deactivering
DQS 127
Personalisatie Rijstijl: Interventieniveau DTC
instellen 130
Personalisatie Rijstijl: De motor afstellen 133
Personalisatie Rijstijl: Interventieniveau EBC
instellen 137
Personalisatie Rijstijl: Default instellingen
herstellen 139
Digitale weergave toerental (RPM) 141
Accuspanning 142
DDA 144
Pin Code 149
Pin Code Wijzigen 153
Klok Instellen 157
Datum instellen 161
De achtergrond van het display instellen 166
LAP 168
Meeteenheden instellen 174
Kleur achtergrond display 185
Verlichtingsregeling 187
Immobilizer systeem 192
Sleutels 193
Werkingsprincipe 194
De sleutels laten bijmaken 195
Het voertuig met de PIN CODE ontgrendelen 196
Bedieningsorganen 200
Plaats van de bedieningsorganen op de
motorfiets 200
Contactschakelaar en stuurslot 201
Schakelaar links 202
De koppelinghendel 203
De stuurschakelaar rechts 204
De gashendel 205
De hendel van de voorrem 206
4
Lees deze handleiding helemaal door alvorens u van
uw motorfiets gebruik zult maken en neem de
richtlijnen erin zorgvuldig in acht. Op deze manier
beschikt u over alle nuttige informatie met betrekking
tot het correcte gebruik en een correct onderhoud
van uw motorfiets. Neem in geval van twijfel contact
op met een Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Waarschuwingssymbolen die in deze
handleiding gebruikt worden
Om de gevaren voor uzelf en voor anderen te
benadrukken zijn in deze handleiding verschillende
vormen van informatie toegepast, zoals:
- Veiligheidsetiketten op de motor;
- Veiligheidsmededelingen in combinatie met een
waarschuwingssymbool en de begrippen LET
OP of BELANGRIJK.
Let op
Het niet naleven van deze voorschriften kan
gevaarlijke situaties en ernstig persoonlijk letsel met
mogelijk dodelijk gevolg aan de bestuurder of andere
personen veroorzaken.
Belangrijk
Er bestaat kans op schade aan de motorfiets en/
of de componenten ervan.
Opmerkingen
Meer informatie over de uit te voeren
werkzaamheden.
Alle verwijzingen naar RECHTS of LINKS gaan uit van
de rijrichting van de motorfiets.
8
Toegestaan gebruik
Deze motorfiets mag uitsluitend op de geasfalteerde
weg of op een vlak en regelmatig wegdek worden
gebruikt. Deze motorfiets mag niet op onverharde
wegen of voor de motorcross gebruikt worden.
Let op
Bij het gebruik op onverharde wegen of voor de
motorcross kan de macht over het stuur en dus over
de motor verloren gaan en ernstige schade aan de
motor of letsel met mogelijk dodelijk gevolg
veroorzaken.
Let op
De motorfiets mag niet gebruikt worden voor
het slepen van een aanhanger of een sidecar,
aangezien in dit geval de macht over het stuur en dus
over de motorfiets verloren kan gaan met mogelijke
ongevallen van dien.
Deze motorfiets is bestemd voor het vervoeren van
een bestuurder en kan een bijrijder vervoeren mits de
meegeleverde kit door een Dealer of een erkende
Ducati Garage geïnstalleerd wordt.
Let op
De motorfiets rijklaar met bestuurder, bijrijder,
bagage en extra accessoires mag niet meer dan
370kg/816 lb wegen.
9
Scholing van de bestuurder
Vaak zijn ongevallen te wijten aan rijden zonder
ervaring. Het besturen, manoeuvres en remmen zijn
handelingen die van andere voertuigen afwijken.
Let op
Een niet voorbereide bestuurder of een
verkeerd gebruik van het voertuig kan verlies over het
stuur, dodelijk letsel of ernstige schade veroorzaken.
Kleding
Tijdens het gebruik van een motorfiets speelt kleding
een zeer belangrijke rol op het gebied van veiligheid.
De motorfiets biedt in het geval van een botsing de
persoon immers niet de bescherming die een auto
biedt.
Passende kleding bestaat uit: een helm, een bril,
handschoenen, laarzen, een jas met lange mouwen
en een lange broek.
- De helm moet voldoen aan de voorwaarden
beschreven op pag. pag. . Draag een geschikte10
bril als de helm niet voorzien is van een vizier;
- De handschoenen moeten 5 vingers hebben en
moeten gemaakt zijn van leer of schuurbestendig
materiaal;
- De laarzen of schoenen moeten antislipzolen en
enkelbescherming hebben;
- De jas en de broek of de beschermende overall
moeten gemaakt zijn van leer of schuurbestendig
materiaal en moeten delen in een goed zichtbare
kleur bevatten.
Belangrijk
Het gebruik van fladderende kleding of
voorwerpen die aan de onderdelen van de motor
kunnen vasthaken is verboden.
Belangrijk
Voor uw veiligheid moet u deze kleding zowel
in de zomer als in de winter dragen.
Belangrijk
Voor de veiligheid van de bijrijder moet u zich
ervan vergewissen dat ook hij/zij passende kleding
draagt.
12
"Best Practices" voor uw veiligheid
Onthoud dat u voor, tijdens en na het gebruik van uw
motorfiets een aantal eenvoudige handelingen
verricht die voor de veiligheid van personen zeer
belangrijk zijn en tevens uw motorfiets in perfecte
staat houden.
Belangrijk
Neem tijdens de inrijperiode zorgvuldig de
aanwijzingen van het hoofdstuk "Gebruiksnormen" in
deze handleiding in acht.
Het niet naleven van deze voorschriften ontheft
Ducati Motor Holding S.p.A. van elke vorm van
aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de
motor en de levensduur ervan.
Let op
Ga nooit met de motor rijden als u niet
voldoende met de bedieningen die u tijdens het rijden
moet gebruiken bekend bent.
Verricht de controles beschreven in deze handleiding
(zie pag. 228) alvorens u de motor start.
Let op
Het niet verrichten van deze controles kan
schade aan het voertuig en ernstig letsel aan de
bestuurder en/of de eventuele bijrijder veroorzaken.
Let op
Start de motor in de buitenlucht of in een goed
geventileerde ruimte. Start de motor nooit in een
afgesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
bewusteloosheid of binnen heel korte tijd zelfs
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Neem tijdens het rijden met het lichaam een juiste
positie aan en vergewis u ervan dat de bijrijder
hetzelfde doet.
Belangrijk
De bestuurder moet de beide handen ALTIJD
op het stuur houden.
Belangrijk
De bestuurder en de passagier dienen hun
voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te
zetten.
13
Let op
Verwijder altijd de sleutel als u de motorfiets
onbewaakt achterlaat en bewaar de sleutel op
dergelijke wijze dat onbevoegde personen de motor
niet kunnen starten.
15
Tanken
Tank in de buitenlucht en bij uitgeschakelde motor.
Roken en het gebruik van open vuur tijdens het
tanken is verboden.
Zorg ervoor dat u geen brandstof op de motor of de
uitlaat laat lekken.
Vul tijdens het tanken de brandstoftank nooit
helemaal: het brandstofpeil moet onder de
vulopening in de holte van de dop blijven.
Zorg ervoor dat u tijdens het tanken de
benzinedampen niet inademt en dat de brandstof niet
met de ogen, de huid of de kleding in aanraking komt.
Let op
Het voertuig is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte van
meer dan 10% is verboden. Het gebruik van een
dergelijke brandstof kan ernstige schade aan de
motor en de onderdelen van de motorfiets
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
Let op
Blijf in de open lucht en raadpleeg onmiddellijk
een arts als u zich wegens het langdurig inademen
van de benzinedampen onwel voelt. Bij aanraking
met de ogen met ruim water spoelen en bij aanraking
met de huid onmiddellijk grondig met water en zeep
wassen.
Let op
Brandstof is erg ontvlambaar. Bij morsen de
verontreinigde kleding onmiddellijk uittrekken.
16
Deze delen kunnen dusdanig warm zijn dat de
vloeistof ontvlamt en zonder zichtbare vlammen gaat
branden. De koelvloeistof (ethyleenglycol) kan
huidirritatie veroorzaken en is bij inslikken giftig.
Buiten het bereik van kinderen bewaren. Haal de dop
nooit van de radiator als de motor nog warm is. De
koelvloeistof staat onder druk en kan brandwonden
veroorzaken.
Houd de handen en de kleding buiten het bereik van
de koelventilator aangezien deze automatisch
opgestart wordt.
Accu
Let op
De accu geeft explosieve gassen af. Houd
vonken, open vuur en sigaretten op een afstand.
Verifieer tijdens het opladen van de accu of de ruimte
voldoende wordt geventileerd.
19
de lampjes (8c) gaan branden als het toerental de
derde drempel voor de benadering van de begrenzer
bereikt.
24
10) INGREEP DTC (GEEL).
DTC
Niet ingeschakeld lampje OFF
Vervroegde onderbre-
king
Lampje ON aan
Onderbreking injectie Lampje ON aan
11) OVER REV / ACTIVERING IMMOBILIZER / ANTI-
DIEFSTALBEVEILIGING (ROOD)
Over rev
Niet ingeschakeld lampje OFF
Eerste drempel (N
RPM voor de begren-
zer)
Lampje ON aan
Begrenzer Lampje ON knippert
Opmerkingen
Telkens als de Motorregeleenheid wordt
gekalibreerd, kan een andere instelling van de
drempels voor de begrenzer en de begrenzer zelf
worden ingesteld.
Immobilizer
Voertuig in key-on lampje OFF
Voertuig in key-off Lampje ON knippert
Voertuig meer dan 12
uur lang in key-off
lampje OFF
26
weergave van het instrumentenpaneel en de
ophanging (DES) te wijzigen.
De drie configuraties in het geval van de 1199
Panigale zijn: Race, Sport en Wet. De bestuurder kan
de instellingen van elke Riding Mode aan zijn wensen
aanpassen.
Power Mode
De Power Modes zijn verschillende mappings van de
motor die de bestuurder kan kiezen om het vermogen
en de afgifte ervan zoveel mogelijk aan zijn rijstijl en
het wegdek aan te passen.
In het geval van de 1199 Panigale is elke Riding Mode
met een Power Mode gecombineerd:
- 120 PK LOW, met 'lage' afgifte;
- 195 PK LOW, met 'lage' afgifte;
- 195 PK , met 'onmiddellijke' afgifte.
Ride by Wire (RbW)
Het Ride by Wire systeem is een elektronisch
systeem dat het openen en sluiten van de kleppen
controleert. De ECU van de motor kan de afgifte van
het vermogen regelen door de openingshoek van de
kleppen te wijzigen, aangezien een mechanische
verbinding tussen de gashendel en het gasklephuis
ontbreekt.
Ride by Wire maakt verschillende vermogens en
afgiften aan de hand van de gekozen Riding Mode
(Power Modes) mogelijk, maar maakt het ook
mogelijk om exact het afremmen op de motor (EBC)
en het slippen van het achterwiel (DTC) te
controleren.
Ducati Electronic Suspension (DES)
Het systeem Ducati Electronic Suspensions van
Öhlins maakt het mogelijk om automatisch de
compressie en extensie van de hydraulische rem te
regelen. Op deze manier kan voor elke gekozen
Riding Mode een andere instelling van de ophanging
worden gekozen, of kan de bestuurder de ophanging
aan zijn/haar rijstijl aanpassen.
DUCATI Traction Control (DTC)
Het Ducati Traction Control (DTC) systeem
controleert het slippen van het achterwiel en
functioneert aan de hand van acht verschillende
interventieniveaus die op dusdanige wijze
geprogrammeerd zijn dat elk een andere
tolerantiewaarde voor het slippen van het achterwiel
29
biedt. Voor iedere Riding Mode is een
interventieniveau geprogrammeerd.
Niveau acht zorgt ervoor dat het systeem ingrijpt
zodra het wiel een beetje slipt, terwijl niveau één,
speciaal bestemd voor zeer ervaren bestuurders, een
grotere tolerantie heeft en dus minder snel het
systeem laat ingrijpen.
Anti-lock Braking System (ABS) 9ME
Het ABS 9ME op de 1199 Panigale is een zeer
modern systeem met twee kanalen dat voor een
integrale afremming en een controle van het
opheffen van het achterwiel zorgt. Op deze manier
wordt niet alleen de kortste remafstand, maar tevens
een grotere stabiliteit tijdens het afremmen
gewaarborgd.
Het ABS 9ME, speciaal ontwikkeld voor sportief
gebruik, biedt 3 interventieniveaus die elk met een
Riding Mode geassocieerd zijn. In het geval van de
rijstijl RACE grijpt het systeem uitsluitend op de
remschijven aan de voorkant in, waardoor betere
prestaties op het racecircuit geboden worden.
DUCATI Quick Shift (DQS)
Ducati Quick Shift (DQS) is een elektronisch systeem
dat de versnelling controleert en dat tijdens
wedstrijden gebruikt wordt. Dit systeem maakt het
mogelijk om zonder het gebruik van de koppeling
door te schakelen en het gas open te houden: op deze
manier bespaart u kostbare seconden en zal de
rondetijd aanzienlijk korter worden.
Ducati Data Analyzer+ (DDA+)
De DDA+ is de nieuwste generatie Ducati Data
Analyzer met een GPS signaal voor een "virtuele
finish". Het systeem detecteert automatisch zonder
de ingreep van de bestuurder de afloop van de ronde
en onderbreekt de tijdmeting. De integratie met het
GPS-signaal maakt het mogelijk om de afgelegde
routes op de kaart van het racecircuit en de
voornaamste parameters van het voertuig weer te
geven: stand gashendel, snelheid, toerental van de
motor, gekozen versnelling, temperatuur van de
motor, DTC-interventie.
30
Parameters programmeren/weergeven
Bij de inschakeling wordt op het display het logo
DUCATI weergegeven. Vervolgens worden in twee
fases de LED-lampjes ingeschakeld ("initiële check").
Aan het einde van de check geeft het
instrumentenpaneel het hoofdscherm weer in de
modus ROAD of TRACK (afhankelijk van de
configuratie die voor de laatste key-off werd
gebruikt).
0
1826
10:34 a.m.
SP ORT DT C DAS DQS ABSOF F ON7 3
103
km/ h
°C
km
TO T N
Fig 5
32
Druk op de knop (1) om de informatie van MENU 1
weer te geven.
Achtereenvolgens wordt in de modus ROAD en in de
modus TRACK de volgende informatie weergegeven:
- Kilometerteller (TOT);
- TRIP 1;
- TRIP 2;
- TRIP FUEL (als de functie geactiveerd is);
- Rondetijd (LAP) - uitsluitend in de modus TRACK.
Druk op de knop (2) om de informatie van MENU 2
weer te geven.
Achtereenvolgens wordt in de modus ROAD en in de
modus TRACK de volgende informatie weergegeven:
- Temperatuur koelvloeistof;
- Actueel verbruik (CONS.);
- Gemiddeld verbruik (CONS. AVG);
- Gemiddelde snelheid (SPEED AVG);
- Reistijd (TRIP TIME);
- Luchttemperatuur.
Zodra u het voertuig start (Key-ON) word de
informatie van MENU 1 en MENU 2 weergegeven die
bij de vorige Key-OFF werd weergegeven.
Opmerkingen
Bij Key-ON wordt in de modus ROAD en in de
modus TRACK 10 seconden lang de voor MENU 1
ingestelde parameter weergegeven (Kilometerteller -
TOT). Vervolgens wordt de parameter van de laatste
Key-OFF getoond.
Opmerkingen
Mocht de motor plotseling afslaan (het voertuig
wordt plotseling uitgeschakeld), dan zal het
instrumentenpaneel bij de volgende Key-ON de
standaardinstellingen tonen;
Dit zijn met name:
- voor MENU 1 - Kilometerteller (TOT);
- voor MENU 2 - Temperatuur koelvloeistof motor.
35
Voornaamste functies
Op het Standaardscherm worden de volgende
functies weergegeven:
Hoofdfuncties
- Toerental TPM
- Snelheid voertuig
- Versnelling
- Rijstijl (Riding Mode)
- DTC
- EBC
- DQS
- ABS
- in MENU 1 worden de volgende functies
weergegeven:
- Kilometerteller (TOT)
- Dagteller 1 (TRIP1)
- Dagteller 2 (TRIP2)
- Dagteller brandstofreserve (TRIP FUEL)
- Rondetijd (LAP time) - uitsluitend indien
geactiveerd en enkel in de modus TRACK
- in MENU 2 worden de volgende functies
weergegeven:
- Temperatuur koelvloeistof motor
- Actueel verbruik (CONS.)
- Gemiddeld verbruik (CONS. AVG)
- Gemiddelde snelheid (SPEED AVG)
- Reistijd (TRIP TIME)
- Buitentemperatuur
Secundaire functies
- DDA
- GPS
- Klok (CLOCK)
- Indicatie onderhoud (SERVICE)
- Aanduiding Waarschuwingen / Alarmen
(Warning)
- Aanduiding STORINGEN
39
de temperatuur van de motor toeneemt, varieert de
"oranje zone" als volgt:
- vanaf 8000 tpm bij een motortemperatuur lager
of gelijk aan 40 °C
- vanaf 9000 tpm bij een motortemperatuur lager
of gelijk aan 50 °C
- vanaf 11000 tpm bij een motortemperatuur
hoger dan 50 °C
de waarschuwingsdrempels van de
toerentalbegrenzer zijn opgedeeld in drie
verschillende groepen:
1e drempel 11000 tpm (A)
2e drempel 11200 tpm (B)
3e drempel 11400 tpm (C)
A
B
C
Fig 10
41
10:34 a.m.
11
km/h 6
°C
103
km
TO T
183539
299
WET DT C 7 EBC DQS ABS 3OFF ON
10:34 a.m.
k m /h 6
°C
103
km
TO T
183539
299
WET DT C 7 EBC DQS ABS 3OFF ON
10:34 a.m.
°C
103299
TO T
km
km/ h
199999
WET DT C 1 EBC 1 D QS OFF ABS 1
3
11
10:34 a.m.
°C
103299
TO T
km
km/ h
199999
WET DT C 1 EBC 1 D QS OFF ABS 1
3
10:34 a.m.
3
6
km/h 6
°C
103
km
TO T
183539
299
WET DT C 7 EBC OFF ONDQ S ABS 3
ROAD
TRACK
10:34 a.m.
°C
103
299
TO T
km
km/ h
199999
WET DT C 1 EBC 1 D QS OFF ABS 1
3
Fig 11
42
Versnelling
Het instrumentenpaneel ontvangt informatie over de
versnelling van het voertuig en geeft de waarde op
het display weer.
De weergegeven waarde varieert van "1" tot "6" als
een versnelling ingeschakeld is. Als de versnelling in
de vrij staat, zal "N" weergegeven worden.
De letter "C" wordt weergegeven als u moet
schakelen.
U ziet "--" als:
- de informatie van de versnellingen nog niet
verworven is ("--" knippert en het lampje Neutral
(A) knippert);
- de versnellingssensor een storing vertoont ("--"
knippert, EOBD-lampje (B) brandt en weergave
storing GEAR SENSOR);
- het instrumentenpaneel geen gegevens over de
versnelling ontvangt ("--" brandt).
10:34 a.m.
km/h -
0
km
TOT
199999 °C
103
WE T DT C 7 E BC OFF ONDQS AB S 3
10:34 a.m.
0km/h °C
103
WE T DT C 7 E BC OFF ONDQS AB S 3
TOT
km
199999
-
1N2 3 4 5 6 C
-
A B
Fig 13
45
Rijstijl (Riding Mode)
Op het instrumentenpaneel kunt u de gewenste
rijstijl instellen. U kunt kiezen uit drie verschillende
rijstijlen: RACE, SPORT, WET.
De gekozen rijstijl is actief en wordt onderaan in een
kader met een groene ondergrond op het display van
het instrumentenpaneel weergegeven als de
parameters verbonden aan de Riding Mode de
standaardparameters zijn. De ondergrond van het
kader kleurt echter rood als de parameters verbonden
aan de Riding Mode door de gebruiker zijn aangepast.
De volgende parameters, ingesteld door Ducati of
gewijzigd door de bestuurder op de pagina's met de
instelbare functies, zijn met iedere rijstijl
geassocieerd:
- een specifiek interventieniveau van de DTC
tractiecontrole (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, OFF);
- een specifiek vermogen van de motor dat het
gedrag van de gasklep zal wijzigen (195Hi,
195Lo, 120);
- een specifiek niveau voor de extensie en een
specifiek niveau voor de compressie van de
voorvorken;
10:34 a.m.
km/ h N
0
RACE
km
T O T
183539
DT C 7 EBC DQS ABS 3OFF ON
°C
103
4
Fig 14
- een specifiek niveau voor de extensie en een
specifiek niveau voor de compressie van de
schokdemper achter;
- een specifieke afstelling van het ABS systeem (1,
2, 3, OFF);
- een specifiek interventieniveau van het systeem
dat de rem op de motor controleert EBC (1, 2, 3,
OFF);
- activering of deactivering van de quick shift
versnelling DQS (DQS ON of DQS OFF).
46
Bij elke rijstijl hoort ook een eigen standaardscherm
voor de weergave van de informatie (ROAD, TRACK),
dat door Ducati is ingesteld of dat door de gebruiker
op de pagina's met de instelfuncties is gewijzigd.
Let op
Ducati raadt aan om de rijstijl te wijzigen
wanneer het voertuig stilstaat. Als de rijstijl wordt
gewijzigd bij een rijdende motor, wees dan zeer
voorzichtig (het verdient aanbeveling om de rijstijl
uitsluitend bij een lage snelheid te wijzigen).
De rijstijl kiezen
Met een druk op de knop BEVESTIGING MENU (4)
opent u het menu waarin u de rijstijl (A) kunt kiezen.
Het instrumentenpaneel blijft de snelheid weergeven
(rechts op het display) en geeft (links op het display)
de naam van de Riding Mode weer:
- RACE
- SPORT
- WET
Eén van deze Riding Modes wordt aangeduid om de
laatst opgeslagen en nog altijd geactiveerde
omstandigheid weer te geven.
Let op
U kunt het menu voor de keuze van de rijstijl niet
openen als de knop (4) in de stand voor de activering
van de richtingaanwijzers en dus rechts of links
geplaatst is
Van de aangeduide rijstijl wordt de informatie over
bepaalde, daaraan geassocieerde parameters
weergegeven:
- DTC-systeem: "DTC" plus het ingestelde niveau
(1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8) als het DTC-systeem
geactiveerd is, of OFF als de DTC gedeactiveerd
is;
- EBS-systeem: "EBS" plus het ingestelde niveau
(1, 2, 3) als het EBS-systeem geactiveerd is, of
"OFF" als het EBS-systeem gedeactiveerd is;
- vermogen van de motor (ENGINE): "ENG"
gevolgd door het ingestelde vermogen van de
motor. Het vermogen wordt weergegeven in 195
Hi, 195 Lo of 120. In bepaalde landen (bijv.
Frankrijk en Japan) wordt het vermogen
weergegeven met HIGH, MED of LOW;
- DQS-systeem: "DQS" plus "ON" als het DQS-
systeem geactiveerd is, of "OFF" als het DQS-
systeem gedeactiveerd is;
47
299
RACE DTC 1
1
195Hi
ON km/h
EBC
ENG
DQS
299
SPORT
DTC 1
1
195Lo
ON km/h
EBC
ENG
DQS
299
WET
DTC 1
1
120
ON km/h
EBC
1
ABS
1
ABS
1
ABS
ENG
DQS
10:34 a.m.
km / h N
0
RACE
10:34 a.m.
km / h N
0
SPOR T
10:34 a.m.
km / h N
0
WET
km
TO T
199999
DT C 7 EB C DQ S ABS 3OFF ON
°C
103
km
TO T
199999
DT C 7 EB C DQ S ABS 3OFF ON
°C
103
km
TO T
199999
DT C 7 EB C DQ S ABS 3OFF ON
°C
103
4
A
A
B
A
B
A
B
C
A
C
C
Fig 15
49
De procedure toont een foutmelding als u de rijstijl
moet bevestigen en:
- de gashendel is geopend, de remmen zijn
ingetrokken en het voertuig rijdt; in dit geval
wordt de foutmelding "CLOSE THROTTLE AND
RELEASE BRAKES" weergegeven. Als u binnen
5 seconden de gashendel niet sluit, de remmen
loslaat of het voertuig niet tot stilstand brengt,
wordt de wijzigingsprocedure van de rijstijl niet
voltooid en wordt het standaardscherm weer
weergegeven.
Opmerkingen
Het instrumentenpaneel start de procedure
voor de activering of deactivering van het ABS-
systeem op als u de gekozen rijstijl bevestigt in het
geval van versies met ABS-systeem en de rijstijl
geassocieerd is met een wijziging van "ON"
(geactiveerd) naar "OFF" (gedeactiveerd) of van "OFF"
(gedeactiveerd) naar "ON" (geactiveerd).
299
CLOSE
THROTTLE
AND
RELEASE
BRAKES
km/h
Fig 16
50
DTC
Het instrumentenpaneel toont als volgt op het display
de staat van de DTC:
- DTC plus een cijfer van 1 tot 8 van het
interventieniveau van de Traction Control als de
DTC geactiveerd is;
- DTC OFF als de DTC gedeactiveerd is;
- DTC --- als de DTC of de Black Box regeleenheid
een storing vertoont. Bovendien gaat in dit geval
het lampje EOBD branden en wordt de
foutmelding weergegeven.
10:34 a.m.
km/h N
0
DT C 2
182 6
SP ORT EB C DQ S AB SOF F ON 3
103 °C
km
TO T
10:34 a.m.
5
km/h N
0
182 6
SP ORT EB C DQ S AB SOF F ON 3
103 °C
km
TO T
DT C
_
DTC 2 DTC O FF DTC
_
Fig 17
51
DTC RIJSTIJL GEBRUIK DEFAULT
7 WET (RAIN) Gebruik op het racecircuit met rain ban-
den, geoptimaliseerd voor Pirelli Diablo
Rain banden (achter 190/55 ZR17).
NEE
8 WET (HEAVY RAIN) Nat wegdek en zeer glad asfalt met
OEM (Original Equipment Manufactu-
rer) banden in combinatie met ENGINE
120.
Dit niveau is standaard voor de
Riding Mode "WET"
54
Door niveau 8 te kiezen, zal het DTC systeem bij ook
maar de geringste spinning van de achterband
ingrijpen.
Tussen de niveaus 8 en 1 liggen de niveaus waarop
het DTC systeem minder ingrijpt. Met de niveaus 1,
2 en 3 kan de achterband spinnen en slippen. We
raden aan dat dit interventieniveau uitsluitend op het
circuit en door zeer ervaren bestuurders gebruikt
wordt: niveau 1 is speciaal ontwikkeld om een
optimale functionering in combinatie met SC2
mengsel banden te bieden.
De keuze van het juiste niveau wordt voornamelijk
door de volgende parameters bepaald: De wegligging
band/asfalt (soort band, slijtage van de band, het soort
asfalt, weersomstandigheden, enz...).
De weg/het parcours (bochten met min of meer
gelijke of met afwijkende doorrijsnelheid).
De rijstijl ("vloeiend" of "grillig").
Het niveau hangt af van de wegligging: bij het zoeken
van het juiste niveau moet de wegligging van het
traject/parcours nauwgezet in aanmerking worden
genomen (zie verderop, adviezen voor het gebruik op
het circuit en op de weg). Het niveau hangt af van het
traject: als het traject/circuit bochten met dezelfde
doorrijsnelheid heeft, is het eenvoudiger om het
juiste interventieniveau voor elke bocht vast te
stellen. In het geval van een traject/circuit met
bochten met verschillende doorrijsnelheid moet u
echter een DTC interventieniveau kiezen dat een
compromis zal zijn.
Het niveau hangt af van de rijstijl: De DTC zal sterker
ingrijpen bij een “vloeiendere” rijstijl, waarbij de
motorfiets langer schuin hangt, dan bij een
“grilligere” rijstijl, waarbij de motorfiets zo snel
mogelijk bij het uitkomen van de bocht overeind
gebracht wordt.
Tips voor het gebruik op het circuit
We raden u aan om het interventieniveau 8 een aantal
rondes uit te proberen (zodat de banden opwarmen)
en een contact met het systeem mogelijk te maken.
Probeer vervolgens de andere interventieniveaus 7,
6 enz. uit tot u het gewenste interventieniveau
gevonden heeft (probeer elk niveau een aantal rondes
uit zodat de banden kunnen opwarmen).
Als het gevonden niveau in alle bochten bevalt,
behalve bij één of twee langzame bochten waarin de
ingreep te sterk is, kunt u proberen uw rijstijl iets aan
te passen door de motorfiets eerder overeind te laten
komen bij het uitkomen van langzame bochten, in
plaats van meteen een ander interventieniveau te
zoeken.
56
EBC
Het instrumentenpaneel toont als volgt op het display
de staat van de EBC:
- EBC plus een cijfer van 1 tot 3 van het
interventieniveau als het EBC systeem
geactiveerd is;
- EBC OFF als het EBC systeem gedeactiveerd is;
- EBC --- als het EBC systeem of regeleenheid een
storing vertoont. Bovendien gaat in dit geval het
lampje EOBD branden en wordt de foutmelding
weergegeven.
Fig 18
58
De onderstaande tabel geeft het EBC interventieniveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse rijstijlen
in combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling in "Riding Mode" ingesteld zijn en door de gebruiker
gekozen kunnen worden:
EBC EIGENSCHAP DEFAULT
OFF Maximum afremming op de motor NEE
1 Redelijk consistente afstemming op de motor, lager
dan de afremming bij EBC OFF
Dit niveau is standaard voor de alle riding
modes
2 Zeer lage afremming op de motor, uitsluitend aanbe-
volen voor gebruik op het racecircuit en voor bestuur-
ders die tijdens het afremmen willen dat weinig op de
motor afgeremd wordt
NEE
3 Minimum afremming op de motor, uitsluitend aanbe-
volen voor gebruik op het racecircuit en voor bestuur-
ders die tijdens het afremmen willen dat zeer weinig
op de motor afgeremd wordt
NEE
60
Aanwijzingen voor de keuze van het niveau
Let op
De interventieniveaus 1-2-3 van het EBC
systeem van uw voertuig zijn afgesteld met de
banden die tot de oorspronkelijke levering van uw
motorfiets behoren (Pirelli Diablo Supercorsa SP
voorband 120/70ZR17 achterband 200/55ZR17). Het
gebruik van banden met maten en eigenschappen die
afwijken van de originele exemplaren (en met name
in het geval van de achterband) kan de werking van
het systeem wijzigen.
In het geval van kleine verschillen, zoals bijvoorbeeld
in het geval van een ander merk/model banden dan
de oorspronkelijke banden die tot dezelfde
maatklasse behoren (achter = 200/55ZR17; voor =
120/70ZR17), dan is het voldoende dat u voor het
herstellen van de optimale functionering van het
systeem het meest geschikte interventieniveau
kiest.
Als er banden worden gebruikt die tot een andere
maatklasse behoren, of maten hebben die aanzienlijk
afwijken van die van de eerste uitrusting, kan het zijn
dat de werking van het systeem zodanig wordt
aangetast dat geen van de 3 mogelijke niveau
bevredigende resultaten oplevert. In dat geval wordt
geadviseerd om het systeem te deactiveren.
In het geval van het interventieniveau 3 zal het EBC
systeem zo min mogelijk op de motor afremmen. Van
niveau 3 tot niveau 1 neemt de afremming op de
motor toe en in het geval van EBC OFF is de
afremming op de motor het grootst.
De juiste keuze van het niveau hangt af van de
volgende parameters:
De wegligging band/asfalt (soort band, slijtage van de
band, het soort asfalt, weersomstandigheden, enz...).
De weg/het parcours (bochten met min of meer
gelijke of met afwijkende doorrijsnelheid).
De rijstijl kiezen.
Het niveau hangt af van de wegligging: bij het zoeken
van het juiste niveau moet de wegligging van het
traject/parcours nauwgezet in aanmerking worden
genomen (zie verderop, adviezen voor het gebruik op
het circuit en op de weg).
Het niveau hangt af van het traject: als het traject/
circuit een soortgelijke afremming vereist, is het
eenvoudiger om het juiste interventieniveau vast te
stellen. In het geval van een traject/circuit met
61
Functies Menu 1
De functies van het MENU 1 kunnen voor elke rijstijl
(Race, Sport en Wet) op een van de volgende twee
manieren weergegeven worden:
- ROAD;
- TRACK.
De functies zijn:
- Totaalteller (TOT);
- Dagteller 1 (TRIP1);
- Dagteller 2 (TRIP2);
- Dagteller brandstofreserve (TRIP FUEL);
- Rondetijd (LAP time) (indien geactiveerd) -
uitsluitend voor de modaliteit TRACK.
10:34 a.m.
T O T
N
km199999
10:34 a.m.
km/ h
km
TO T N
0
199999
ROAD
TRACK
WET DTC 7 EBC DQS ABS 3OF F ON
WET DTC 7 EBC DQS ABS 3OF F ON
°C
103
°C
103
0km/ h
TR IP 1
TR IP 2
TR IP F
TOT
1
1
Fig 21
68
Menu 1: Dagteller 1 (TRIP 1)
De dagteller telt en toont in de ingestelde
meeteenheid (kilometer of mijl) de afstand die het
voertuig afgelegd heeft, en wordt gebruikt voor het
berekenen van het gemiddelde verbruik, de
gemiddelde snelheid en de reistijd.
Het aantal kilometer of mijl behorende bij TRIP1
wordt samen met "TRIP1" en de meeteenheid
weergegeven.
De teller zal zich automatisch resetten en weer vanaf
nul gaan tellen als de maximum waarde van 9999.9
km of 9999.9 mi bereikt is.
Het gegeven van TRIP 1 wordt gereset als u tijdens
de weergave van de dagteller 3 seconden lang op de
knop (1) drukt. Samen met TRIP1 worden tevens het
gemiddelde verbruik, de gemiddelde snelheid en de
reistijd gereset.
De teller TRIP1 wordt ook automatisch gereset als
handmatig de meeteenheden van het systeem
gewijzigd worden: de teller begint weer bij nul te
tellen en houdt in dit geval rekening met de nieuwe
meeteenheden.
71
Menu 1: Rondetijd (LAP time)
De LAP-functie is uitsluitend beschikbaar voor de
weergave met een standaardscherm in de modus
TRACK. De informatie van de functie LAP is
uitsluitend beschikbaar als de functie geactiveerd is.
Bij de activering van de LAP-functie wordt de
chronometer met de eerste aanduiding "0’00’’00" en
het rondenummer met de eerste aanduiding "LAP –
– " weergegeven. Aangezien de motorfiets voorzien
is van een GPS zal het commando "Start/Stop" van de
ronde door de GPS verzonden worden. Om ervoor te
zorgen dat de GPS automatisch bij elke ronde de
"Start/Stop" herkent, moet u de coördinaten van de
finish opslaan door bij de eerste passage van de finish
op de FLASH-knop (3) te drukken. De chronometer
begint te tellen met een resolutie tot een tiende
seconde (0’00’’00) en op het scherm wordt het
nummer van de actuele ronde weergegeven. Elke
keer dat de finish wordt gepasseerd, zullen het
nummer en de tijd van de zojuist afgeronde ronde
worden weergegeven, waarna opnieuw de
chronometer en het nummer van de nieuwe ronde
worden weergegeven. Bovendien is een opgeslagen
GPS-finish aanwezig. Als de motorfiets zich binnen
een straal van 15 km van de finish bevindt, wordt
"LAP" op het display vervangen door een geblokte
vlag om de gebruiker aan te geven dat de coördinaten
van de finish zijn opgeslagen. De coördinaten van de
finish blijven ook na een uitschakeling (key-off)
opgeslagen. Elke keer dat, als het TRACK-scherm
geactiveerd is, op de FLASH-knop (3) wordt gedrukt,
worden de opgeslagen coördinaten van de finish
bijgewerkt. Op het display worden eerst "LAP" en
vervolgens de geblokte vlag weergegeven als in het
geval van een opgeslagen finish een nieuwe finish
wordt opgeslagen. Als de chronometer geactiveerd
is en het voertuig stilstaat, zal na 5 seconden tijdelijk
de functionering van de chronometer onderbroken
worden en worden de chronometer met de initiële
weergave "0’00’’00" en het rondenummer "LAP – –"
weergegeven. De chronometer wordt weer
opgestart als door de GPS (bij het passeren van de
finish) het volgende "Start"-commando wordt
gegeven.
77
10:34 a.m.
20.0135
LAP
km/h L /1 00 k m
C ON S. AV G
00000
RACE DT C 3 EBC 1 DQS ABS 1ON
5
10:34 a.m.
20.0135
LAP
01
km/h L /1 00 k m
C ON S. AV G
1125
RACE DT C 3 EBC 1 DQS ABS 1ON
5
10:34 a.m.
20.0135
LAP
01
km/h L /1 00 k m
C ON S. AV G
12545
RACE DT C 3 EBC 1 DQS ABS 1ON
5
3
LAP
LAP LAP
Fig 26
78
Functies MENU 2
De functies van het MENU 2 kunnen voor elke rijstijl
(Race, Sport en Wet) op een van de volgende twee
manieren weergegeven worden:
- ROAD
- TRACK
De functies zijn:
- Temperatuur koelvloeistof motor
- Actueel verbruik (CONS.)
- Gemiddeld verbruik (CONS. AVG)
- Gemiddelde snelheid (SPEED AVG)
- Reistijd (TRIP TIME)
- Buitentemperatuur
ROAD
10:34 a.m.
km/h N
0
°C
103
WET DT C 7 EBC DQS ABS 3OFF ON
km
TO T
199999
10:34 a.m.
N
°C
103
WET DT C 7 EBC DQS ABS 3OFF ON
0
T O T
km
km/ h
199999
TRACK
CONS .
L/ 100 km
CONS . AV G
L/ 100 km
SP EE D AV G
km/h
T R IP
T I ME
°C AI R
°C
2
2
Fig 27
81
MENU 2: Temperatuur koelvloeistof motor
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie over
de temperatuur van de motor (berekend in °C) en
geeft op het display de waarde in de ingestelde
meeteenheid (°C of °F), de meeteenheid en het
symbool temperatuur motor weer.
De weergegeven temperatuur heeft een bereik van
40 °C tot +120 °C (+104 °F ÷ +248 °F).
Als het gegeven:
- <= (lager dan of gelijk aan) -40 °C ziet u “ - - - ”
knipperen;
- tussen -39 °C en +39 °C wordt “ LOW ” niet
knipperend weergegeven;
- tussen +40 °C en +120 °C wordt het gegeven
niet knipperend weergegeven;
- >= (groter dan of gelijk aan) +121 °C wordt
“HIGH” knipperend weergegeven.
10:34 a.m.
TR IP F UEL
N
km9999.9
WET DT C 7 EB C OFF ONDQS ABS 3
°C
103
0km/ h
10:34 a.m.
km/h
km N
0
9999.9
WET DT C 7 EB C OFF ONDQS ABS 3
°C
103
TR IPF.
TRACK
ROAD
°F
217
Fig 28
82
MENU 2: Gemiddeld verbruik
Het instrumentenpaneel berekent het gemiddelde
verbruik van het voertuig en geeft dit gegeven samen
met de ingestelde meeteenheid en "CONS. AVG"
weer.
De berekening wordt verricht aan de hand van de
gebruikte hoeveelheid brandstof en de afstand die
sinds de laatste reset van TRIP1 afgelegd is.
Dit gegeven wordt gereset zodra u TRIP1 reset. Het
eerste gegeven is 10 seconden na de reset
beschikbaar.
Tijdens de eerste 10 seconden, als er nog geen
waarde beschikbaar is, worden op het display drie
streepjes "- - . - " weergegeven die de waarde van het
gemiddelde verbruik voorstellen. Het gegeven wordt
uitgedrukt in de ingestelde meeteenheid (liter/100
km, mpg UK of mpg USA).
De actieve fase van de berekening vindt plaats als de
motor loopt, ook als het voertuig stilstaat:
(onderbrekingen van de rit waarbij de motor wordt
uitgeschakeld, worden niet meegerekend).
10:34 a.m.
km/h
0
10:34 a.m.
N
N
ROAD
TRACK
20.0 L /100 km
CONS.AVG
20.0 L /100 km
CON S. AV G
TOT
km183539
WET DTC 7 EBC OF F ONDQS ABS 3
WET DTC 7 EBC OF F ONDQS ABS 3
0km/h
km
TOT
183539
20.0 L/100 km
CONS.AVG
20.0 L/ 100 km
CONS. AVG
14.1 mpg UK
CONS.AVG
11.8 mpg USA
CONS.AVG
14.1 mpg UK
CONS. AVG
11.8 mp g USA
CONS. AVG
Fig 30
85
Opmerkingen
In het MENU Setting kunt u met de functie
UNITS de meeteenheid "Verbruik" (Gemiddeld en
Actueel tegelijkertijd) op L/100 of km/L instellen.
86
Opmerkingen
In het MENU SETTING kunt u met de functie
UNITS SETTING de meeteenheden van de snelheid
(en de gelijktijdig afgelegde ruimte) van km/h (en km)
naar mph (en mi) wijzigen.
88
Indicatie onderhoud (SERVICE)
Deze indicatie geeft de gebruiker aan wanneer hij zich
voor het geprogrammeerde onderhoud
(servicebeurt) aan het voertuig naar een Erkende
Ducati Garage moet begeven.
De indicaties kunnen uitsluitend door de Erkende
Ducati Garage die het onderhoud verricht gereset
worden.
De weergave van de iconen is hetzelfde als de
procedure voor het weergeven van
Waarschuwingsberichten/Alarmen (zie paragraaf
"pag. 98").
0
1826
10:34 a.m.
SPORT DT C EB C DQS ABSOF F ON7 3
103
km/h
°C
km
TO T N
Fig 37
94
Waarschuwingsberichten / Alarmen
(Warning)
Het instrumentenpaneel beheert een reeks
waarschuwingsberichten / alarmen (warnings) die de
gebruiker tijdens het gebruik van het voertuig van
informatie voorzien.
Bij de Key-On van het voertuig toont het
instrumentenpaneel in het geval van signaleringen op
het display de waarschuwingsberichten die aanwezig
zijn.
Tijdens de normale functionering van het voertuig zal
het instrumentenpaneel automatisch op het display
de aanwezigheid van waarschuwingsberichten
weergegeven als een signalering geactiveerd wordt.
De indicatie wordt 5 seconden lang in een "groot"
formaat weergegeven. Vervolgens zal het bericht in
een "kleiner" formaat weergegeven worden.
De iconen met de verschillende berichten worden
achtereenvolgens weergegeven als meerdere
warnings geactiveerd zijn. Ieder bericht zal 3
seconden lang weergegeven worden.
In het geval van warnings zullen er geen lampjes gaan
branden.
98

Produktspecifikationer

Varumärke: Ducati
Kategori: Motor
Modell: 1199 Panigale R (2014)

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Ducati 1199 Panigale R (2014) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig