Ducati Multistrada V2 (2023) Bruksanvisning

Ducati Motor Multistrada V2 (2023)

Läs gratis den bruksanvisning för Ducati Multistrada V2 (2023) (304 sidor) i kategorin Motor. Guiden har ansetts hjälpsam av 10 personer och har ett genomsnittsbetyg på 4.3 stjärnor baserat på 5.5 recensioner. Har du en fråga om Ducati Multistrada V2 (2023) eller vill du ställa frågor till andra användare av produkten? Ställ en fråga

Sida 1/304
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen Nederlands
1
Informatie over de open source .286software
Verklaringen van conformiteit .... 287
Verklaringen van conformiteit .................... 287
9
Pechhulp
Pechhulp
Belangrijk
De «ACI Global Servizi» pechhulp is alleen
geldig in de volgende landen:
Oostenrijk. België, Frankrijk, Duitsland, Italië,
Ierland, Luxemburg, Noorwegen, Nederland,
 Verenigd Koninkrijk, Spanje, Zweden,
Zwitserland.
Het Programma Ducati Card Assistance, ontwikkeld
in samenwerking met Ducati en ACI Global Servizi,
biedt de Ducati-klant hulp bij pech en/of ongevallen.
De service is 24 uur per dag, 365 dagen per jaar
beschikbaar gedurende 24 maanden (in het geval
van een verlengde garantie gelden de voorwaarden
van de verlenging) vanaf de leveringsdatum van de
 of gedurende de dekkingsperiode van de
garantieverlenging Ever Red.
De wegenwachtdienst omvat de volgend services:
Hulpverlening bij pech onderweg en sleepdienst
Informatiedienst
Passagiersvervoer na pechverhelping
Terugkeer van de passagiers of  van
de reis
Het terughalen van het gerepareerde of
teruggevonden motorrijwiel
Repatriëring van de vanuit het
buitenland
Zoeken en verzenden van reserveonderdelen
naar het buitenland
Hotelkosten
Ophalen van de  die buiten de rijbaan
is geraakt bij een ongeval
Voorschot van borgtocht in het buitenland
Vervangende auto
en deze kunnen worden aangevraagd in de volgende
landen:
Andorra, Oostenrijk, België, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk
(inclusief Corsica, op wegen die toegankelijk zijn voor
10
normaal verkeer) FYROM (de voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië), Duitsland,
Gibraltar, Griekenland, Ierland, IJsland, Italië
(inclusief San Marino en Vaticaanstad), Letland,
Litouwen, Luxemburg, Malta, Montenegro,
Noorwegen, Nederland, Polen,  Monaco,
Verenigd Koninkrijk, Tsjechische Republiek,
Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje,
Zweden, Zwitserland, Turkije, Oekraïne, Hongarije.
Belangrijk
Alle informatie is gedetailleerd beschikbaar op
de Ducati-website van uw land.
Telefoonnummers van de centrales
Om assistentie te vragen:
 in het thuisland: bel het gratis nummer
van uw eigen land dat in de eerste kolom van de tabel
staat.
 buiten het thuisland: bel het
betaalnummer van uw eigen land, en draai ook de
landcode zoals aangegeven in de tweede kolom van
de tabel.
Als u problemen hebt met het bellen van het
nummer van uw eigen land vanuit het buitenland,
kunt u het telefoonnummer bellen van het land waar
het voorval plaatsgevonden.
Let op
In het geval dat de aangegeven nummers
tijdelijk gedeactiveerd blijken te zijn wegens
problemen aan de telefoonlijnen, kan de Cliënt het
nummer van de Hulpcentrale ACI Global Services in
Italië bellen: +39-02 66165610.
Andorra +34-91-594 93
40
+34-91-594 93
40
 0800-22 03 50 +43-1-25 119
19398
België 0800-14 134 +32-2-233 22 90
 (02)-986 73 52 +359-2-986 73 52
Cyprus 25 561580 +357-25 561580
Kroatië 0800-79 87 +385-1-464 01 41
Denemarken 80 20 22 07 +45-80 20 22 07
Estland (0)-69 79 199 +372-69 79 199
Finland (09)-77 47 64 00 +358-9-7747640
0
11
Frankrk
(+Corsica)
0800-23 65 10 +33-4-72 17 12 83
FYROM (02)-3181 192 +389-2-3181 192
Duitsland 0800-27 22 774 +49-89-76 76 40
90
Gibraltar 91-594 93 40 +34-91-594 93
40
Griekenland (210)-9462 058 +30-210-9462
058
Ierland 1800-304 500 +353-1-617 95 61
sland 5 112 112 +354-5 112 112
Italië 800.744.444 +39 02
66.16.56.10
Letland 67 56 65 86 +371-67 56 65 86
Litouwen (85)-210 44 25 +370-5-210 44 25
Luxemburg 25 36 36 301 +352-25 36 36
301
Malta 21 24 69 68 +356-21 24 69 68
Monaco +33-4-72 17 12 83 +33-4-72 17 12 83
Montenegro 0800-81 986 +382-20-234 038
Noorwegen 800-30 466 +47-800-30 466
Nederland 0800-099 11 20 +31-70-314 51 12
Polen 061 83 19 885 +48 61 83 19 885
Portugal 800-20 66 68 +351-21-942 91
05
Verenigd Ko‐
ninkrk
00800-33 22 88
77
00800-33 22 88
77
Tsjechië 261 10 43 48 +420-2-61 10 43
48
Roemenië 021-317 46 90 +40-21-317 46 90
Servië (011)-240 43 51 +381-11-240 43
51
Slowake (02)-492 05 963 +421-2-49 20 59
63
Slovenië (01)-530 53 10 +386-1-530 53 10
Spanje 900-101 576 +34-91-594 93
40
Zweden 020-88 87 77 +46-771-88 87 77
(+46 8 5179 2873
12
Zwitserland
(+Liechten‐
stein)
0800-55 01 41 +41 58 827 60 86
Turke (216) 560 07 50 +90 216 560 07
50
Oekraïne 044-494 29 52 +380-44-494 29
52
Hongare (06-1)-345 17 47 +36-1-345 17 47
13


Sommige onderdelen van de motor worden bediend
door of maken gebruik van Dergelijke
 kan aan updates onderhevig zijn of updates
vereisen.
Alle updates die nodig kunnen zijn om de
veiligheid van de motor te garanderen, zullen
door Ducati worden gecommuniceerd en
beschikbaar worden gesteld voor installatie via
het Ducati Servicenetwerk.
Informatie over updates die nodig kunnen zijn
om de conformiteit van de te
behouden, wordt op de Ducati website
gepubliceerd en de updates worden gedurende
twee jaar vanaf de aankoopdatum van de
 of gedurende de langere looptijd van
de conventionele garantie (indien actief op de
 beschikbaar gesteld voor installatie
bij het Ducati Servicenetwerk.
Verdere updates en nieuwe versies van de
 zullen beschikbaar gesteld worden, in
overeenstemming met het onderhoudsschema
van de motor zoals aangegeven in deze
Gebruiks- en Onderhoudshandleiding, voor
installatie bij het Ducati Servicenetwerk
wanneer de motor onderhouden wordt.
Wij adviseren u om regelmatig de rubriek op de
Ducati website te raadplegen die gewijd is aan
updates en om de My Ducati App te downloaden en
te installeren om op de hoogte te blijven van
beschikbare updates.
Let op
Om de en conventionele (indien van
toepassing) conformiteitsgarantie van de motor te
behouden, bent u verplicht de beschikbaar gestelde
updates zo snel mogelijk en in ieder geval binnen een
redelijke termijn te installeren, waarbij u ook
rekening moet houden met het belang van de
update.
Als de updates niet binnen een redelijke termijn
geïnstalleerd zijn, is Ducati niet aansprakelijk voor
conformiteits- of veiligheidsgebreken die het gevolg
zijn van het niet installeren van de update.
14
Informatie over de
garantie
Algemene garantievoorwaarden
1. Inhoud van de conventionele garantie
1.1 Ducati Motor Holding S.p.A.,
Eenpersoonsvennootschap - Onderneming van de
Audi-groep, gevestigd in Via Cavalieri Ducati n. 3,
40132, Bologna, Italië (hierna “Ducati”), 
in alle landen ter wereld waar zij aanwezig is met haar
 servicenetwerk (zie "World Dealer Guide"
beschikbaar op de site www.ducati.com), haar
nieuwe  geproduceerd voor gebruik op
de weg, gedurende een periode van vierentwintig
(24) maanden zonder kilometerbeperking, vanaf de
datum van levering van de  aan de eerste
eigenaar, tegen fabricagefouten die door Ducati
vastgesteld en erkend zijn.
1.2 In dergelijke gevallen de Klant recht op
reparatie of kosteloze vervanging van de defecte
onderdelen.
1.3 Defecte onderdelen die onder garantie
vervangen worden, worden het eigendom van
Ducati.
1.4 Nieuwe onderdelen die onder garantie
vervangen of gerepareerd worden, vallen onder de
garantie voor de rest van de garantieperiode van de

1.5 Bovendien stelt Ducati in de landen die in het
boekje "Gebruiks- en Onderhoudshandleiding"
worden vermeld, gratis aanvullende wegenwacht-
hulpdiensten ter beschikking van de Klant, via een
specifieke verzekeringspolis die bij ACI GLOBAL
S.p.A. is afgesloten, volgens de specifieke
voorwaarden en bepalingen die daarin worden
vermeld en die hierin als volledig beschreven dienen
te worden beschouwd.
1.6 De onderhavige algemene garantievoorwaarden
(hierna "Garantievoorwaarden" genoemd) doen
geen afbreuk aan de rechtsmiddelen voor
conformiteitsgebreken tegen de verkoper waarover
de consument van rechtswege en kosteloos beschikt
overeenkomstig de Europese regelgeving, zoals in
Italië geïmplementeerd bij Wetsdecr. van 6
september 2005, nr. 206, en latere wijzigingen (de
zgn Consumentenwet): indien een clausule van de
onderhavige Garantievoorwaarden in strijd zou zijn
15
met een dwingende regel van het land waar de
"consument" zijn woon- of verblijfplaats dan
wordt die clausule geacht niet te zijn toegevoegd.
2. Uitzonderingen
2.1 Deze door Ducati aangeboden garantie is niet van
toepassing:
a) op die gebruikt worden voor
 van welke aard ook;
b) op die voor verhuurdoeleinden
worden gebruikt;
c) op onderdelen die onderhevig zijn aan slijtage
of verslechtering ten gevolge van de normale
werking van de (zoals bijvoorbeeld:
banden, secundaire transmissie, riemen,
draadontspanners, bougies,
wrijvingsonderdelen zoals remmen en
koppelingen, de accu van het indien
deze niet voldoende onderhouden wordt met
een Ducati-lader);
d) op defecten die het gevolg zijn van oxidatie of
van weersinvloeden die te wijten zijn aan
omgevingsomstandigheden of
omstandigheden die buiten de norm vallen of
aan het onregelmatig of verkeerd reinigen van
de 
2.2 Onverminderd de bepalingen van de dwingende
bepalingen inzake consumentenbescherming met
betrekking tot de garantie volgens de
16
nationale  tot  en uitvoering van de
Europese wetgeving in de landen die tot de
Europese Unie behoren, kan de Klant geen beroep
doen op deze conventionele garantie voor schade/
defecten die geen verband houden met het
productieproces, zoals, bij wijze van voorbeeld,
schade/defecten die het gevolg zijn van:
nalatigheid bij de uitvoering van het Schema van
Geprogrammeerd Onderhoud dat door Ducati in
 5 hieronder gespecificeerd wordt;
op onjuiste wijze uitgevoerde onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden door andere 
dan de Ducati Dealer en/of Erkende Ducati
garages
montage van reserveonderdelen of accessoires
waarvan het gebruik niet goedgekeurd is door
Ducati;
het niet naleven van de  voor het
gebruik van het  en de uitrusting ervan,
zoals aangegeven in de Gebruiks- en
onderhoudshandleiding;
wijzigingen aan het die door de Klant
en/of derden zijn aangebracht zonder de
uitdrukkelijke toestemming van Ducati;
het niet naleven door de Klant van de
terugroepprogramma's die eventueel door
Ducati zijn ingevoerd.
3. Procedure om de garantie te doen gelden
3.1. Om deze garantie geldig van kracht te laten
blijven, de Klant de plicht om:
a) eventuele defecten aan de  zo snel
mogelijk na de ontdekking ervan te melden bij
een van de op de website www.ducati.com
vermelde Ducati Dealers en/of Erkende Ducati
garages, om de gevolgen die deze defecten
kunnen hebben voor de functionaliteit en de
veiligheid van de te beperken.
b) zich te houden aan het schema voor
geprogrammeerd onderhoud, zoals vastgelegd
in 5 van deze garantievoorwaarden;
1) c) voldoende documentatie te bewaren over alle
onderhouds- en/of reparatiewerkzaamheden
die aan het zijn uitgevoerd
(onderhoudsboekje/belastingbonnetjes/
facturen met vermelding van de uitgevoerde
werkzaamheden en de gebruikte onderdelen).
Een kopie van deze documentatie moet aan de
Dealer/Erkende Garage worden overhandigd bij
wie de garantieclaim wordt ingediend, die zal
17
kunnen nagaan of de werkzaamheden correct
zijn uitgevoerd.
3.2 Ten behoeve van de traceerbaarheid die nodig is
voor de uitvoering van het beleid voor technische- en
veiligheidsupdates in geval van
eigendomsoverdracht van de is de
nieuwe eigenaar verplicht om Ducati op de hoogte te
stellen van de verandering van eigenaar, door dit
binnen (30) dagen na de datum van
eigendomsoverdracht door te geven aan de Ducati
Klantenservice via de contactgegevens die
beschikbaar zijn op de website www.ducati.com of bij
het netwerk van erkende Ducati dealers en/of
Erkende Garages.
4. Beperkingen van de aansprakelijkheid
4.1 Met uitzondering van de bepalingen van de
dwingende nationale reglementeringen die van
toepassing zijn op de "consument" en de relatieve
bepalingen over de verantwoordelijkheid van de
fabrikant, is Ducati niet verantwoordelijk in geval van
schade aan zaken en/of personen veroorzaakt door
de of tijdens het gebruik ervan.
4.2 Eventuele defecten of in de
reparatie of vervanging van de 
veroorzaakt door Ducati Dealers en/of Erkende
Garages geven de Klant geen recht op enige
vergoeding van Ducati, noch op enige uitbreiding
van de garantie zoals uiteengezet in deze
Garantievoorwaarden, onverminderd de rechten en
acties van de Klant met betrekking tot de Dealer en/
of de Erkende Garages die nalatig/verzuimend zijn.
4.3 Deze garantie, onder de hierin aangegeven
voorwaarden, vormt de enige conventionele
garantie die door Ducati geboden wordt, behoudens
de mogelijkheid van uitbreiding door middel van
aanvullende garanties die door Ducati geboden
worden.
4.4 Ducati behoudt zich het recht voor om
veranderingen en verbeteringen aan te brengen in
elk model van haar zonder de
verplichting om die veranderingen op reeds
verkochte door te voeren.
4.5 Deze Garantievoorwaarden worden ook
uitgebreid tot de volgende eigenaars van de
 op voorwaarde dat de bepalingen van
het voorgaande  3 worden nageleefd. Ducati is in
geen geval aansprakelijk voor gebreken van de
 die toe te schrijven zijn aan het nalaten
Ducati op de hoogte te stellen van de verandering
van eigenaar van die 
18
4.6 Behalve in het geval van "consument" of indien
anders bepaald door een dwingende bepaling die
van kracht is in het land van de Klant, is de Rechtbank
van Bologna, Italië, exclusief bevoegd voor alle
geschillen in verband met deze
Garantievoorwaarden.
4.7 Deze Garantievoorwaarden worden bepaald door
de Italiaanse wet.
5. Schema van geprogrammeerd onderhoud en
verrichtingen vóór de levering
5.1 De verrichtingen vóór de levering worden door de
verkoper uitgevoerd.
5.2 Ducati het plan voor gepland onderhoud,
gepubliceerd in de "Gebruiks- en
onderhoudshandleiding", opgesteld om het hoogst
mogelijke niveau van prestaties en
veiligheid van haar te handhaven.
5.3 De precieze uitvoering van de
 in de hieronder aangegeven
termen, is een noodzakelijke voorwaarde om het
 in een correcte gebruikstoestand te houden
en de van deze garantie te
garanderen. De volgende verplichte
 moeten tegen betaling worden
uitgevoerd:
eerste binnen zes (6)
maanden na de levering van de aan
de Klant of binnen de eerste 1.000 kilometer /
600 mijl afgelegde afstand;
tweede en volgende  bij het
bereiken van de uiterste kilometerstand die in
het onderhoudsplan is voorzien en in ieder geval
binnen twaalf (12) maanden na de voorgaande

19
Alle kosten in verband met de 
(arbeidsloon en materiaal), inclusief die van de
eerste van de 1.000 km / 600 mijl
afgelegde afstand, zijn ten laste van de Klant.
5.4 Elk onderhoud aan de moet
uitgevoerd worden in overeenstemming met de
aanbevelingen en procedures van Ducati, zonder
enige beperking, met inbegrip van de procedures die
in de "Gebruiks- en Onderhoudshandleiding"
vermeld staan. Elk defect/schade aan het 
veroorzaakt door onjuist of onvoldoende onderhoud
zal de toepasbaarheid van de garantie uitsluiten.
5.5 Om de regelmatige uitvoering van de voor elk
onderhoud voorziene handelingen te is
het, naast de van de uitvoering van de
 door middel van specifieke
stempels en/of aantekeningen door de Dealer en/of
erkende Ducati Garage in het Onderhoudsboekje dat
bij de geleverd is, noodzakelijk om de
belastingbonnen/facturen met betrekking tot de
uitgevoerde te bewaren,
waarop de details van de uitgevoerde handelingen
vermeld staan; deze documentatie kan door de
Technische Assistentie van Ducati gecontroleerd
worden met het oog op het verlenen van de diensten
die in deze Garantievoorwaarden uiteengezet
worden.
20
Als u uw motor in Australië of Nieuw-Zeeland gekocht hebt
Let op
A reference to ‘you’ is a reference to the Customer.
If you purchased your motorbike in Australia:
Our goods come with guarantees that cannot be excluded under the Australian Consumer Law. You are
entitled to a replacement or refund for a major failure and compensation for any other reasonably fore‐
seeable loss or damage. You are also entitled to have the goods repaired or replaced if the goods fail to be
of acceptable quality and the failure does not amount to a major failure.
If you purchased your motorbike in New Zealand:
Our goods come with guarantees that cannot be excluded under the Consumer Guarantees Act 1993. You
are entitled to a replacement or refund for a failure of substantial character and compensation for any other
reasonably foreseeable loss or damage. You are also entitled to have the goods repaired or replaced if the
goods fail to be of acceptable quality and the failure does not amount to a failure of substantial character.
21
The benefits given to you by the warranty set out in this Owner’s manual are in addition to any other rights
and remedies you have under a law in relation to the motorcycle. If any provision of the general warranty
conditions set out in this booklet should exclude or limit any rights under the Australian Consumer Law or
the Consumer Guarantees Act 1993 (National Law), such provision is null and void. In circumstances where
your rights under the National Law are greater than your rights under the Warranty, Ducati will honour your
rights under the National Law.
To make a claim under the Warranty you must notify one of the Ducati Authorised Dealers and/or Works‐
hops listed in the “Dealer Locator” (available at www.ducati.com) of any defects of the motorcycle within
two (2) months of becoming aware of the defect. If you have any questions, you may contact Ducati ANZ Pty
Ltd ACN 636 589 430 at Level 6, 895 South Dowling Street, Zetland NSW 2017 or by email at contac‐
tus@ducati.com or by phone on 1300 11 26 06 (AU) / 0800 382 284 (NZ).
You must bear the expense of claiming under the Warranty.
22
Infotainment
Infotainment (indien aanwezig)
Als de Bluetooth-regeleenheid geïnstalleerd is,
wordt het infotainmentsysteem geactiveerd.
Met het infotainmentsysteem kunnen apparaten
zoals bestuurdershelm, 
 passagiershelm en navigatiesysteem via
Bluetooth worden aangesloten, zodat de bestuurder
inkomende en uitgaande telefoongesprekken kan
beheren en muziek kan afspelen via de 
Voor het koppelen en beheren van Bluetooth-
apparaten, zie pag. 24.
Voor het afhandelen van telefoongesprekken
zie pag. 34.
Voor het beheer van de muziekspeler, zie pag.
39.
23
Koppelen en beheren van Bluetooth-
apparaten (indien aanwezig)
Deze functie is alleen beschikbaar indien de
Bluetooth-regeleenheid geïnstalleerd is en dient
voor het beheer van Bluetooth-apparaten die al
toegevoegd zijn en het toevoegen van nieuwe
apparaten.
Selecteer met de knoppen (1) en (2) het item
“SETTING MENU” in het functiemenu (pag. 167) en
druk op de knop (4).
Kies de aanduiding "BLUETOOTH" met behulp van
de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven
heeft.
Het BLUETOOTH-menu kan niet geopend worden
als de speler geactiveerd is, tijdens een inkomend
gesprek of tijdens een recall-functie.
1
24
Fig 1
24
Wanneer de functie geopend wordt, toont het
instrumentenpaneel het aantal aangekoppelde
apparaten (indien aanwezig) in plaats van de tijd met
een 1-cijferig nummer.
Dit nummer staat voor het aantal reeds
aangekoppelde apparaten (max. 5). Als er reeds 5
aangekoppelde apparaten zijn, wordt het volgende
getoond: “PAIRING” zonder de overeenkomstige
rand.
Als minstens één apparaat reeds aangekoppeld is,
wordt de naam van het eerste aangekoppelde
apparaat weergegeven. Als dit niet het geval is,
wordt “NO DEVICE” weergegeven.
Met de knoppen (1) en (2) kunt u achtereenvolgens
de menu-optie PAIRING (knipperende rand) en de
naam van het eerste aangekoppelde apparaat (als
minstens één apparaat reeds aangekoppeld is)
selecteren.
Als u nu op de knop (4) drukt:
kunt u één of meer Bluetooth-apparaten
aankoppelen als de menu-optie "PAIRING"
(knipperende rand) is geselecteerd;
kunt u reeds aangekoppelde apparaten wissen
wanneer de naam van het eerste apparaat
knippert;
Druk 2 seconden lang op de knop (2) om de functie af
te sluiten.
1
24
Fig 2
25
Associatie nieuw apparaat (Pairing)
Met deze functie kunt u met de bediening
"PAIRING" één of meer Bluetooth-apparaten
associëren (paren).
Stel het Bluetooth-apparaat zodanig in dat de
regeleenheid het kan vinden. Schakel het apparaat
vervolgens in en maak het zichtbaar.
Een Bluetooth-apparaat dat zichtbaar is gemaakt,
verzendt een draadloos signaal waardoor het door
andere apparaten kan worden gezien. Dit wordt
koppelen genoemd.
De is uitgerust met een Bluetooth-
regeleenheid die als een "brug" tussen de
verschillende ondersteunde elektronische
apparaten die een 
 hebben.
Opmerkingen
Er kunnen maximaal 2 1
bestuurdersheadset en 1 passagiersheadset en 1
navigatiesysteem gekoppeld worden.
Let op
De fabrikanten van en headsets
kunnen de standaardprotocollen gedurende de
levenscyclus van de apparaten en
headsets) wijzigen.
Let op
Ducati deze wijzigingen niet. Dit
kan echter van invloed zijn op de diverse functies van
de Bluetooth-headsets (delen van muziek, afspelen
van multimedia, enz.) en op bepaalde 
(naargelang de ondersteunde Bluetooth-profielen).
Daarom kan Ducati het afspelen van multimedia niet
waarborgen voor:
Alle headsets en die verkrijgbaar
zijn;
 die de vereiste Bluetooth-
profielen niet ondersteunen.
Verifieer of uw de volgende profielen
ondersteunt:
MAP-profiel: voor de correcte weergave van
mms- en sms-berichten;
PBAP-profiel: voor de correcte weergave van de
gegevens die zijn opgeslagen in het
telefoonboek van de 
26
Achterdemper afstellen
De achterdemper is voorzien van uitwendige
bedieningsorganen om de wielophanging van de
motorfiets afhankelijk van de belasting af te stellen.
Het is met de stelschroef (1), bij de onderste
schokdemperbevestiging aan de vork mogelijk om
de hydraulische schokdemping (terugkeren in
ruststand) te regelen.
Met de knop (2), links op de wordt demotorfiets,
voorspanning van de buitenste veer van de
schokdemper geregeld.
De stelschroef (3) op het expansievat van de
schokdemper regelt de hydraulische rem tijdens de
compressiefase.
Verwijder het zadel (zie hoofdstuk “Zadelslot”) en til
het deksel (4) op voor toegang tot de stelschroef (3).
21
Fig 67
3
4
Fig 68
99
Bedieningsorganen
Plaats van de bedieningsorganen op
de motorfiets
Let op
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waar de
bedieningsorganen zich bevinden die u moet
gebruiken om met de te kunnen rijden.motorfiets
Lees de beschrijvingen aandachtig door voordat u
deze bedieningsorganen gebruikt.
1) Instrumentenpaneel.
2) Sleutelblokkering.
3) Stuurschakelaar links.
4) Koppelingshendel.
5) Pedaal achterrem.
6) Stuurschakelaar rechts.
7) Gashendel.
8) Remhendel voorrem.
9) Versnellingspedaal.
1
4
3
95
6
7
8
2
Fig 69
101
Stuurschakelaars
6
3
7
1
2
5
4
3a 3B
8
9
10
10a
10b
Fig 70
102
Controle lampen
Dimlicht/groot licht
Bij key-on worden het dim- en grootlicht niet
ingeschakeld maar wordt uitsluitend het
positielicht ingeschakeld.
Na het van de motor wordt het dimlicht
automatisch ingeschakeld. Omschakelen tussen
dimlicht en grootlicht doet u met de knop (7)
standen (B) en (A) en knipperen met grootlicht met
de knop (3). Indien de motor na de key-on niet
 wordt, is het toch mogelijk het dimlicht/
grootlicht te activeren met de knop (7) in stand (B) en
(A) of een knippersignaal te geven met de knop (3) op
de linker stuurschakelaar.
De lichten worden opnieuw gedeactiveerd als
de motor niet wordt binnen 60 seconden na
de handmatige inschakeling van het dimlicht/
grootlicht.
Om de accu van de motor te sparen, wordt de
koplamp automatisch uitgeschakeld als tijdens het
 van de motor het dim- en grootlicht is
ingeschakeld. De koplamp wordt weer ingeschakeld
als de motor is 
A
B
73
Fig 71
104
Mistlampen (optie)
U kunt de functie mistlampen activeren door op de
knop (5) te drukken.
De activering van de mistlampen wordt aangegeven
door het waarschuwingslampje (C).
5
Fig 73
C
Fig 74
106
Functie Hazard (4 pijltjes)
Met de Hazard-functie kunt u  de vier
richtingaanwijzers inschakelen om een noodsituatie
aan te duiden.
Deze functie wordt geactiveerd door op de knop (6)
te drukken.
Als de Hazard-functie geactiveerd is, knipperen de
vier richtingaanwijzers en de lampjes op het
instrumentenpaneel en synchroon.
Als de “Hazard”-functie geactiveerd is, bij het
uitschakelen van het (sleutel op “OFF”) de
functie geactiveerd tot de gebruiker de functie met
de hand of tot deze automatisch wordt
gedeactiveerd na 1 uur, om de accuspanning te
behouden.
In is het niet mogelijk de Hazard-functie te
activeren.
Opmerkingen
Als bij key-on de "Hazard" functie nog altijd
actief is, zal de functie geactiveerd blijven (tijdens de
initiële controle van het instrumentenpaneel is het
mogelijk dat de bediening van de richtingaanwijzers
tijdelijk wordt onderbroken).
Opmerkingen
Als op een bepaald moment de functie is
ingeschakeld en de accu onverwacht wordt
losgekoppeld, schakelt het instrumentenpaneel als
de accuspanning wordt hersteld, de functie uit.
Opmerkingen
De functie "Hazard" de prioriteit ten
opzichte van de normale functionering van de
richtingaanwijzers. Zolang deze functie geactiveerd
is, kunt u de richtingaanwijzer naar rechts of naar
links dus niet activeren.
6
Fig 75
107
Sleutels
Samen met de worden 2 sleutels
geleverd.
Deze sleutels  de "code van het
immobilizer-systeem".
De sleutels (B) zijn bestemd voor een normaal
gebruik. U kunt ze gebruiken voor:
het 
het openen van de dop van de 
het ontgrendelen van het zadelslot.
Let op
Scheid de sleutels en benut slechts één van de
twee sleutels voor het gebruik van de 
De sleutels laten bijmaken
De klant moet alle sleutels in zijn/haar bezit met zich
meenemen als hij/zij zich voor het laten bijmaken
van extra sleutels tot het servicenetwerk van Ducati
richt.
Het servicenetwerk van Ducati slaat in dit geval de
nieuwe en de al bestaande sleutels in het bezit van
de klant op.
Het servicenetwerk van de Ducati kan de klant
vragen om aan te tonen dat hij/zij de daadwerkelijke
eigenaar/eigenares van de is.
De codes van de sleutels die niet tijdens het opslaan
worden gepresenteerd, zullen uit het geheugen
worden gewist. Op deze manier wordt gewaarborgd
dat eventueel verloren sleutels de motor niet
kunnen 
Immobilizer systeem
Om de beter tegen diefstal te
beschermen, is deze voorzien van een elektronisch
systeem dat de motor (immobilizer) en dat
automatisch geactiveerd wordt op het moment dat u
het instrumentenpaneel uitschakelt.
B
Fig 76
108
Elke sleutel bevat in zijn greep een elektronisch
systeem dat tot taak om een signaal te
moduleren. Dit signaal wordt tijdens het 
verzonden naar een speciale antenne. Dit signaal is
een "wachtwoord" dat als de motor wordt
ingeschakeld. Dankzij dit signaal wordt de sleutel
door de regeleenheid herkend waarna u de motor
kunt 
109
Contactschakelaar en stuurslot
Deze bevindt zich voor de   en
vier standen:
A) : de werking van de lampen en de
motor;
B) : de werking van de lampen en de
motor;
C) : de stuurinrichting is geblokkeerd;
D) : positielicht en stuurvergrendeling.
Opmerkingen
Om de contactsleutel op de laatste twee
standen te dient men de sleutel in het
contact te drukken en deze vervolgens om te
draaien. De sleutel kan in de standen (B), (C) en (D)
uit het contact worden verwijderd.
A
C D
B
Fig 77
110
Deblokkering voertuig met pincode
U kunt het  tijdelijk ontgrendelen door in het
instrumentenpaneel uw pincode in te voeren als het
systeem voor de herkenning van de sleutel niet
  of de sleutel een storing
Het instrumentenpaneel de mogelijkheid
om de deblokkeringscode in te voeren als de functie
PIN CODE geactiveerd is. De aanduiding "PIN:", de
knipperende waarde "0" en de drie streepjes " - - - "
worden weergegeven.
1
24
Fig 78
111
Code invoeren
1) Bij elke druk op de knop (1) neemt het cijfer met
een stap (+1) toe tot "9" bereikt is en zal
vervolgens weer bij "0" beginnen.
2) Bij elke druk op de knop (2) neemt het cijfer met
één stap (-1) af tot "0" bereikt is, waarna het
vervolgens weer bij "9" zal beginnen.
3) Bevestig het cijfer en ga verder naar het
volgende cijfer met een druk op de knop (4): de
"0" van het volgende cijfer gaat knipperen.
4) Herhaal de handelingen van de stappen 2) - 3)
tot u de 4 cijfers van de PINCODE ingevoerd en
bevestigd heeft.
Met een druk op de knop (4) ter bevestiging van het
vierde en laatste cijfer (A):
zal het instrumentenpaneel 2 seconden lang
knipperend "WRONG" (B) weergeven als de
ingevoerde PINCODE niet juist is. Als deze 2
seconden zijn verstreken, biedt het
instrumentenpaneel de mogelijkheid om de
PINCODE opnieuw in te voeren met de
weergave van de aanduiding "PIN", de
knipperende waarde "0" en drie streepjes "- - -".
als de PINCODE juist is, hetgeeft
instrumentenpaneel 2 seconden lang
A
B
C
1
24
Fig 79
112
knipperend (C) “PIN:” en “OK” weer. Vervolgens
wordt het hoofdscherm weergegeven.
Als u tijdens het invoeren van de PINCODE 2
minuten lang geen enkele handeling verricht, wordt
het instrumentenpaneel automatisch
uitgeschakeld.
Het instrumentenpaneel laat 2 seconden lang
"ERROR" zien en gedraagt zich net als in het geval
van "WRONG" als zich tijdens de controle van de
pincode een probleem voordoet.
Belangrijk
Raadpleeg een erkende Ducati Garage om het
probleem zo snel mogelijk te laten verhelpen, als u
het op deze manier moet  
113
De koppelingshendel
Als men de hendel (1) in de richting van de handgreep
trekt bedient men de koppeling.
Lichtjes trekken is voldoende, omdat dit
mechanisme hydraulisch werkt.
De bedieningshendel is uitgerust met een knop (2)
waarmee men de afstand tussen de hendel en de
knop op het stuur kan afstellen.
Deze afstand is afgesteld op 10 klikken van de knop
(2).
Als rechtsom wordt gedraaid, wordt de hendel
verder van de knop verwijderd. Andersom, naar links,
zet u de hendel dichterbij.
Als u de koppelingshendel op een correcte manier
gebruikt, gaat de motor langer mee en voorkomt u
beschadigingen aan de transmissiedelen.
Let op
De koppelingshendel dient te worden
afgesteld terwijl de stilstaat.
Let op
Lees de aanwijzingen beschreven in de
paragraaf “De motor en ermee rijden",
alvorens deze bedieningen te gebruiken.
Opmerkingen
Het is mogelijk de motor te met de
standaard open en de versnelling in de vrijstand,
maar ook met de versnelling ingeschakeld, waarbij
de koppelingshendel aangetrokken moet blijven (in
dit geval moet de standaard gesloten zijn alvorens
de versnelling in te schakelen).
1
2
Fig 80
114
De hendel van de voorrem
Als men de hendel (1) in de richting van de gashendel
trekt, remt men met de voorrem. Lichtjes trekken is
voldoende, omdat dit mechanisme hydraulisch
werkt.
De bedieningshendel (1) is uitgerust met een knop
(2) waarmee men de afstand tussen de hendel en de
knop op het stuur kan afstellen.
De afstelling voorziet in een totaal van 10 slagen:
door de knop (2) rechtsom te draaien, beweegt de
hendel (1) weg van de gashendel, of denadert
gashendel in het omgekeerde geval.
12
Fig 82
116
Het pedaal van de achterrem
Trap om de achterrem in te schakelen het pedaal
met de voet naar beneden.
Het bedieningssysteem werkt hydraulisch.
Het Vehicle Hold Control-systeem (VHC) wordt
geactiveerd als een grote druk op het
achterrempedaal wordt uitgeoefend en de
voorwaarden voor de activering van het systeem
bestaan, zie de paragraaf “Vehicle Hold Control
(VHC)”.
Fig 83
117
Het versnellingspedaal
Het versnellingspedaal een tussen-ruststandheeft
N met automatische terugkeer. Het
versnellingspedaal bevindt zich in deze stand als het
lampje N op het instrumentenpaneel gaat branden.
Het pedaal kan worden verzet:
naar beneden = het pedaal indrukken om in de 1 e
versnelling te komen en om terug te schakelen.
Hierdoor gaat het lampje N op het
instrumentenpaneel uit;
naar boven = het pedaal omhoog laten komen
om de 2 de en respectievelijk de 3 de , 4de , 5de en
6de versnelling in te schakelen.
Elke pedaalstand komt telkens overeen met een
versnelling.
N1
6
5
4
3
2
Fig 84
118

Voorzorgsmaatregelen tijdens de
inrijperiode van de 
Maximum toerental
Voorgeschreven toerental tijdens inrijden en
normaal gebruik:
1) Tot 1000 km (600 mi);
2) Tussen 1000 (600 mi) en 2500 km (1500 mi).
Tot 1000 km (600 mijl)
Tijdens de eerste 1000 (600 mi) km dient men de
toerenteller in de gaten te houden. De snelheid niet
overschrijden van: 5.500÷ (tot en met) 6.000 min -1
mag absoluut niet worden overschreden.
Tijdens de eerste uren van het inrijden van de
 is het aangeraden om de belasting en het
toerental te wijzigen, binnen de
voorgeschreven limieten.
Met name wegen met veel bochten en hellingen,
waarop de motor, de remmen en de ophangingen
goed kunnen inlopen, zijn geschikt.
Tijdens de eerste 100 km (60 mi) en met name tijdens
het remmen is voorzichtigheid geboden: voorkom
dat u bruusk en lang remt om het wrijvingsmateriaal
op de remblokken de kans te geven gelijkmatig af te
slijten.
Om alle mechanische delen  de kans te
geven hun bewegingen op elkaar af te stemmen en
met name om de belangrijkste motororganen nooit
in gevaar te brengen, raden wij aan niet bruusk te
versnellen en de motor niet te lang op het hoogste
toerental te laten draaien. Voorkom dit met name op
hellingen.
Wij raden bovendien aan de vaak te
controleren en indien nodig te smeren.
Tijdens de eerste 1000 km (600 mi) van de
 (inrijperiode van het  of tot
de eerste is een  
toerentalbegrenzer ingesteld die wordt aangegeven
wanneer de streep van de wijzer ambergeel wordt.
Wanneer de streep van de wijzer ambergeel wordt en
  het instrumentenpaneel aan dat er
naar de volgende versnelling moet worden
doorgeschakeld waarbij dat toerental dus niet mag
worden overschreden.
120
De streep van de wijzer wordt niet weergegeven als
het toerental lager is dan 1000 rpm.
121
Controleren voor het 
Let op
Als u de motor niet voordat u
 kan deze zwaar beschadigd raken en lopen
bestuurder en bijrijder kans op ernstige
verwondingen.
Voordat u begint te rijden, dient u de volgende
punten te controleren:
DE BRANDSTOF IN DE BRANDSTOFTANK
Controleren hoeveel brandstof er in de tank zit.
Indien nodig, tanken (“Brandstof tanken").
HET MOTOROLIEPEIL
Controleer het peil in de  door middel van
het Indien nodig, bijvullen
(“Motoroliepeil controleren”).
REM- EN KOPPELINGVLOEISTOF
Controleer het vloeistofpeil in de
respectievelijke tanks (“Remvloeistofpeil
controleren”).
KOELVLOEISTOF
Controleer het vloeistofpeil in het expansievat;
indien nodig, bijvulen (“Koelvloeistofpeil
controleren en eventueel bijvullen").
STAAT VAN DE BANDEN
Controleer de spanning en de slijtage van de
banden (“Tubeless banden”).
FUNCTIONERING VAN DE BEDIENINGEN
Controleer of de hendels en pedalen van
remmen, koppeling, gas en versnelling correct
werken.
LAMPEN EN SIGNALEN
Controleer of de lampen voor verlichting en
signalering goed werken en of de claxon goed
 Vervang de lampen als deze zijn
doorgebrand (“Dim- en grootlicht vervangen”).
SLOTEN
Controleer de vergrendeling van de tankdop
(“Dop  en het zadel (“Zadelslot”).
STANDAARD
Controleer of de zijstandaard goed opent en
sluit en controleer de positie ervan
(“Zijstandaard”).
122
ABS-lampje
Na Key-on het ABS-lampje (6) branden.
Het waarschuwingslampje gaat uit als u de snelheid
van 5 km/h (3 mph) overschrijdt om te bevestigen dat
het ABS-systeem correct 
Let op
Stel in het geval van onregelmatigheden het
 uit en neem contact op met een Dealer of
een Erkende Ducati Garage.
6
Fig 87
123
ABS
Controleer of de meetwielen voor (1) en achter (2)
goed schoon zijn.
Let op
Als de bedekt zijn, werkt het
ABS-systeem niet correct. Op erg modderige wegen
is het raadzaam om het ABS-systeem uit te
schakelen omdat deze plots verkeerd kan gaan
werken.
Let op
Door een langdurige wheelie kan het ABS-
systeem worden uitgeschakeld.
1
Fig 88
2
Fig 89
124
Motor 
Let op
Zorg ervoor dat u de bedieningsorganen kent
die u tijdens het rijden nodig heeft.
Let op
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn en kunnengiftig
bewusteloosheid of binnen zeer tijd zelfs eenkorte
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Inschakeling
Draai de sleutel in stand (A) .
Controleer of het groene lampje N (1) en het rode
lampje (2) op het instrumentenpaneel branden.
Belangrijk
Het oliedruklampje moet enkele seconden
nadat de motor is aangeslagen weer uit gaan.
A
Fig 90
Fig 91
125
Let op
De zijstandaard moet ingeklapt zijn (ruststand,
horizontaal), omdat anders de veiligheidssensor het
 onmogelijk maakt.
Opmerkingen
De kan worden als de 
zijstandaard uitgeklapt is en de koppeling in zijn vrij
staat, of als de koppeling is ingeschakeld en de
koppelingshendel ingetrokken wordt (in dit geval
moet de zijstandaard ingeklapt zijn).
Controleer of de  (3) in de
stand (B) is geplaatst.
Druk de schakelaar (3) omlaag (C) en laat deze
los.
Laat de spontaan zonder dat u 
de gashendel gebruikt.
Opmerkingen
Het systeem automatisch het
slepen van de als de accu leeg is.
Belangrijk
Breng de motor niet op een hoog toerental als
deze koud is. Wacht tot de olie warm is en tot alle
punten die dit nodig hebben hiermee zijn gesmeerd.
Let op
Als u de motor te lang laat draaien terwijl het
 stilstaat, kan er schade ontstaan door
 als gevolg van onvoldoende koeling.
Laat de motor niet onnodig draaien als het 
stilstaat. Ga meteen na het rijden.
3 B
C
Fig 92
126
Uitschakeling
Beweeg de rode schakelaar (3) naar boven in stand
(D) .
3 D
Fig 93
127
De en ermee 
rijden
1) Trek de zijstandaard omhoog totdat de
standaard horizontaal geplaatst is, wat
bevestigd wordt door het doven van het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel.
2) Ontkoppel de koppeling met de
bedieningshendel.
3) Duw de versnellingshendel in met de punt van
uw voet en een besliste beweging om deze in
eerste versnelling te 
4) Geef gas met behulp van de gashendel en laat
 langzaamaan de koppelinghendel
los. Het begint te rollen.
5) Laat de koppelingshendel helemaal los en geef
gas.
6) Om over te schakelen naar een hogere
versnelling, de gashendel helemaal sluiten voor
een lager toerental, de koppelinghendel
intrekken, het versnellingspedaal naar boven
duwen en de koppelinghendel loslaten. U kunt
als volgt van een hogere naar een lagere
versnelling terugschakelen: laat de gashendel
los, trek de koppelinghendel in, geef even gas
om alle tandwielen te synchroniseren, schakel
terug naar een lagere versnelling en laat de
koppelinghendel los.
Gebruik de bedieningen op passende wijze en tijdig:
op een helling, wanneer de snelheid
 dient u onmiddellijk naar een lagere
versnelling terug te schakelen. Doet u dit niet, dan
onderwerpt u het hele (en niet alleen de
motor) aan vreemde overbelastingen.
Let op
Niet plotseling gas geven: u kunt de motor
"verzuipen" en de transmissiedelen forceren. Laat de
koppeling niet uit staan tijdens het rijden: dit kan tot
 en dus overmatige slijtage van alle
wrijvingsorganen leiden.
Let op
Door een langdurige wheelie kan het ABS-
systeem worden uitgeschakeld.
128
Remmen
Rem tijdig af, schakel terug om de rem op de motor
te gebruiken en rem vervolgens met beide remmen
af. Voordat de stilstaat, de
koppelinghendel intrekken om te voorkomen dat de
motor plotseling afslaat.
ABS-systeem
Voor remmen in moeilijke situaties is veel
rijdeskundigheid nodig. Remmen is één van de
moeilijkste en gevaarlijkste momenten tijdens het
besturen van een tweewieler: het gevaar voor vallen
of ongevallen is op dit moment immers aanzienlijk
groter dan in alle andere gevallen. Als het voorwiel
wordt geblokkeerd, ontbreekt de stabiliserende
werking van de wrijvingselementen, waardoor men
de controle over het  verliest.
Om de volledige remkracht van de in alle
noodsituaties, op moeilijke terreinen of in moeilijke
klimaatomstandigheden te werd het
ABS-systeem ontwikkeld om blokkering van de
wielen (ABS) tegen te gaan.
Dit is een hydraulisch-elektronisch mechanisme dat
de druk in het remcircuit op het ogenblik
waarop de sensor, die op het wiel zit, dat
het wiel wordt geblokkeerd.
De onmiddellijke drukafname zorgt ervoor dat het
wiel draaien en het contact met het wegdek
niet verliest. De ABS-regeleenheid zorgt ervoor dat
de druk in het circuit weer normaal wordt en dat het
 dus weer remt, en herhaalt deze drukcyclus
totdat het probleem volledig is verdwenen. Als het
mechanisme tijdens het remmen in werking treedt,
kan dit worden waargenomen door een lichte
pulserende weerstand in het rempedaal en de
remhendel.
De bedieningen en het beheer van de remsystemen
voor en achter vinden nooit gescheiden van elkaar
plaats: het ABS waarmee het is uitgerust
zorgt voor een afremming waarbij het systeem van
de voorrem met het systeem van de achterrem
wordt verbonden als u uitsluitend de voorrem
aantrekt. Het tegengestelde vindt echter niet
plaats: de bediening van de achterrem is niet van
invloed op het systeem van de voorrem.
Mocht u dit willen, dan kan het systeem op het
instrumentenpaneel gedeactiveerd worden door het
niveau op OFF te plaatsen in de Riding Mode die u
wilt deactiveren.
129
De  
Snelheid verminderen, terugschakelen en de
gashendel loslaten. Naar de eerste versnelling
terugschakelen en dan de versnelling in de neutrale
stand 
Remmen en de tot stilstand brengen.
Schakel de motor uit door de schakelaar (1) omhoog
te verplaatsen.
Voer de  van het  uit door de sleutel
naar de stand (2) te verplaatsen.
Belangrijk
Bij motor de sleutel niet op ON,
stand (3), laten om schade aan de elektrische
componenten te vermijden.
1
Fig 94
2 3
Fig 95
131
Let op
Sloten of vergrendelingssystemen die 
dat de kan worden verplaatst (bijv.
schijfremsloten, enz...) zijn
bijzonder gevaarlijk en kunnen de de
bestuurder en de passagier in gevaar brengen.
133
Tanken
Niet te veel brandstof in de tank doen. Het
brandstofpeil moet onder de vulopening in de holte
van de dop blijven.
Let op
In extreme gevallen kan de druk van de brandstof in
de tank leiden tot het van brandstof
tijdens het openen van de dop.
Open de dop altijd langzaam en voorzichtig.
Als een sissend geluid wordt gehoord bij het openen
van de dop, wacht dan tot het gesis stopt alvorens de
dop volledig te openen.
Dit geluid is te wijten aan de afvoer van restdruk
vanuit de Wanneer dit geluid
ophoudt, betekent dit dat de restdruk volledig is
afgevoerd.
De hierboven beschreven situatie is waarschijnlijker
bij warme klimaatomstandigheden.
Let op
Gebruik een brandstof met een laag
loodgehalte en een minimum octaangetal 95.
Let op
Het is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10).
Het gebruik van benzine met een ethanolgehalte
van meer dan 10% is verboden. Het gebruik van een
dergelijke brandstof kan ernstige schade aan de
motor en de onderdelen van de 
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
MAX
Fig 97
134
Brandstoflabel
Het aangeduide label de aanbevolen
brandstof voor dit 
1) De referentie E5 op het label  het gebruik aan
van benzine met een maximaal zuurstofgehalte van
2,7 gewichtsprocent en een maximaal
ethanolgehalte van 5% vol, volgens EN 228.
2) De referentie E10 op het label het gebruik
aan van benzine met een maximaal zuurstofgehalte
van 3,7 gewichtsprocent en een maximaal
ethanolgehalte van 10% vol, volgens EN 228.
1
2
Fig 98
135
Meegeleverde accessoires
In de ruimte onder het passagierszadel (1) zijn de
handleiding en een gereedschapskit (2) opgeborgen.
De gereedschapskit bevat:
Een 
Een handgreep voor de schroevendraaier.
Inbussleutel 8 mm (0.31 in).
Inbussleutel 5 mm (0.20 in).
Een zekeringtang.
Een steeksleutel 8/10.
Een stang voor een pijpsleutel, diameter 6 mm
(0.24 in).
Een bougiesleutel.
Inbussleutel 4 mm (0.16 in).
Inbussleutel 6 mm (0.24 in).
Verwijder het passagierszadel om de ruimte te
bereiken.
1
2
Fig 99
136
Waarschuwingslampjes
1 10
9
2
3
4
5
6
11
13 13
12
8
7
6
12
14
Fig 100
138
nr KleurBeschrving
veroorzaken. Laat het voertuig indien mogelk ophalen en laat de storing
verwderen rd door een erkende Ducati garage en in ieder geval lang‐
zaam, sterke versnellingen en inhaalmanoeuvres.vermd
10 Diagnostiek ABS
knipperend: ABS geplaatst in zelfdiagnose en/of werkt met beperkte
prestaties;
aan: ABS uitgeschakeld en/of werkt niet wegens een storing in de ABS-
regeleenheid.
Ambergeel
11 Algemene fout LCD-display
12 Toerentalbegrenzer / immobilizer Rood
13 Interventie DTC Ambergeel
14 VHC LCD-display
140
Belangrijk
Indien op het display de tekst "TRANSPORT MODE" verschijnt, dient u zich direct te wenden tot uw
Ducati Dealer die deze direct zal verwijderen, teneinde de volledige functionering van de motor te
garanderen.
Bij de inschakeling verricht het instrumentenpaneel een initiële check voor de controle van de lampjes en het
display:
de lampjes gaan één voor één branden, terwijl op het display progressief de balk van het toerental en de
aanduiding van de snelheid worden geactiveerd.
Aan het einde van de controle toont het instrumentenpaneel het hoofdscherm met de weergave van de
voorziene functies en de eventuele inschakeling van de lampjes.
Als het tijdens de initiële check de snelheid van 5 km/u (3 mph) overschrijdt, onderbreekt hetvoertuig
instrumentenpaneel onmiddellijk de controle van de lampjes en het display en wordt het hoofdscherm
weergegeven.
141
nr Beschrving
1 Snelheid
Wordt weergegeven verhoogd met 5% samen met de ingestelde meeteenheid (km/h of mph).
2 Versnelling
3 Toerenteller (pag. 147)
4 Motorkoelvloeistof-temperatuur (°C of °F)
Het weergavebereik van de temperatuur is +40 °C ÷ +120 °C (+104 °F ÷ +248 °F).
Als de temperatuur lager is dan +40°C (+104°F), wordt "LO" weergegeven en als hoger is dan
+120°C (+248°F) wordt "HI" in het knipperend rood weergegeven.
Let op
In het geval van een  wordt geadviseerd om, als dit  is, langzamer te gaan
 zodat de koelinstallatie de temperatuur van de motor kan laten zakken. Als het verkeer dit niet
toestaat, stopt u de en zet u de motor af.
Wanneer u de  met  motor  gebruiken, kan ernstige schade worden ver‐
oorzaakt.
 regelmatig de aanduiding op het instrumentenpaneel controleren wanneer de temperatuur van
de motor tot een normale waarde is afgenomen.
5 Brandstofpeil
6 Functiemenu (pag. 167)
7 Weergave DTC-niveau
8 Weergave ABS-niveau
143
nr Beschrving
9 Weergave DQS-niveau (indien aanwezig)
10 Riding Mode in gebruik (pag. 148)
11 Klok
Kan worden ingesteld met de functie “DATE SETTING” in het SETTING MENU (pag. 200).
144
Hoofdfuncties en secundaire
functies
Op het Standaardscherm worden de volgende
functies weergegeven:
Belangrijkste functies
Toerenteller
Snelheid 
Brandstofpeil
Temperatuur koelvloeistof motor
Klok
Ingestelde rijstijl (Riding Mode)
ABS
DTC
DQS (optioneel)
Versnelling
In het Menu worden de volgende functies
weergegeven:
-  (TOT)
- Dagteller 1 (TRIP 1)
- Dagteller 2 (TRIP 2)
- Reistijd (TRIP 1 TIME)
- Gemiddeld verbruik (CONS. AVG 1)
- Actueel verbruik (CONS.)
- Gemiddelde snelheid (SPEED AVG 1)
- Resterende brandstof (RANGE)
- Buitentemperatuur (T AIR)
Verwarmde handgrepen (H.GRIPS) uitsluitend
actief indien aanwezig
Regeling van de speler (Player control) –
uitsluitend actief indien de Bluetooth-module
aanwezig is en een  is aangekoppeld
Beheer van gesprekken (CALLS) – uitsluitend
actief indien de Bluetooth-module aanwezig is
en een is aangekoppeld
- Activering / deactivering ABS
- Instelmenu (SETTING MENU)
Secundaire functies
Infotainment Bluetooth
Vehicle Hold Control (VHC)
Aanduiding SERVICE
Aanduiding SERVICE countdown
Aanduiding Waarschuwingen / Alarmen
(Warning)
Status van de zijstandaard (Side Stand)
De volgende functies in het instelmenu kunnen door
de gebruiker gewijzigd worden:
Aanpassing van de rijstijl (RIDING MODE): in dit
menu kunt u de volgende instellingen
verrichten:
- Afstelling motor (ENGINE)
145
- Instelling DTC-niveau (DTC)
- Instelling ABS-niveau (ABS)
- Instelling DQS-niveau (DQS) (optioneel)
- Herstel standaardinstellingen van een enkele
Riding Mode (DEFAULT)
- Herstel standaardinstellingen (ALL DEFAULT)
activering en wijziging PIN CODE (PIN CODE)
datuminstelling (DATE SETTING)
tijdinstelling (CLOCK SETTING)
instelling achtergrondverlichting (BACKLIGHT)
instelling meeteenheid (UNITS SETTING)
Weergave servicedrempels (SERVICE INFO)
kalibratie banden (TIRE CALIBRATION)
Aanduiding aangekoppelde apparaten,
koppeling apparaten, wissen apparaten en
weergave Bluetooth-versie (BLUETOOTH) –
uitsluitend geactiveerd als de Bluetooth-
module aanwezig is
Deactivering automatische uitschakeling
richtingaanwijzers (TURN INDICATORS OFF)
Digitale aanduiding toerental (RPM)
Aanduiding accuspanning (BATTERY).
146
Aanduiding toerental
Met deze functie wordt het toerental van de motor
weergegeven.
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie
over het  en het gegeven weer.
Het gegeven wordt weergegeven door het van links
naar rechts oplichten van de balkjes van de bargraph
behorende bij het toerental en met de negatieve
weergave (uitschakeling van het cijfer en
inschakeling van de rechthoek waarin de
nummerwaarde is opgenomen) van de numerieke
aanduiding van het duizendtal.
Wanneer de waarschuwingsdrempel van de
toerentalbegrenzer bereikt wordt, gaan de
 lampjes branden.
Fig 102
147
Riding Mode
Op het instrumentenpaneel kunt u de gewenste
rijstijl instellen. U kunt kiezen uit vier verschillende
rijstijlen: SPORT, TOURING, URBAN en ENDURO.
De gekozen en geactiveerde rijstijl wordt links op het
display weergegeven.
Let op
Ducati raadt aan om de rijstijl te wijzigen
wanneer het stilstaat. Als de rijstijl wordtvoertuig
gewijzigd bij een rijdende motor, wees dan zeer
voorzichtig (het verdient aanbeveling om de rijstijl
uitsluitend bij een lage snelheid te wijzigen).
De volgende parameters, ingesteld door Ducati of
gewijzigd door de bestuurder op de pagina's met de
instelbare functies, zijn met iedere rijstijl
geassocieerd:
een specifiek interventieniveau van de DTC-
tractiecontrole (1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, OFF);
een specifieke afstelling van het ABS (1, 2, 3);
een specifiek DQS-niveau (ON-UP/DW, OFF)
een specifiek vermogen van de motor dat het
gedrag van de gasklep zal wijzigen (HIGH,
MEDIUM, LOW).
Fig 103
148
Rijstijl wijzigingsfunctie
Met deze functie kunt u de rijstijl van het voertuig
wijzigen.
U kunt de rijstijl wijzigen door de knop (4) 1 seconde
ingedrukt te houden.
Op het display worden de vier namen van de riding
modes (SPORT, TOURING, URBAN en ENDURO)
weergegeven samen met "EXIT" onder de
aanduiding van de snelheid.
De naam van de riding mode "SPORT" gaat
knipperen en de pijl ervan wordt weergegeven. Met
de knop (1) en (2) kan de keuze (de naam van de riding
mode en de pijl ervan wordt weergegeven)knippert
worden gewijzigd door langs de rijstijlen en de
aanduiding "EXIT" te scrollen.
Activeer de rijstijl met een druk op de knop (4) als u
de gewenste rijstijl gekozen heeft.
Het instrumentenpaneel sluit de functie af zonder
een nieuwe rijstijl op te slaan als de knop (4)
ingedrukt wordt wanneer de aanduiding "EXIT" (met
knipperende rand eromheen) is geselecteerd.
Bij het wijzigen van de rijstijl gedraagt het
instrumentenpaneel zich als volgt:
als de voertuigsnelheid 5 Km/u (3 mph) is en de
gashendel "gesloten" is, zal het
instrumentenpaneel de gekozen rijstijl
bevestigen, de naam van de Ridingknippert
mode 3 seconden, waarna het
"standaardscherm" weer wordt weergegeven.
als de voertuigsnelheid 5 Km/u (3 mph) is en de
gashendel "geopend" is, zal het
instrumentenpaneel bewegend de aanduiding
"CLOSE GAS" weergeven in het kader van het
menu. Uitsluitend wanneer de gashendel
gesloten wordt, zal het instrumentenpaneel de
1
24
Fig 104
149
gekozen rijstijl bevestigen waarna het
"standaardscherm" weer wordt weergegeven.
als de > 5 Km/u (3 mph) is, devoertuigsnelheid
gashendel "gesloten" is en de remmen
losgelaten zijn, zal het instrumentenpaneel de
gekozen rijstijl bevestigen, de naamknippert
van de Riding mode 3 seconden, waarna het
"standaardscherm" weer wordt weergegeven.
als de voertuigsnelheid > 5 Km/u (3 mph) is en de
gashendel "geopend" is, zal het
instrumentenpaneel bewegend de aanduiding
"CLOSE GAS" weergeven in het kader van het
menu. Uitsluitend wanneer de gashendel
gesloten wordt, zal het instrumentenpaneel de
gekozen rijstijl bevestigen waarna het
"standaardscherm" weer wordt weergegeven.
als de voertuigsnelheid > 5 Km/u (3 mph) is en de
gashendel "gesloten" is, maar de remmen
ingedrukt worden, zal het instrumentenpaneel
bewegend de aanduiding "DON’T BRK"
weergeven in het kader van het menu.
Uitsluitend wanneer de remmen losgelaten zijn,
zal het instrumentenpaneel de gekozen rijstijl
bevestigen waarna het "standaardscherm" weer
wordt weergegeven.
als de voertuigsnelheid > 5 Km/u (3 mph) is en de
gashendel "geopend" is, maar de remmen
ingedrukt worden, zal het instrumentenpaneel
bewegend de aanduiding "CLOSE GAS DON’T
BRK" weergeven in het kader van het menu.
Uitsluitend wanneer de gashendel gesloten
wordt en de remmen losgelaten zijn, zal het
instrumentenpaneel de gekozen rijstijl
bevestigen waarna het "standaardscherm" weer
wordt weergegeven.
Als binnen 5 seconden na de activering van de
aanduiding "CLOSE GAS" en/of "DON’T BRK" de
bovenstaande voorwaarden voor het "bevestigen"
van de wijziging van de Riding Mode niet worden
nageleefd, zal de procedure worden geannuleerd en
keert het instrumentenpaneel terug naar de
weergave die voor het betreden van de keuze van de
Riding Mode weergegeven werd, zonder een
instelling te wijzigen.
150
ABS
Het is voorzien van een ABS-systeem. Het
instrumentenpaneel de status van de functie
ABS (geactiveerd of gedeactiveerd) aan met het
ABS-lampje dat uit of aan kan staan of kan
knipperen.
Het instrumentenpaneel toont:
"ABS" en een waarde van "1" tot "3" behorende
bij het ingestelde interventieniveau;
ABS” en een cijfer van "1" tot "3" behorende bij
het interventieniveau van het ABS, als het ABS
geactiveerd is, maar wegens een storing (de
"cornering"-functie ontbreekt) de functies van
het systeem beperkt zijn; bovendien gaat het
ABS-lampje branden;
ABS” plus vast of knipperend het streepje “-” als
er een storing aanwezig is of informatie
ontbreekt over de status van ABS; bovendien
gaat het ABS lampje branden;
ABS" plus knipperend de aanduiding "Err" in
het geval van fouten; bovendien gaat het ABS-
lampje branden;
ABS en als het ABS gedeactiveerd is
(uitsluitend mogelijk in de Riding Mode
ENDURO); bovendien gaat het ABS-lampje
branden.
Let op
Wend u in het geval van een storing in het
systeem tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
Voor remmen in moeilijke situaties is veel
rijdeskundigheid nodig. Remmen is één van de
moeilijkste en gevaarlijkste momenten tijdens het
Fig 105
151
besturen van een tweewieler: het gevaar voor vallen
of ongevallen is op dit moment immers aanzienlijk
groter dan in alle andere gevallen. Als het voorwiel
wordt geblokkeerd, ontbreekt de stabiliserende
werking van de wrijvingselementen, waardoor men
de controle over het  verliest.
Om de volledige remkracht van de  in alle
noodsituaties, op moeilijke terreinen of in moeilijke
klimaatomstandigheden te werd het
ABS-systeem ontwikkeld om blokkering van de
wielen (ABS) tegen te gaan. Dit is een elektrisch-
hydraulisch mechanisme dat de druk in het
remcircuit op het ogenblik waarop de
regeleenheid, welke de gegevens afkomstig van de
sensoren op de wielen bepaalt dat
het/de wiel(en) Door een
afname van de druk in het remcircuit kan het wiel
blijven draaien, waardoor een optimale wegligging
behouden 
Vervolgens herstelt de regeleenheid de druk in het
remcircuit en wordt de afremmende werking
hersteld. Deze cyclus wordt herhaald tot het
probleem volledig is verdwenen. Als het
mechanisme tijdens het remmen in werking treedt,
kan dit worden waargenomen door een lichte
pulserende weerstand in het rempedaal en de
remhendel.
De remsystemen voor en achter worden nooit
gescheiden van elkaar beheerd: het ABS waarmee
het is uitgerust zorgt voor een
gecombineerde elektronische afremming. Daardoor
kan de reminstallatie achter gebruikt worden als de
voorrem wordt bediend. Het tegengestelde vindt
echter niet plaats: de bediening van de achterrem is
niet van invloed op het systeem van de voorrem.
Het op de motor aanwezige ABS-systeem bevat
tevens de “cornering”-functie. Deze functie voorziet
de ABS-functie ook bij hellende motor en dus
worden de reminstallaties voor en achter ook bij de
inclinatie van het beheerd. Deze functie
voorkomt binnen de fysieke limieten van het
 en de omstandigheden van de weg dat de
wielen geblokkeerd raken en gaan slippen. Mocht u
dit willen, dan kan het systeem op het
instrumentenpaneel gedeactiveerd worden door het
niveau op OFF te plaatsen in de Riding Mode
ENDURO.
152
Let op
Ondanks dat het gecombineerd remmen
aanwezig is (de achterrem wordt geactiveerd als u de
voorrem aantrekt) zal het onafhankelijke gebruik van
een van de twee remmen het remvermogen van de
 beperken.
Niet bruusk en overmatig hard remmen. Het
achterwiel van het kan omhoog komen  
UP) en u kunt de macht over het stuur van uw
 verliezen. Als het regent of wanneer men
over glad wegdek rijdt, is het remvermogen
aanzienlijk minder. Rem in deze gevallen zachtjes en
voorzichtig.
Door plotselinge bewegingen te maken, kan het zijn
dat u de macht over het  verliest. Op lange
en steile hellingen is het beter op de motor af te
remmen, terug te schakelen en de remmen
afwisselend en te gebruiken: door een continu
gebruik van de remmen zal het wrijvingsmateriaal
oververhit raken en neemt het remvermogen
aanzienlijk af. Een lagere of hogere bandenspanning
dan voorgeschreven het remvermogen,
de hanteerbaarheid en de wegligging in de bocht van
de 
153
ABS EIGENSCHAP DEFAULTRSTL
2 SPORT Dit niveau is bestemd voor het gebruik op
de openbare weg met een goede weglig‐
ging. In dit niveau werkt het ABS op de
beide wielen. Op de remklauw achter wordt
een druk gegenereerd als de voorrem
wordt bediend (gecombineerd remmen) en
de cornering-functie is geactiveerd.
In dit niveau het systeem  
 NIET: deze kalibratie  de rem‐
kracht, zodat de bestuurder het 
van de wielen kan beheren.
Dit is het standaardniveau
van de Riding Mode
"SPORT"
3 SAFE & STABLE Dit niveau is bestemd voor het gebruik on‐
der alle omstandigheden en is speciaal
ontwikkeld voor stabiel en veilig afrem‐
men. In dit niveau werkt het ABS op de
beide wielen. Op de remklauw achter wordt
een druk gegenereerd als de voorrem
wordt bediend (gecombineerd remmen),
de cornering-functie en de 
 geactiveerd.
Dit is het standaardniveau
van de Riding Mode
"TOURING" en "URBAN"
155
Let op
(*)
1) Het niveau ABS OFF kan uitsluitend geactiveerd
worden als de Riding Mode is ingesteld op
"ENDURO".
2) Het niveau "ABS OFF" kan uitsluitend bij
stilstaande motor worden geactiveerd. U kunt
dit niveau niet instellen wanneer de motor rijdt;
3) Het ABS wordt automatisch weer geactiveerd
als het instrumentenpaneel wordt ingeschakeld,
ook al was het eerder op OFF geplaatst.
156
DTC
Het instrumentenpaneel toont als volgt op het
display de staat van de DTC:
"DTC" en een waarde van "1" tot "8" behorende
tot het ingestelde interventieniveau, als de DTC
geactiveerd is;
“DTC” plus knipperend een cijfer van “1” tot “8”
behorende bij het DTC-interventieniveau, als de
DTC geactiveerd is, maar wegens een storing de
functies van het systeem beperkt zijn;
bovendien gaat het DTC-lampje knipperen;
"DTC" plus een waarde van "1" tot "8" als het
systeem een storing 
“DTC” plus knipperend de aanduiding “Err” in
het geval van fouten; bovendien gaat het DTC-
lampje branden;
“DTC" en "OFF", als de DTC gedeactiveerd is.
Let op
Wend u in het geval van een storing in het
systeem tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage.
Fig 106
159
Let op
De DTC is een assistentiesysteem voor de
bestuurder dat zowel op de openbare weg als bij
 kan worden gebruikt. Met
assistentiesysteem wordt een mechanisme bedoeld
dat het besturen van de vereenvoudigt
en veiliger maakt, maar dat de verplichtingen van de
bestuurder met betrekking tot voorzichtig rijden niet
 of beperkt, met een dusdanig gedrag dat
zowel een persoonlijke fout of de fouten van
anderen voorkomen kunnen worden door middel van
noodmanoeuvres, zoals door de van kracht zijnde
verkeersregels vereist wordt.
De bestuurder moet altijd bedenken dat actieve
veiligheidssystemen een preventieve functie
hebben. De actieve elementen helpen de bestuurder
om het vervoermiddel te controleren zodat de
besturing hiervan eenvoudiger en zo veilig mogelijk
is. De actieve systemen moeten de bestuurder er
niet toe brengen op de aanwezigheid van deze
systemen te  om het  op hogere
snelheden te gebruiken dan redelijkerwijs is
toegestaan ongeacht de omstandigheden waarin
het rijdt, de de 
bovengenoemde gedragsregels en de
verkeersregels.
160
De onderstaande tabel het DTC-niveau aan dat het meest geschikt is voor de diverse in 
combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling in "Riding Mode" ingesteld en die door de ge‐
bruiker gekozen kunnen worden:
DTC GEBRUIK DEFAULTRSTL
OFF Het DTC-systeem is gedeactiveerd. NEE
1 OFF-ROAD Professional Dit niveau is uitsluitend bestemd voor
 road-gebruik door buitengewoon
ervaren gebruikers (het gebruik op de
openbare weg wordt afgeraden). In de‐
ze modus laat de DTC het achterwiel
meer spinnen. Dit niveau van het sys‐
teem  GEEN goede controle
als de wegligging op het asfalt af
neemt.
NEE
2 OFF-ROAD Dit niveau is uitsluitend bestemd voor
 road-gebruik door minder ervaren
gebruikers (het gebruik op de openbare
weg wordt afgeraden). Dit niveau van
het systeem GEEN goede
controle als de wegligging op het asfalt
afneemt.
Dit is het standaardniveau
voor de Riding Mode "ENDU‐
RO"
161
De aanwezige functies en informatie worden hieronder vermeld.
Naam MeeteenhedenBeschrving
TOT   totaal km,
TRIP 1 kilometerstand 1 km,  
TRIP 2 kilometerstand 2 km,  
TRIP 1 TIME Ritduur 1 hhh:mm
CONS. AVG 1 Gemiddeld verbruik 1 L/100, km/l, mpg UK, mpg
US
CONS. Actueel verbruik L/100, km/l, mpg UK, mpg
US
SPEED AVG 1 Gemiddelde snelheid 1 km/h, mph
RANGE Resterend bereik km, 
T-AIR Buitentemperatuur
Het weergavebereik van de temperatuur is -39 °C ÷
+125 °C (— 38 °F ÷ +257 °F).
Opmerkingen
  een stilstaand kan de warmte van de
motor de temperatuurweergave beïnvloeden.
°C, °F
H.GRIPS Verwarmde handgrepen (indien aanwezig, zie pag. 171)
PLAYER Muziekspeler (indien aanwezig, zie pag. 39)
168
 reisinformatie 1
De reisinformatie “TRIP 1”, “TRIP 1 TIME”, “CONS .
AVG 1” en “SPEED AVG 1” kan worden gereset door
op de knop ENTER (4) te drukken wanneer deze is
geselecteerd: de melding “RESET?” wordt
weergegeven in plaats van de gegevens en de
meeteenheid.
Als de knop (1) of de knop (2) wordt ingedrukt, 
het instrumentenpaneel opnieuw TRIP 1 weer
zonder het gegeven te als echter de knop
(4) ingedrukt wordt, worden de gegevens gereset.
Wanneer reisinformatie 1 wordt gereset, worden alle
tellers die ernaar verwijzen op nul gezet (“TRIP 1,
“TRIP 1 TIME”, “CONS. AVG 1” en “SPEED AVG 1”).
 informatie TRIP 2
De reisinformatie “TRIP 2” kan worden gereset door
op de knop (4) te drukken wanneer deze is
geselecteerd: de melding “RESET?” wordt
weergegeven in plaats van de gegevens en de
meeteenheid.
Als de knop (1) of de knop (2) wordt ingedrukt, 
het instrumentenpaneel opnieuw TRIP 2 weer
zonder het gegeven te als echter de knop
(4) ingedrukt wordt, worden de gegevens gereset.
170
Activering / deactivering ABS
Met deze functie kunt u het ABS-systeem
deactiveren of activeren wanneer u zich niet in het
instelmenu bevindt.
Opmerkingen
Het ABS-systeem kan uitsluitend met de hand
geactiveerd of gedeactiveerd worden als de Riding
Mode ENDURO is ingesteld.
Het instrumentenpaneel het scherm “ABS-geeft
ON” weer als het ABS-systeem geactiveerd is.
Deactiveer het ABS-systeem met een druk op de
knop (4) als de aanduiding "ABS-ON" wordt
weergegeven.
Opmerkingen
De snelheid van het voertuig moet lager of
gelijk zijn aan 5 km/u (3 mph) om de procedure voor
de deactivering van het ABS te kunnen activeren. Bij
een hogere snelheid kan met de knoppen (1) en (2)
uitsluitend langs de menu-opties worden gelopen.
De aanduiding "WAIT ..." wordt 2 seconden lang
weergegeven als in het menu op de knop (4) wordt
gedrukt. Gedurende deze tijd kunnen de knoppen (1)
en (2) niet worden gebruikt om langs de menu-
opties te lopen.
De aanduiding “ABS-OFF” wordt weergegeven als
het systeem gedeactiveerd wordt. Het ABS-lampje
gaat branden om aan te geven dat het ABS-systeem
gedeactiveerd is en opnieuw geactiveerd is met de
knop (1) en de knop (2).
Het instrumentenpaneel geeft de aanduiding ABS-
OFF” weer en het ABS-lampje brandt als het ABS-
systeem gedeactiveerd is. Activeer het ABS-
systeem met een druk op de knop (4) als de
aanduiding "ABS-ON" wordt weergegeven.
1
24
Fig 111
172
Bij het betreden van de functie begint de waarde van
de DTC te knipperen.
Met de knoppen (1) en (2) kunt u de gewenste waarde
instellen. Deze waarde kan variëren van 1 tot 8 of
"OFF", hetgeen betekent dat de DTC gedeactiveerd
is. Bevestig de keuze met een druk op de knop (4).
Het instrumentenpaneel toont vervolgens het
nieuwe ingestelde niveau en  automatisch
terug naar het vorige scherm.
Tijdens deze fase, om af te sluiten zonder het huidige
ingestelde niveau te wijzigen, dient de knop (2) 2
seconden te worden ingedrukt.
Opmerkingen
De DTC wordt gedeactiveerd als u "–" 

1
24
Fig 119
182
Bij het betreden van de functie begint de waarde van
het ABS te knipperen.
Met de knoppen (1) en (2) kan de gewenste waarde
worden ingesteld. Deze waarde kan variëren van 1 tot
3. Bevestig de keuze met een druk op de knop (4).
Het instrumentenpaneel toont vervolgens het
nieuwe ingestelde niveau en keert automatisch
terug naar het vorige scherm.
Tijdens deze fase, om af te sluiten zonder het huidige
ingestelde niveau te wijzigen, dient de knop (2) 2
seconden te worden ingedrukt.
1
24
Fig 121
184
Aanpassing van de rijstijl: Herstel
default instellingen (DEFAULT)
Met deze functie kunnen de door Ducati ingestelde
standaardwaarden van een rijstijl worden hersteld.
Open het SETTING MENU.
Kies de aanduiding RIDING MODE (A) met behulp
van de knop (1) of de knop (2).
Druk op de knop (4) als u de functie aangegeven
heeft.
U opent het menu RIDING MODE.
Kies de gewenste rijstijl SPORT, TOURING, URBAN
of ENDURO (B) met een druk op de knop (1) of de
knop (2). Druk op de knop (4) als u de gewenste rijstijl
gekozen (de pijl naast de gekozen rijstijlheeft
knippert).
Het menu waarin u de gekozen rijstijl kunt
personaliseren (bijvoorbeeld "SPORT") wordt
geopend.
Selecteer de menu-optie “DEFAULT” (C) met de
knop (1) of de knop (2). De menu-optie gaat
knipperen.
A
B
C
1
24
Fig 124
187
Op het display de rand rondom deknippert
aanduiding "MEM" (C, Fig 131) als u ter bevestiging
van het vierde en laatste cijfer op de knop (4) drukt.
Nu kunt u met de knoppen (1) en (2) de volgende
handelingen verrichten:
houd de knop (2) 2 seconden ingedrukt om af te
sluiten zonder de PINCODE op te slaan;
de verschillende (knipperende) cijfers van de
ingestelde code selecteren en op de knop (4)
drukken zodat u deze kunt wijzigen door het
invoeren van de code te herhalen;
de menu-optie MEM (met een knipperende
rand eromheen) (C, Fig 131) selecteren en met
een druk op de knop (4) de nieuwe PINCODE
opslaan.
Vervolgens het instrumentenpaneel degeeft
indicatie “PIN MEM” gedurende 2 seconden
weer en terug naar het vorige scherm.keert
Druk 2 seconden lang op de knop (2) om de functie af
te sluiten en terug te keren naar het vorige scherm.
Deze menupagina is niet langer beschikbaar als de
eerste PINCODE opgeslagen is. De pagina wordt in
dit geval vervangen met de pagina voor het wijzigen
van de PINCODE. Uitsluitend in het geval dat de
functie PINCODE gereset wordt (uitsluitend door de
erkende Ducati dealer), zal de pagina voor de eerste
invoer van de PINCODE geactiveerd worden en weer
beschikbaar zijn.
1
24
Fig 132
194


Produktspecifikationer

Varumärke: Ducati
Kategori: Motor
Modell: Multistrada V2 (2023)

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Ducati Multistrada V2 (2023) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig