Suunto VYTEC Bruksanvisning
Läs nedan 📖 manual på svenska för Suunto VYTEC (84 sidor) i kategorin Duikdator. Denna guide var användbar för 26 personer och betygsatt med 5.0 stjärnor i genomsnitt av 13.5 användare
Sida 1/84

Valimotie 7
FIN-01510 Vantaa, Finland
Tel. +358 9 875 870
Fax +358 9 875 87301
www.suunto.com
VYTEC
HANDLEIDING

Flesdruk
Temperatuur
Dag van de Week
Modus Tekst
Persoonlijke
Instelling
Symbool voor Vliegverbod
Staafgrafiek:
- Functie-indicator
- Consumed Bottom Time
- Oxygen Limit Fraction
Huidige Diepte /
Duikteller
Resterende luchttijd /
Zuurstofpercentage in de
Nitrox Modus
Hoogte-instelling
Bookmark Symbool
Attentiesymbool
Indicatoren van de
Scrollknoppen
Pijlen:
- Decompressiestop nabij het Plafond
- Verplichte Veiligheidsstop Zone
- Aanbevolen op te Stijgen
- Verplicht Afdalen
Indicator voor Ontvangst
van Flesdrukgegevens
Duikplannerknop
Scrollknop (waarde vergroten, opstijgen)
Alternatieve Displays
Scrollknop (waarde verkleinen, afdalen)
Waarschuwing voor Lage
Batterijspanning
Staafgrafiek:
- Stijgsnelheidsmeter
- Batterijspanningsmeter
- Logboekpagina-indicator
Huidige tijd, Oppervlakte-interval
Tijd van Vliegverbod
Resterende Geen-
decompressielimiet
Totaal Benodigde Opstijgtijd
Lengte van Veiligheidsstop
Duiktijd
Tijd
Maand, Dag
De Smart Knop:
- Activatering
- Displayverlichting
- Gasmengsel Wisselen
- Bediening van Menufuncties
Maximum Diepte
Plafonddiepte bij Decompressiestop
Diepte van Verplichte Veiligheidsstop
Gemiddelde Diepte in het Logboek
Partiële Zuurstofdruk
AM/PM Aanduiding
Dagelijks-/Duiktijd-/Diepte-Alarm
Indicator
Smart Knop Functie-
indicator
Waarschuwing voor te hoge
Stijgsnelheid (SLOW)
Veiligheidsstop Waarschuwing
Veiligheidsstop Aanduiding
5 MODEL
Duik n-1
pag. 1
REFERENTIE
HOOFD-
MENUFUNCTIE
MENUGESTUURDE
SUBFUNCTIES 1
MENUGESTUURDE
SUBFUNCTIES 2
BEDIENINGS-
SCHEMA
5 MODEL
Activeer het tijdsdisplay
LCD &
batterij-
controle
nitrox /
gauge
display
Plan
ON
MODE
Displayverlichting (>2 s)
3 SET 1 MEMORY
2 SIMUL
3 HOOFDFUNCTIES
simuleer een duik
stijgen dalen
Oppervlakte-
Interval Uren
Oppervlakte-
Interval Minuten
2 SIMPLAN 1 SIMDIVE
duiksimulatie:
oppervlaktemodus
2 SIMULatie OPTIES
3 TR - PC 1 LOGBOOK
gegevens-
overdracht
2 HISTORY
Duik n
pagina 1
pagina 4
profiel pagina 2
pagina 3
Duik n
pag. 1
END
3 GEHEUGENFUNCTIES
historie
Aandachtspunt in
het Profielgeheugen Alternatieve Displays
DUIKMODUS
1.2 M
TIJDS- EN STAND-BY MODUS OPPERVLAKTEMODUS DUIKMODUS
brandtijd van
displayverlichting
5 VOORKEURSINSTELLINGEN
3 HP
1 LIGHT
2 UNITS
METRIC
IMPERIAL
AIR,NITROX,
GAUGE
3 TIJDSOPTIES
3 T ALARM 1 Adj TIME1 Adj TIME
aan/uit
uren
minuten
jaar
maand
dag
24h / AM / PM
uren
minuten
2 Adj DATE
3 / 4 DUIKINSTELLINGEN
Duik n-2
pag. 1
Alternatieve Displays
3 SET
PREFerences
1 SET
DIVE
2 SET
TIME
3 SET OPTIES
OK
OK OK
OK
OK
OK
PO2
O2% 3 MAX DPTH
alarmdiepte
aan / uit
1 Adj MODE
Persoonlijk
P0, P1, P2
Hoogte
A0, A1, A2
DT minuten
aan / uit
2 d ALARM
TIME
DIVE
m
bar
m
NO DEC TIME
T
C
B
MAX
DIVE TIME
MAX
bar
AIR
TIME
QUIT
SELECT SELECT
QUIT
SELECT
SELECT
QUIT
SELECT SELECT
QUIT
SELECT SELECT
OK
OK
OK
QUIT
SIMuleer PLANning
grotere diepte kleinere diepte
QUIT
QUIT
SELECT
SELECT
SELECT
SELECT
QUIT
QUIT
SELECT
QUIT
SELECT
SELECT
OK
OK
OK
OK
QUIT
OK
OK
SELECT SELECT
SELECT
QUIT
SELECT
OK OK
OK
SELECT
QUIT
QUIT
QUIT
RGBM
RGB 50, 100
OK
OK
OK
OK
OK
GASMENGSEL WISSELEN, > 2s
Displayverlichting
MIX 1
MIX 2, ON/OFF
MIX 3, ON/OFF
OK
SELECT
SELECT
4 NITROX
4 REC
aan / uit
OK
OK
SELECT
SELECT
reserve lucht-
voorraad
10 -200 bar
OK
opname-int.
10, 20,
30, 60 s
SELECT
Duik n-1
pag. 1

1
BESCHRIJVING VAN DE WAARSCHUWINGEN
In deze handleiding worden belangrijke situaties of handelingen in een
gearceerd kader geplaatst. Er zijn drie waarschuwingen gebruikt,
gerangschikt naar belang.
WAARSCHUWING wordt gebruikt om een situatie of handeling
aan te duiden die tot ernstige verwondingen
of de dood kan leiden.
PAS OP wordt gebruikt om een situatie of handeling
aan te duiden die kan leiden tot schade aan
het product.
LET OP wordt gebruikt om belangrijke informatie aan
te duiden
COPYRIGHTS, HANDELSMERKEN EN PATENTEN
Deze handleiding is auteursrechtelijk beschermd. Alle rechten voorbe-
houden. Niets uit deze handleiding mag geheel of gedeeltelijk gekopi-
eerd, gefotokopieerd, verveelvoudigd of vertaald worden, noch mag
deze handleiding omgezet worden naar een ander medium, digitaal of
analoog, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SUUNTO.
SUUNTO, Vytec, Consumed Bottom Time, Verbruikte Bodemtijd,
Oxygen Limit Fraction, SUUNTO RGBM (Reduced Bubble Gradient
Model), Continuous Decompression, Continue Decompressie en alle
logos zijn geregistreerde of ongeregistreerde handelsmerken van
SUUNTO. Alle rechten voorbehouden.
Deze geautoriseerde Nederlandse handleiding is een vertaling van de
originele Engelse handleiding en is eigendom van SUUNTO Benelux
B.V. Aan kennelijke druk- of zetfouten kunnen geen rechten ontleend
worden.
CE
Het CE logo wordt gebruikt om aan te geven dat dit product overeen-
komstig de eisen van EU EMC Richtlijn 89/336/EEC en Personal Protec-
tive Equipment Richtlijn 89/686/EEC is goedgekeurd. SUUNTO duikin-
strumenten voldoen aan alle voorgeschreven EU richtlijnen.
FIOH, Laajaniityntie 1, FIN-01620 Vantaa, Finland, geregistreerd test-
bureau nr. 0403 heeft deze apparatuur getest conform de EC richtlij-
nen.
EN250 Ademhalingsbeschermende apparatuur open circuit pers-
lucht duikapparatuur vereisten, tests en markering.

3
WAARSCHUWING!
GEEN ENKELE DUIKCOMPUTER KAN DE KANS OP DECOMPRES-
SIE-ZIEKTE OF ZUURSTOFVERGIFTIGING GEHEEL UITSLUITEN! De
gebruiker moet zich realiseren dat er geen enkele procedure of
duikcomputer bestaat die de kans op decompressieziekte of zuur-
stofvergiftiging uitsluit. De fysiologische gesteldheid van de duiker
kan van dag tot dag veranderen. Geen enkele duikcomputer kan
rekening houden met deze variaties. Als extra veiligheidsmaatregel
kunt u uw duikarts raadplegen over uw lichamelijke gesteldheid en
geschiktheid voor het duiken.
WAARSCHUWING!
SUUNTO RAADT U STERK AAN OM UW MAXIMUM DIEPTE TE BE-
PERKEN TOT 40 M [130 FT] OF TOT DE MAXIMUM DIEPTE DIE BERE-
KEND IS AAN DE HAND VAN HET GEBRUIKTE O2% EN DE MAXIMA-
LE PO2 VAN 1.4 BAR.
WAARSCHUWING!
DUIKEN WAARBIJ DECOMPRESSIESTOPS NOODZAKELIJK ZIJN,
WORDEN STERK AFGERADEN. WANNEER DE COMPUTER AAN-
GEEFT DAT EEN DECOMPRESSIESTOP GEMAAKT MOET WORDEN
DIENT U UW OPSTIJGING TE BEGINNEN EN DE DECOMPRESSIE-
STOP TE MAKEN. Let op de naar boven wijzende pijl op het display.
WAARSCHUWING!
GEBRUIK BACK-UP INSTRUMENTEN! Zorg ervoor dat u altijd back-
up instrumenten gebruikt zoals een dieptemeter, een manometer,
een divetimer of horloge. U moet een decompressietabel tot uw
beschikking hebben en over de benodigde kennis beschikken om
deze te gebruiken.
WAARSCHUWING!
CONTROLEER DE COMPUTER VOOR GEBRUIK! Ga voor iedere duik
na of de Vytec correct functioneert door te controleren of alle LCD-
segmenten oplichten, of de batterijspanning niet te laag is, de com-
puter ingesteld is op de juiste persoonlijke instelling, de correcte
hoogte boven zeeniveau en het juiste zuurstofpercentage. Als de
computer zich nog in de Data Transfer Mode bevindt, MOET u deze
voor de duik handmatig uitschakelen!

4
WAARSCHUWING!
U DIENT NIET NAAR GROTERE HOOGTEN TE REIZEN WANNEER
ZOLANG DE COMPUTER EEN VLIEGVERBOD AANGEEFT. ACTI-
VEER VOORDAT U GAAT VLIEGEN ALTIJD DE COMPUTER OM DE
RESTERENDE TIJD VAN HET VLIEGVERBOD TE CONTROLEREN! De
computer activeert 5 minuten na de duik automatisch de stand-by
stand. 2 uur hierna wordt het stand-by display uitgeschakeld. Als u
zich ondanks een vliegverbod toch op grotere hoogte begeeft loopt
u een groot risico op decompressieziekte. Lees de aanbevelingen
van het Divers Alert Network (DAN) in hoofdstuk 3.6.3. «Vliegen
na het duiken». Wees u ervan bewust dat er geen enkele regel of
procedure is die het risico van decompressieziekte als gevolg van
vliegen na het duiken geheel uitsluit.
WAARSCHUWING!
EEN VYTEC MAG NIET GELEEND OF UITGELEEND WORDEN ZOLANG
DEZE IN WERKING IS EN DE DESATURATIETIJD NIET NUL IS! Een duik-
computer mag nooit door meerdere duikers tegelijk gebruikt worden!
De informatie die de computer berekent zal niet van toepassing zijn op
de gebruiker als deze de computer niet tijdens de gehele duik of serie
herhalingsduiken heeft gedragen! De duikprofielen die een computer
gebruikt voor zijn berekeningen moeten exact overeenkomen met de
profielen die de duiker heeft gevolgd. Als de duiker de computer gedu-
rende een (deel van een) duik niet draagt, zal deze inaccurate infor-
matie geven voor alle volgende herhalingsduiken. Geen enkele duik-
computer kan rekening houden met duiken die u maakt zonder de
computer. Als u een duik zonder de computer maakt binnen 4 dagen
voor de geplande duik met de computer, zal dit ertoe leiden dat de door
de computer berekende stikstofsaturatie niet overeenkomt met de si-
tuatie in uw lichaam! Vermijd deze situaties!
WAARSCHUWING!
STEL DE OPTIONELE FLESDRUKZENDER NIET BLOOT AAN GAS-
MENGELS MET EEN ZUURSTOFPERCENTAGE VAN MEER DAN 40%.
Verrijkte lucht met een hoger zuurstofpercentage brengt een groot
brand- en explosiegevaar met zich mee.
WAARSCHUWING!
DUIK NIET MET EEN NITROXFLES WAARVAN U NIET PERSOONLIJK
HET ZUURSTOFPERCENTAGE HEEFT GEVERIFIEERD! Het nalaten
om het O2% te controleren en de juiste waarde in de duikcomputer
in te geven zal leiden tot incorrecte duikplanningsgegevens.

5
WAARSCHUWING!
DE DUIKCOMPUTER KAN ALLEEN INGESTELD WORDEN OP HELE
PROCENTEN ZUURSTOF. ROND DE GEMETEN ZUURSTOFPERCEN-
TAGES NOOIT OMHOOG AF! Zo moet bijvoorbeeld 31,8% zuurstof
ingegeven worden als 31%. Omhoog afronden leidt ertoe dat de
stikstofpercentages waarop de computer zijn berekeningen ba-
seert te laag worden, wat van invloed is op de geen-decompres-
sielimieten. Als u het wenselijk acht om de zuurstof-berekeningen
van de computer conservatiever oftewel behoudender te maken,
dient u een lagere maximale PO2 instelling te kiezen.
WAARSCHUWING!
ACTIVEER ALTIJD DE CORRECTE HOOGTE-INSTELLING! Verzuimen
de juiste hoogte-instelling te selecteren wanneer u duikt op hoog-
ten boven 300 m, zal ertoe leiden dat de computer incorrecte bere-
keningen uitvoert, met een vergroot risico op decompressieziekte
als gevolg. Deze computer is niet geschikt voor het maken van
duiken boven 3000 m (10000 ft) boven zeeniveau. Duiken op gro-
tere hoogten zal het risico van decompressieziekte sterk vergro-
ten.
WAARSCHUWING!
KIES DE JUISTE PERSOONLIJKE INSTELLING! De duiker moet ge-
bruik maken van de mogelijkheid om een persoonlijke instelling te
kiezen wanneer hij of zij vermoedt dat er factoren in het spel zijn
die de kans op decompressieziekte vergroten. Het nalaten van het
kiezen van de juiste persoonlijke instelling kan leiden tot een ver-
groot risico op decompressieziekte.
OPMERKING!
Het is niet mogelijk om tussen de Air, Nitrox en Gauge modus te scha-
kelen voordat de tijd van het vliegverbod (de desaturatietijd) nul minu-
ten is.
Er is één uitzondering: U kunt de computer binnen deze periode in de
Nitrox modus zetten wanneer u eerder een duik in de Air modus heeft
gemaakt. Wanneer u van plan bent om zowel duiken met Nitrox als met
perslucht te maken binnen dezelfde serie herhalingsduiken, kunt u het
beste direct de Vytec in de Nitrox modus zetten: dan hoeft u alleen het
gebruikte gasmengsel voor iedere duik in te stellen.
Na een duik in de Gauge modus is de tijd van het vliegverbod altijd 48 uur.
6
INHOUDSOPGAVE
1. INTRODUCTIE ........................................................................................... 8
1.1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT .................................................................. 9
1.1.1. NOODOPSTIJGINGEN ........................................................................... 9
1.1.2. Beperkingen van Duikcomputers .................................................. 10
1.1.3. Verrijkte Lucht en Duikveiligheid ................................................... 10
2. BEKEND RAKEN MET DE VYTEC ................................................................. 10
2.1. FUNCTIES ................................................................................................ 10
2.2. DRUKKNOPPEN ...................................................................................... 11
2.3. WATERCONTACTEN ................................................................................ 12
2.4. DRAADLOZE FLESDRUKVERZENDING .............................................. 13
2.4.1. Monteren van de Zender ................................................................ 13
2.4.2. Koppeling en Codering ................................................................... 14
2.4.3. Gegevensoverdracht ..................................................................... 15
3. DUIKEN MET DE VYTEC ................................................................................ 16
3.1. VOOR DE DUIK ....................................................................................... 16
3.1.1. Activering en Controle Vooraf ....................................................... 16
3.1.2. Batterijspanningsindicator en Batterijspanningswaarschuwing ..... 18
3.1.2.2. Batterijspanning van de Zender ....................................... 20
3.1.3. Duikplanning [PLAN] ...................................................................... 20
3.1.4. Programmeerbare functies en waarschuwingen ........................... 21
3.2. VEILIGHEIDSSTOPS .............................................................................. 21
3.2.1. Aanbevolen Veiligheidsstop ........................................................... 21
3.2.2. Verplichte Veiligheidsstop .............................................................. 22
3.3. DUIKEN MET PERSLUCHT ..................................................................... 23
3.3.1. Primaire duikgegevens .................................................................. 23
3.3.2. Aandachtspunten ........................................................................... 24
3.3.3. Flesdrukgegevens ......................................................................... 24
3.3.4. Verbruikte Bodemtijd (CBT; Consumed Bottom Time) ................. 25
3.3.5. Stijgsnelheidsmeter ........................................................................ 26
3.3.6. Decompressieduiken ..................................................................... 27
3.4. DUIKEN MET VERRIJKTE LUCHT ......................................................... 31
3.4.1. Voor de Duik ................................................................................... 31
3.4.2. Zuurstofdisplays ............................................................................ 32
3.4.3. Oxygen Limit Fraction (OLF) ........................................................ 33
3.4.4. Gasmengsel wisselen, ademen van verschillende gassen ......... 34
3.5. GAUGE MODUS ....................................................................................... 35
3.6. AAN DE OPPERVLAKTE ......................................................................... 36
3.6.1. Oppervlakte-interval ...................................................................... 36
3.6.2. Duiknummering .............................................................................. 37
3.6.3. Vliegen na het duiken ..................................................................... 38
3.7. HOORBARE EN ZICHTBARE WAARSCHUWINGEN .......................... 38
7
3.8. BERGMEERDUIKEN EN PERSOONLIJKE INSTELLINGEN ................ 40
3.8.1. Hoogte-instellingen ......................................................................... 41
3.8.2. Persoonlijke instellingen ................................................................. 41
3.9. FOUTMELDINGEN ................................................................................... 43
4. MENUFUNCTIES ......................................................................................... 44
4.1. GEHEUGENFUNCTIES EN GEGEVENSOVERDRACHT [1 MEMORY] 46
4.1.1. Logboek en Duikprofielgeheugen [1 LOGBOOK] .......................... 46
4.1.2. Duikhistoriegeheugen [2 HISTORY] ............................................. 49
4.1.3. Gegevensoverdracht en PC-Interface ......................................... 50
4.2. SIMULATIESTAND [2 SIMUL] .................................................................. 52
4.2.1. Duiksimulator [1 SIMDIVE] ............................................................ 52
4.2.2. Duikplanner [SIMPLAN] ................................................................. 52
4.3. INSTELLINGEN WIJZIGEN ..................................................................... 53
4.3.1.1. Persoonlijke en hoogte-instellingen [1 AdJMODE] .......... 53
4.3.1.2. Duiktijdalarm instellen [2 d ALARM] ................................ 54
4.3.1.3. Maximum diepte-alarm [3 MAXDPTH] ............................. 54
4.3.1.4. Nitrox/zuurstofinstellingen [4 NITROX] ........................... 54
4.3.2. Tijd Instellen [2 SET TIME] ............................................................ 55
4.3.2.1. Tijd instellen [1 AdJ TIME] ................................................ 56
4.3.2.2. Datum instellen [2 AdJ DATE] ......................................... 56
4.3.2.3. Instellen van de wekker [3 T ALARM] ............................. 56
4.3.3. Persoonlijke Voorkeuren [3 SET PREF] ........................................ 57
4.3.3.1. Brandtijd van displayverlichting [1 LIGHT] ..................... 57
4.3.3.2. Eenhedenstelsel kiezen [2 UNITS] .................................. 57
4.3.3.3. Flesdrukzender Instellingen [3 HP] ................................. 57
4.3.3.4. Opname-interval instellen [4 REC] .................................. 57
4.3.3.5. Berekeningsmodel kiezen [2 MODEL] ............................. 57
5. ZORG EN ONDERHOUD ............................................................................... 58
5.1. BELANGRIJKE INFORMATIE .................................................................. 58
5.2. ZORG VOOR UW COMPUTER ............................................................... 58
5.3. ONDERHOUD ......................................................................................... 59
5.4. CONTROLEREN OP WATERDICHTHEID .............................................. 60
5.5. BATTERIJEN VERVANGEN ..................................................................... 60
5.5.2. Batterij van de flesdrukzender vervangen .................................... 64
6. TECHNISCHE INFORMATIE .......................................................................... 66
6.1. WERKINGSPRINCIPES .......................................................................... 66
6.2. REDUCED GRADIENT BUBBLE MODEL, SUUNTO RGBM ................. 68
6.3. ZUURSTOFBLOOTSTELLING ................................................................. 69
6.4. SPECIFICATIES ....................................................................................... 70
7. GARANTIEBEPALINGEN ................................................................................ 73
8. SUUNTOSPORTS.COM .................................................................................. 74
9. VERKLARENDE WOORDENLIJST ................................................................ 77
8
1. INTRODUCTIE
Gefeliciteerd met de aanschaf van de SUUNTO Vytec duikcomputer. De
Vytec is volgens de Suunto traditie ontworpen, met veel functies en
mogelijkheden in één geavanceerd instrument. De Vytec is voorzien van
veel nieuwe functies die u in geen enkele andere duikcomputer vindt,
zoals de mogelijkheid om van gasmengsel te wisselen en de optionele
draadloze flesdrukzender. Alle functies van de computer zijn eenvoudig
met drukknoppen te bedienen. Het display is geoptimaliseerd voor iedere
duikmodus. Deze compacte, geavanceerde luchtgeïntegreerde duikcom-
puter zal u jarenlang zorgeloos begeleiden op de mooiste duiken.
Keuze van verschillende functies en instellingen
Met de drukknoppen van de Vytec kunt u een groot aantal instellingen
wijzigen:
Keuze van de werkingsmodus - Air / Nitrox / Gauge
Draadloos luchtgeïntegreerd aan/uit
Flesdrukwaarschuwing
Keuze van het gewenste eenhedenstelsel - Metrisch of Engels
Maximum diepte alarm
Duiktijdalarm
Voorkeursinstelling voor de displayverlichting
Datum, tijd en wekkerfuncties
Zuurstofpercentage in het mengsel (alleen in de Nitrox modus)
Maximale PO2 (alleen in de Nitrox modus)
Hoogte-instellingen
Persoonlijke instellingen
RGBM instellingen
Keuze van opname-interval: 10, 20, 30 of 60 seconden
Instelling van meerdere ademgassen
Continue Decompressie met Suunto RGBM
Het Suunto Reduced Gradient Bubble Model (RGBM) dat in de Vytec
gebruikt is controleert het stikstof in het lichaam van de duiker zowel
in de gas- als in de opgeloste fase. Dit biedt een groot voordeel boven
klassieke Haldane modellen die het gedrag van gas in vrije toestand
niet kunnen simuleren. Het grootste voordeel is wel de toegenomen
veiligheid als gevolg van de grotere flexibiliteit bij het aanpassen aan
diverse situaties en duikprofielen.
Als reactie op op verschillende risicosituaties is een nieuw soort stop
geïntroduceerd: de Verplichte Veiligheidsstop. De Verplichte en Aanbe-
volen veiligheidsstops zijn voor uw gemak voorzien van een timer. Welke
combinatie van stops u dient te maken hangt af van uw duikprofiel.
9
Om optimaal te kunnen profiteren van alle nieuwe veiligheidsvoorzie-
ningen vragen wij u hoofdstuk 6.2 over het Reduced Gradient Bubble
Model aandachtig te lezen.
1.1. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFT
Gebruik deze computer niet voordat u deze handleiding zorgvuldig en
in zijn geheel heeft doorgelezen, inclusief alle waarschuwingen. Zorg
ervoor dat u de mogelijkheden, de bediening, het gebruik en de beper-
kingen van de SUUNTO Vytec begrijpt. Als u vragen heeft over deze
handleiding of de computer zelf, dient u zich te richten tot uw SUUNTO
Dealer voordat u met de computer duikt.
Onthoud dat u ZELF VERANTWOORDELIJK BENT VOOR UW
VEILIGHEID!
Wanneer deze duikcomputer correct gebruikt wordt, is het een per-
fect gereedschap om goed opgeleide duikers te assisteren bij het
plannen en uitvoeren van normale sportduiken. Dit instrument is geen
vervanging voor een gedegen duikopleiding, inclusief de basisbegin-
selen van de decompressietheorie!
Duiken met verrijkte lucht (Nitrox) brengt extra risicos met zich mee
die bij het persluchtduiken niet van toepassing zijn. Deze risicos zijn
niet voor de hand liggend en vereisen speciale training om er mee om
te leren gaan. Zonder deze extra opleiding riskeert u ernstige ver-
wondingen met de dood als gevolg.
Duik niet met andere gasmengsels dan standaard perslucht voordat u
hiervoor een erkende opleiding heeft gevolgd.
1.1.1. Noodopstijgingen
In het onwaarschijnlijke geval dat uw duikcomputer tijdens een duik
defect raakt kunt u een gecontroleerde opstijging maken volgens de
aanbevelingen van uw opleidingsorganisatie. Als alternatief kunt u de
volgende procedure volgen:
STAP 1: Beoordeel de situatie op een kalme, rationele manier en be-
geef u direct naar een diepte van minder dan 18 meter.
STAP 2: Op 18 meter aangekomen mag uw stijgsnelheid onder geen
beding de 10m/min overschrijden. Stijg rustig op naar een
diepte tussen de 6 en de 3 meter.
STAP 3: Blijf, zolang uw luchtvoorraad dit toestaat, op deze diepte.
Maak na het veilig bereiken van de oppervlakte minimaal 24
uur geen verdere duiken.
10
1.1.2. Beperkingen van Duikcomputers
Hoewel deze duikcomputer gebaseerd is op de meest recente inzich-
ten in decompressieprocedures en gebouwd is volgens de laatste
technologische ontwikkelingen, kan een duikcomputer geen metingen
doen van de fysiologische processen in het lichaam van een duiker.
Alle decompressieprocedures die tot op heden ontwikkeld zijn, zijn
gebaseerd op theoretische wiskundige modellen die bedoeld zijn als
richtlijn om de risicos van decompressieziekte te beperken.
1.1.3. Verrijkte Lucht en Duikveiligheid
Duiken met verrijkte lucht biedt een duiker de mogelijkheid om de kans
op decompressieziekte te verkleinen door de hoeveelheid stikstof in
het ademgasmengsel te verminderen.
Als het percentage stikstof kleiner wordt, zal het percentage zuurstof
over het algemeen toenemen. Dit hogere zuurstofpercentage stelt de
duiker bloot aan een risico op zuurstofvergiftiging dat bij persluchtdui-
ken veel minder van belang. Om dit risico tot een minimum te beperken,
houdt de computer de intensiteit en duur van de blootstelling aan een
hogere percentage zuurstof bij, zodat de duiker zijn duikplan aan kan
passen en zo de blootstelling aan verhoogde partiële zuurstofdrukken
binnen veilige grenzen kan houden.
Naast de fysiologische effecten van verrijkte lucht op ons lichaam,
zijn er ook een aantal praktische overwegingen bij de omgang met
gasmengsels. Verhoogde concentraties zuurstof brengen een groter
brand- en explosiegevaar met zich mee. Daarnaast dient u de fabri-
kant van het duikmateriaal dat blootgesteld wordt aan een hogere
partiële zuurstofdruk te raadplegen voor eventuele beperkingen.
2. BEKEND RAKEN MET DE VYTEC
2.1. FUNCTIES
De Suunto Vytec kan ingesteld worden om te functioneren als een
standaard duikcomputer, een Nitrox duikcomputer of een dieptemeter
met timerfuncties.
De multifunctionele Vytec duikcomputer heeft drie hoofdfuncties (Air,
Nitrox, Gauge), drie bedieningsmodi (TIME/STAND-BY, SURFACE,
DIVING), drie menugestuurde hoofdfuncties (MEMORY, SIMULATION,
SET) en 18 menugestuurde subfuncties (zie de bijgeleverde gelamineer-
de Quick Reference Guide). Met behulp van de drukknoppen kunt u door
de verschillende functies heen lopen. De functie-indicator links op het
display en de tekst onder op het display geven aan welke functie u heeft
geselecteerd.

11
Het hoofddisplay van deze duikcomputer is
het tijdsdisplay (Fig. 2.1). Als u na activeren
5 minuten lang geen knoppen indrukt zal de
computer uitschakelen en opnieuw het tijds-
display tonen (uitgezonderd wanneer de
computer in de Duikmodus of de Oppervlak-
temodus staat). Het tijdsdisplay wordt na 2
uur uitgeschakeld om de batterij te sparen,
maar kan met de PLAN- of TIME-knop weer
aangezet worden.
De Vytec voorzien van persoonlijke
informatie
Neemt u even een paar minuten de tijd om de
Vytec in te stellen en het uw persoonlijke
duikcomputer te maken.
Stel de datum en tijd in. Lees deze handleiding
aandachtig. Stel uw persoonlijke duikalarms in
en maak alle andere persoonlijke instellingen
die in de introductie van deze handleiding ge-
noemd zijn. Als u de Vytec gaat gebruiken in
combinatie met de draadloze flesdrukzender
dient u deze te monteren en de het gebruik van
flesdrukgegevens te activeren in de instellin-
gen. Controleer de eerste keer altijd het ver-
zenden van de flesdrukgegevens.
Maak gebruik van de duiksimulator om be-
kend te raken met de displays van de Vytec.
Het is van belang dat u deze stappen door-
loopt zodat u bekend bent met uw duikcom-
puter voordat u ermee het water in gaat.
2.2. DRUKKNOPPEN
De duikcomputer is uitgerust met handige druk-
knoppen en een informatiedisplay dat de ge-
bruiker helpt om de juiste functies te vinden. De
SMART (MODE) knop is de sleutel tot het hele
systeem. De twee scroll-knoppen (blader-
knoppen) worden gebruikt om door de ver-
schillende menus heen te bladeren en even-
tuele alternatieve displays te tonen. De duik-
computer wordt met behulp van deze drie
drukknoppen als volgt bediend (zie Fig. 2.2).
Fig. 2.1. Het tijdsdisplay.
Het indrukken van de
PLAN of TIME knop
activeert het display.
C
L
O
S
E
O
P
E
N
A
B
Fig. 2.3. De dieptesen-
sor (A), de watercon-
tacten / data-over-
drachts-contacten (B).
Fig. 2.2. De drukknop-
pen van de duikcom-
puter.
DE SMART KNOP
DE PLAN, TIME EN
SCROLLKNOPPEN

12
Druk op de SMART (MODE) knop
Om de computer te activeren.
Om van de Surface Mode naar de menufuncties te gaan.
Om te selecteren, te bevestigen of een subfunctie te verlaten.
Om direct iedere willekeurige subfunctie te verlaten en terug
te keren naar de Surface Mode (lang indrukken)
Om de electroluminescente displayverlichting te activeren (In
de Surface Mode moet u de knop 2 seconden lang ingedrukt
houden, tijdens een duik maar 1 seconde).
Om de gas switch functie (wisseling van ademgas) geduren-
de de duik te activeren houdt u de knop langer dan 2 seconden
lang ingedrukt.
Druk op de pijl omhoog (PLAN) knop
Om het tijdsdisplay te activeren, wanneer het hele display uit
staat.
Om de duikplanningsfunctie vanuit de Surface Mode te activeren.
Om tijdens de duik een speciaal aandachtspunt aan te geven
in het duikprofiel.
Om in de weergegeven opties omhoog te bladeren of een
waarde te vergroten ( ).
Druk op de pijl omlaag (TIME) knop
Om het tijdsdisplay te activeren, wanneer het hele display uit
staat.
Om de tijdsdisplays te tonen en/of alternatieve displays te tonen.
Om in de weergegeven opties omlaag te bladeren of een
waarde te verkleinen ( ).
De duikcomputer wordt als volgt bediend met de watercontacten, de
SMART- (MODE/On/Backlight/Select/OK/Quit) en de PLAN en
TIME knoppen:
Activeren druk op de SMART (On) knop of dompel de computer
gedurende 5 seconden onder in water.
Duikplanning in de Dive Mode: druk op de PLAN ( ) knop.
Menufuncties druk op de SMART (MODE) knop.
De displayverlichting kan geactiveerd worden door de SMART knop
gedurende 2 seconden te drukken.
2.3. WATERCONTACTEN
De watercontacten zorgen voor het automatisch activeren van de
Dive Mode (de duikstand).
ô
ò
ò
ò
ô

13
De watercontacten, die tevens dienen als
contacten voor gegevensoverdracht, bevin-
den zich achter op het instrument (Fig. 2.3).
Wanneer de computer ondergedompeld
wordt in water, zullen deze verbonden wor-
den met de drukknoppen (de andere pool van
het watercontact) doordat het water elektri-
citeit geleidt. U ziet nu de tekst AC (Active
Contacts, Fig. 2.4) op het display. De letters
AC verdwijnen pas van het display wanneer
het watercontact niet meer actief is of wan-
neer de Dive Mode geactiveerd wordt.
2.4. DRAADLOZE
FLESDRUKVERZENDING
De Vytec kan gebruikt worden in combinatie
met een optionele draadloze flesdrukzender
die eenvoudig op de hogedrukpoort van de
ademautomaat gemonteerd wordt (Fig. 2.5).
In combinatie met de flesdrukzender biedt de
Vytec flesdrukgegevens en informatie over
de resterende luchttijd.
Om de flesdrukgegevens te kunnen gebruiken
moet deze functionaliteit geactiveerd worden
in de Vytec. Voor meer informatie over deze
procedure verwijzen we u naar hoofdstuk
4.3.3.3 Flesdrukzender Instellingen.
2.4.1. Monteren van de Zender
Suunto raadt u sterk aan om de flesdrukzen-
der door uw dealer te laten monteren.
Als u echter besluit om de zender zelf te
monteren dient u de volgende stappen te
volgen:
1. Verwijder de hogedrukplug met passend
gereedschap uit de eerste trap van uw
ademautomaat.
2. Draai de flesdrukzender met de hand in
de hogedrukpoort van de ademautomaat.
Draai de zender vervolgens met passend
gereedschap handvast aan. NIET TE VAST
Fig. 2.4. Actieve water-
contacten worden aan-
geduid met de tekst AC.
Fig. 2.5. Vytecs
optionele draadloze
flesdrukzender.

16
Als de Vytec langer dan een minuut geen geldige gegevens ontvangt
zal afwisselend de melding FAIL en de laatst gemeten flesdruk weer-
geven (Fig. 2.6 c).
Indien de batterij van de flesdrukzender leeg raakt wordt afwisselend
de tekst LOBT (voor Low Battery) en de huidige flesdruk weergege-
ven (Fig. 2.6 d).
Als u de duik start zonder de zender en de ontvanger op de juiste
wijze te koppelen zal de Vytec aangeven dat er geen flesdrukgege-
vens beschikbaar zijn door de tekst OFF te tonen in plaats van de
flesdruk (Fig. 2.6 e).
TABEL 2.1. FLESDRUK-GERELATEERDE DISPLAYS
Display Betekenis Figuur 2.6
SETC Geen code opgeslagen stel code in a
- - - Flesdruk is hoger dan 360 bar
[5220 psi] b
FAIL Langer dan 1 minuut geen geldige
flesdrukgegevens ontvangen c
LOBT Geeft aan dat de batterspanning d
van de flesdrukzender te laag is.
Vervang de batterij.
OFF Flesdrukzender is niet gekoppeld aan
de ontvanger. Geen flesdrukgegevens e
beschikbaar.

17
QUIT
3. DUIKEN MET DE VYTEC
In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven
over de bediening van de computer en het
aflezen van het display. U zal zien dat de
computer eenvoudig te gebruiken en af te
lezen is. Op ieder display is alleen die infor-
matie te zien, die relevant is voor de situatie
waarin u zich bevindt.
3.1. VOOR DE DUIK
3.1.1. Activering en Controle
Vooraf
De computer zal zich automatisch activeren
wanneer deze meegenomen wordt naar een
diepte van meer dan 0,5 meter. Het is echter
nodig om de computer vóór de duik al te acti-
veren, om de hoogte- en persoonlijke instel-
lingen, het ingestelde zuurstofpercentage, de
batterijspanning etc. te controleren. Zet de
computer daarom bij voorkeur al een paar
minuten voor de duik aan door op de SMART
(Mode)knop te drukken.
Na het activeren van de computer zal het
hele display enige tijd oplichten (Fig. 3.1). Na
een aantal seconden hoort u een piepsig-
naal, waarop de batterijspanning wordt ge-
meten en de displayverlichting aangaat (Fig.
3.2 a, b, c of d, afhankelijk van de batterij-
spanning). Als de computer in de AIR modus
staat (standaard), zal het scherm de Sur-
face Mode laten zien (Fig. 3.3). Als de com-
puter in de Nitrox modus staat ziet u voordat
de Surface Mode geactiveerd wordt eerst
de tekst Nitrox en alle essentiële parame-
ters op het display (Fig. 3.21). In de Gauge
modus ziet u eerst de tekst Gauge (Fig. 3.4).
Wanneer u de computer activeert, kunt u een
korte controle uitvoeren waarbij u nagaat of:
de computer in de juiste modus staat
(AIR/Nitrox/Gauge) en alle segmen-
ten van het display werken
°
F
°
C
ft
MAXAVGPO 2
NO DEC TIME
STOP
TIME
TIME
SURF
DIVE
O2%
ASC TIME
CEILING
OK
QUIT
SELECT
OPTIONS
NO
S
L
O
W
T
C
B
OLF
DIVE
m
psi
AIR
bar
Fig. 3.2. Startup II.
De batterijspannings-
meter.
OK
Fig. 3.1. Startup I.
Alle segmenten zijn
zichtbaar.

18
de waarschuwing voor te lage bat-
terijspanning niet aan staat
de RGBM, persoonlijke- en hoogte-
instellingen correct zijn
de computer het juiste eenhedenstel-
sel gebruikt (meters of feet, OC of OF)
de computer de juiste temperatuur en
diepte laat zien (0.0 meter aan de opp.)
de pieper functioneert.
Als u de optionele flesdrukzender gebruikt
(zie hoofdstuk 2.4) gaat u na of:
de flesdrukzender op de juiste wijze
gemonteerd is en de kraan van uw
fles geopend is
de zender en ontvanger gekoppeld
zijn en een geschikte code gebruiken
de flesdrukzender functioneert (blik-
semsymbooltje licht regelmatig op en
de flesdruk wordt weergegeven) en
er geen waarschuwingen weerge-
geven worden
u genoeg lucht heeft voor de ge-
plande duik. Vergelijk de gemeten
flesdruk direct met de meting op uw
back-up manometer.
Als de computer in de Nitrox modus staat
controleert u of:
het zuurstofpercentage ingesteld is
op het percentage dat u heeft geme-
ten in uw fles
de maximale partiële zuurstofdruk op
de gewenste waarde is ingesteld.
De duikcomputer is nu klaar voor gebruik.
3.1.2. Batterijspanningsindicator
en Batterijspannings-
waarschuwing
Deze duikcomputer heeft een unieke batterij-
spanningsmeter waarmee u een grafische
weergave krijgt van de resterende batterij-
TIME
DIVE
m
bar
Fig. 3.5. Waarschuwing
voor te lage batterij-
spanning. Het batterij-
symbool geeft aan dat
de batterijspanning te
laag is en de batterij
vervangen moet
worden.
Fig. 3.4. Startup IV.
Gauge modus.
Fig. 3.3. Startup III. De
Surface Mode of opper-
vlaktestand: De diepte
en duiktijd zijn 0, de
flesdruk is 300 bar.
Door op de TIME knop
te drukken activeert u
de alternatieve displays
met de temperatuur en
de huidige tijd.
TIME
DIVE
m
TIME
bar
°
C

19
spanning, zodat u van tevoren kunt zien of het nodig is om de batterij
te vervangen.
De batterijspanningsindicator is te zien wanneer u de Dive Mode acti-
veert. De electroluminescente displayverlichting zal aanstaan tijdens
het meten van de batterijspanning. In de volgende tabel ziet u de
verschillende niveaus.
TABLEL 3.1. BATTERIJSPANNINGSMETER
Display Werking Figuur 3.2
BAT + 4 segmenten + OK Normaal, volle batterij. a
BAT + 3 segmenten Normaal. De batterijspanning
is aan het dalen of de
temperatuur is laag.
Aanbevolen wordt om de
batterij te vervangen als u
zich naar een kouder gebied
begeeft of op een duiktrip of
vakantie wilt gaan. b
LOWBAT + 2 segmenten Batterijspanning is laag en de
+ symbool als batterij moet vervangen wordec c
waarschuwing voor te Het batterijsymbool is zichtbaar.
lage spanning De displayverlichting is
uitgeschakeld. c
LOWBAT + 1 segment + Vervang de batterij!De computer
QUIT+ symbool als gaat automatisch terug naar
waarschuwing voor te lage het tijdsdisplay. De computer
spanning en alle bedieningsfuncties zijn
uitgeschakeld. d
Een lage omgevingstemperatuur kan het bat-
terijvoltage beïnvloeden. Als de computer
lang niet gebruikt is, kan de waarschuwing
voor te lage batterijspanning weergegeven
worden ook al is de spanning bij hogere tem-
peraturen afdoende. Herhaal in dit geval de
spanningsmeting een aantal keer.
Na de batterijcheck blijft het symbooltje voor
te lage batterijspanning indien van toepas-
sing continu zichtbaar (Fig. 3.5).
Als het batterijsymbooltje in de Surface Mode
te zien is of als het displaycontrast te laag is,
is het mogelijk dat de batterijspanning te laag
is en dient u de batterij te vervangen.
Fig. 3.6. Duikplanning. De
duikplanner wordt aange-
duid met de tekst PLAN.
De geen-decompressieli-
miet (nultijd) voor een
duik op 30.0 m is 14
minuten, in stand A0/P1.
QUIT
DIVE
NO DEC TIME
MAX

20
Uit veiligheidsoverwegingen wordt de displayverlichting permanent
uitgeschakeld zolang de batterijspanning te laag is. Na het vervangen
van de batterij werkt deze functie weer naar behoren.
3.1.2.2. Batterijspanning van de Zender
De zender zal een signaal naar de duikcomputer sturen (LOBT) wan-
neer de batterijspanning te laag is. Deze melding verschijnt op het
display van de computer, afwisselend met de huidige flesdruk (zie
hoofdstuk 2.4.3, Fig. 2.6). Wanneer u deze waarschuwing ziet dient u
de batterij van de zender te vervangen.
3.1.3. Duikplanning [PLAN]
Wanneer de Vytec in de Surface Mode staat kunt u te allen tijde de
duikplanningsmodus oproepen door op de PLAN knop te drukken. Na het
tonen van de tekst PLAN (Fig. 3.6), laat de computer u de geen-decom-
pressielimiet (nultijd) op 9 meter diepte zien. Ieder keer als u op de TIME
( ) knop drukt laat de computer een 3 meter grotere diepte zien, met de
daarbij behorende geen-decompressielimiet. De maximum diepte waar-
mee u in de duikplanner kunt rekenen is 45 m. Iedere keer als u op de
PLAN ( ) knop drukt laat de computer een 3 meter kleinere diepte zien.
U kunt de duikplanner uitzetten door op de SMART (QUIT) knop te
drukken.
De duikplanner kan niet geactiveerd worden wanneer de computer in de
Gauge modus of in de Error Mode staat (zie hoofdstuk 3.9. Foutmeldin-
gen). De duikplanner werkt alleen op basis van het gasmengsel inge-
steld bij MIX 1; in de Nitrox modus ingestelde mengsels voor MIX 2 en 3
hebben geen invloed op de berekeningen van de duikplanner.
Het kiezen van een persoonlijke- of hoogte-instelling heeft tot gevolg
dat de geen-decompressielimieten (nultijden) korter worden. De geen-
decompressielimieten van deze verschillende instellingen kunt u afle-
zen in tabel 6.1 en 6.2 van hoofdstuk 6.1. Werkingsprincipes.
De duikplanner houdt rekening met de volgende informatie van eerder
gemaakte duiken:
berekende reststikstof of
de oppervlakte-interval tot 4 dagen tussen de duiken in
zuurstofblootstelling (Nitrox modus)
De geen-decompressielimieten (nultijden) van een herhalingsduik zul-
len dus anders zijn dan die van de eerste duik.
NUMMERING VAN DE DUIKEN IN DE DUIKPLANNER
Herhalingsduiken horen bij een serie wanneer de tijd van het vliegver-
ô
ò
21
bod (de desaturatietijd) niet nul is geweest tussen de twee duiken in.
Wanneer de oppervlakte-interval korter is dan 5 minuten, wordt de
tweede duik gezien als een vervolg van de eerste duik. Het duiknum-
mer zal dan niet veranderen voor het tweede deel van de duik en de
duiktijd loopt verder waar hij gebleven was (zie ook hoofdstuk 3.6.2.
Duiknummering).
3.1.4. Programmeerbare functies en
waarschuwingen
De Vytec is uitgerust met een groot aantal functies en diepte- en
duiktijd-gerelateerde waarschuwingen die door de gebruiker te pro-
grammeren zijn.
Het berekeningsmodel en de tijd dat de displayverlichting aan blijft kunt
u instellen in de MODE SET SET PREF subfunctie. De duiktijd- en
dieptewaarschuwingen kunt u instellen bij MODE SET SET DIVE.
Het tijdsalarm (de wekker) kunt u instellen bij MODE SET SET TIME.
In hoofdstuk 4.3. Instellingen Wijzigen leest u alles over het verande-
ren van deze instellingen.
3.2. Veiligheidsstops
Veiligheidsstops zijn algemeen geaccepteerd als een goede gewoon-
te en zijn een onderdeel geworden van veel duiktabellen. De redenen
om een veiligheidsstop te maken zijn o.a. het verminderen van subcli-
nische decompressieziekte, het verminderen van de vorming van mi-
crobelletjes, een betere controle over de opstijging en een gelegen-
heid om je te oriënteren alvorens de opstijging af te maken.
De Vytec maakt gebruik van twee soorten veiligheidsstops: de Aan-
bevolen Veiligheidsstop en de Verplichte Veiligheidsstop.
De Veiligheidsstops worden aangegeven met:
Een STOP-symbool wanneer men zich in het dieptebereik van
3 m - 6 m bevindt = Aanbevolen Veiligheidsstop Countdown
Een STOP plus een CEILING-symbool wanneer men zich in het
dieptebereik van 3 m - 6 m bevindt = Verplichte Veiligheidsstop
Een STOP-symbool wanneer men nog dieper is dan 6 meter
= Verplichte Veiligheidsstop staat gepland
3.2.1. Aanbevolen Veiligheidsstop
Bij iedere duik die dieper is geweest dan 10 meter start de duikcompu-
ter een countdown van 3 minuten wanneer men zich tussen 6 en 3
meter diepte bevindt. Dit wordt aangegeven met het STOP-symbool en
23
heidsstop nog niet afgerond is. Als u het plafond van 3 meter diepte
doorbreekt, verschijnt er een naar beneden wijzende pijl en hoort u
een doorlopend piepsignaal (Fig. 3.15). U dient direct af te dalen tot
beneden het plafond van de Verplichte Veiligheidsstop. Als u deze
situatie snel en correct corrigeert zijn er geen gevolgen voor de bere-
keningen van eventuele volgende duiken.
Als u echter te lang boven het plafond van de Verplichte Veiligheids-
stop blijft wordt het calculatiemodel aangepast en worden alle geen-
decompressielimieten voor de volgende duiken verkort. In deze situa-
tie bevelen wij u aan om uw oppervlakte-interval te verlengen voordat
u weer een duik maakt.
3.3. DUIKEN MET PERSLUCHT
3.3.1. Primaire duikgegevens
De duikcomputer zal op een diepte van minder dan 1.2 m in de Surface
Mode blijven. Pas op een diepte van meer dan 1.2 m zal de Dive Mode
geactiveerd worden (Fig. 3.7).
Alle informatie op het display is logisch ingedeeld en voorzien van de
relevante eenheden of een label (Fig. 3.7 en 3.8). Tijdens een normale
geen-decompressieduik is de volgende informatie zichtbaar:
Uw huidige diepte in meters [feet].
De maximum diepte die tijdens deze duik bereikt is in meters
[ft], aangegeven met het woordje MAX.
De resterende geen-decompressielimiet (nultijd) in het midden
van het display, boven het label NO DEC TIME en tevens als
grafiek uiterst links op het display. Uw geen-decompressieli-
miet wordt berekend aan de hand van de vijf factoren die in
hoofdstuk 6.1. Werkingsprincipes behandeld worden.
De watertemperatuur gevolgd door OC [OF], linksonder op het
display.
De verstreken duiktijd in minuten, aangegeven met DIVE TIME
rechtsonder op het display.
De hoogte-instelling, links van het midden van het scherm,
aangeduid met een golfje en bergsymbooltjes (A0, A1 of A2,
zie tabel 3.3).
De persoonlijk instelling, tevens links van het midden van het
scherm, aangeduid met een duikertje en + -tekens (P0, P1 of
P2, zie tabel 3.4).
Het attentiesymbool als het verzwakte RGBM ingesteld is (zie
tabel 3.3).

24
Het knipperende attentiesymbool
wanneer aanbevolen wordt om de
oppervlakte-interval te verlengen
(zie tabel 3.3).
Wanneer de flesdrukzender gebruikt wordt
zijn tevens de volgende gegevens beschik-
baar:
De resterende luchttijd in minuten in
het midden van het display, links.
De flesdruk in bar [of psi] uiterst
linksonder op het display.
Alternatieve displays, op te roepen door op
de TIME knop te drukken, zijn onder op het
display te vinden (Fig. 3.9):
De huidige tijd, aangegeven met het
woord TIME.
De watertemperatuur gevolgd door
OC [OF], linksonder op het display.
Het display springt na 5 seconden automa-
tisch terug naar de hoofdgegevens wan-
neer de computer in de Dive Mode staat.
3.3.2. Aandachtspunten
Het is mogelijk om tijdens de duik speciale
annotaties te maken in het duikprofiel. Deze
aandachtspunten worden in het duikprofiel
aangegeven met een knipperend logboek-
symbooltje. De aandachtspunten worden
ook in het duikprofiel aangegeven wanneer
u deze met behulp van de SUUNTO Dive Ma-
nager Software naar de PC overbrengt. Om
gedurende de duik een aandachtspunt aan
het duikprofiel toe te voegen hoeft u alleen
kort de PLAN knop in te drukken (Fig. 3.10).
3.3.3. Flesdrukgegevens
De Vytec kan gebruikt worden in combinatie
met een optionele draadloze flesdruksensor
om uw flesdruk weer te geven. Uw huidige
flesdruk wordt linksonder op het display
Fig. 3.10. Een
aandachtspunt of
annotatie wordt in het
profielgeheugen
geplaatst door op de
PLAN knop te drukken.
Let op het logboek-
symbooltje.
Fig. 3.11. Een drie
minuten durende Aanbe-
volen Veiligheidsstop.
m
NO DEC TIME
T
C
B
MAX
DIVE TIME
bar
AIR TIME
DIVE TIME
T
C
B
m
STOP
MAX
AIR TIME
bar
Fig. 3.12. Flesdrukwaar-
schuwing. De flesdruk
is lager dan 50 bar
[725 psi]. De weergave
van de flesdruk knippert
en er klinkt een waar-
schuwingssignaal.
m
NO DEC TIME
T
C
B
MAX
DIVE TIME
AIR TIME
bar
25
weergegeven. Ongeveer 30 tot 60 seconden na aanvang van de duik
(soms langer, afhankelijk van uw luchtverbruik) zal de eerste bereke-
ning links van het midden op het display verschijnen. Deze berekening
is gebaseerd op de huidige flesdrukdaling en is dus onafhankelijk van
de grootte van uw fles.
De veranderingen in luchtverbruik worden gebaseerd op constante
drukmetingen met een interval van 1 seconde, berekend over de laat-
ste 30 tot 60 seconden. Een toename in uw luchtverbruik zal vrijwel
direct gevolgen hebben voor de berekende luchttijd, terwijl een daling
in het luchtverbruik maar langzaam de resterende luchttijd doet toene-
men. Zo wordt voorkomen dat de computer u een te optimistische
resterende luchttijd voorrekent wanneer uw verbruik kortstondig daalt.
De resterende luchttijd wordt berekend op basis van een reserve-
flesdruk van minimaal 35 bar [500 psi]. Dat betekent dat wanneer de
Vytec een resterende luchttijd weergeeft van 0 minuten, er nog mini-
maal 35 bar in uw fles zit, afhankelijk van uw luchtverbruik. Bij een
hoog luchtverbruik zal de reservedruk dichter bij 50 bar [750 psi]
liggen, bij een laag verbruik dichter bij 35 bar [500 psi].
LET OP! Het bedienen van uw inflator resulteert in een kortstondige
stijging van het luchtverbruik waardoor de berekende luchttijd korter
wordt.
LET OP! Een verandering in temperatuur resulteert in een stijging of
daling in de flesdruk met een verandering van de luchttijd als gevolg.
Denk hierbij aan het zwemmen door een thermocline.
Waarschuwingen voor Lage Flesdrukwaarschuwingen voor lage
flesdruk
De duikcomputer zal u waarschuwen voor een te lage flesdruk door
drie dubbele piepsignalen te geven en de flesdrukweergave te laten
knipperen wanneer deze 50 bar bereikt [725 psi] (Fig. 3.12.). Deze
waarschuwing klinkt opnieuw bij het bereiken van een druk van 35
bar [500 psi] en wanneer de luchttijd 0 is.
3.3.4. Verbruikte Bodemtijd
(CBT; Consumed Bottom Time)
Uw resterende geen-decompressietijd wordt ook grafisch weerge-
geven als een staafgrafiek, links op het display (Fig. 3.7, 3.8, 3.9).
Wanneer uw geen-decompressielimiet afneemt tot minder dan 200
minuten zal het eerste segment van de grafiek (onderaan) verschij-
nen. Naar mate uw lichaam meer stikstof absorbeert, zullen meer
segmenten zichtbaar worden.

26
Het Witte Gebied Als extra veiligheidsmaatregel raadt SUUNTO aan
om binnen het witte gebied van de CBT-staafgrafiek te blijven. Seg-
menten zullen verschijnen beneden 100, 80, 60, 50, 40, 30 en 20
minuten.
Het Grijze Gebied Als grafiek het grijze gebied bereikt, is uw geen-
decompressielimiet korter dan 10 of 5 minuten. Op dit punt aangeko-
men kunt u het beste uw opstijging starten.
Het Rode Gebied Als alle segmenten van de staafgrafiek zichtbaar
zijn, is uw duik veranderd in een decompressieduik. (Voor meer infor-
matie: zie hoofdstuk 3.3.6. Decompressieduiken).
3.3.5. Stijgsnelheidsmeter
Uw stijgsnelheid wordt grafisch weergegeven aan de rechter zijde
van het display:
TABEL 3.2 STIJGSNELHEIDSMETER
Stijgsnelheidsmeter Uw stijgsnelheid Voorbeeld in Fig.
Geen segmenten Minder dan 4 m/min [13 ft/min] 3.8
Een segment 4 - 6 m/min [13 20 ft/min] 3.9
Twee segmenten 6 - 8 m/min [20 26 ft/min] 3.10
Drie segmenten 8 - 10 m/min [26 33 ft/min] 3.11
Vier segmenten 10 - 12 m/min [33 39 ft/min] 3.12
Vier segmenten plus Meer dan 12 m/min [39 ft/min]
het SLOW-segment, of langdurig meer dan
een knipperende 10 m/min [33 ft/min] 3.13
weergave van de diepte,
het STOP-symbool en
een alarmsignaal
Wanneer de maximale stijgsnelheid overschreden wordt verschijnt
het vijfde segment met daarin het woord SLOW, waarop de huidige
diepte begint te knipperen. De overtreding kan een langdurige over-
schrijding van 10 m/min zijn, of een kortstondige overschrijding van de
maximum toelaatbare snelheid van 12 m/min.
Wanneer de SLOW waarschuwing verschijnt en u het STOP-symbool
ziet (Fig. 3.13) moet u direct uw opstijging afremmen of onderbreken.
Wanneer u een diepte van 6 meter bereikt dient u een Verplichte
Veiligheidsstop te maken (de STOP en CEILING-symbolen zijn zicht-
baar) en te wachten totdat de waarschuwing verdwijnt (Fig. 3.14). U
mag niet opstijgen tot een diepte van minder dan 3 meter zolang de
waarschuwing voor een Verplichte Veiligheidsstop aanstaat.

28
plus
de tijd die men binnen de decompressiezone moet verblijven
plus
de tijd die men op een Verplichte Veiligheidsstop moet door-
brengen (wanneer dit van toepassing is)
plus
de Aanbevolen Veiligheidsstop van 3 minuten
plus
de tijd die u nog nodig heeft om de oppervlakte te bereiken na
de laatste decompressie- of veiligheidsstop.
WAARSCHUWING!
DE WERKELIJKE OPSTIJGTIJD KAN LANGER ZIJN DAN DE TIJD DIE
DE VYTEC WEERGEEFT ONDER ASC TIME!
De minimaal benodigde opstijgtijd (ASC TIME) kan langer worden als:
U langer op diepte blijft.
Uw opstijging langzamer is dan 10 m/min.
U uw decompressiestops dieper maakt dan op het decompres-
sieplafond.
Denk eraan dat deze factoren de hoeveelheid lucht die u nodig hebt
voor uw opstijging beïnvloeden.
DECOMPRESSIEPLAFOND, -ONDERGRENS EN -ZONE
Wanneer u een decompressieduik maakt is het van groot belang dat u
de betekenis van de termen decompressieplafond, decompressie-on-
dergrens en decompressiezone begrijpt (Fig. 3.20):
Het decompressieplafond is het ondiepste punt waarnaar u
mag opstijgen. Alle decompressiestops moeten exact op of
iets onder het decompressieplafond gemaakt worden, maar
nooit erboven.
De optimale decompressiezone is het gebied waarin decompres-
sie effectief plaatsvindt. Dit is het gebied tussen de het decom-
pressieplafond en een 1.8 meter [6 ft] dieper gelegen punt.
De ondergrens is de grootste diepte waarop decompressie
plaats kan vinden. Deze diepte passeert u tijdens de opstij-
ging. Decompressie vindt al plaats tussen het plafond en de
ondergrens. Onthoud echter dat decompressie op of vlakbij
de ondergrens altijd zeer traag verloopt.

30
ne bevindt en op moet stijgen (3.16). De diepte
van het decompressieplafond staat rechtsbo-
ven op het display. De minimaal benodigde op-
stijgtijd staat daaronder, rechts van het midden
op het display, onder ASC TIME.
HET DISPLAY BOVEN DE
DECOMPRESSIE-ONDERGRENS
Wanneer u zich naar een diepte begeeft,
waarop decompressie plaats kan vinden stopt
het ASC TIME-symbool met knipperen. Decom-
pressie in dit gebied is erg traag, daarom moet
u uw opstijging vervolgen (Fig. 3.17).
HET DISPLAY BINNEN DE OPTIMALE
DECOMPRESSIEZONE
Wanneer u zich binnen de decompressiezo-
ne bevindt zullen op het display twee naar
elkaar wijzende pijlen te zien zijn (Het zand-
lopertje, Fig. 3.18). Alle decompressiestops
dienen uitgevoerd te worden binnen de de-
compressiezone.
Gedurende de decompressie zal de ASC
TIME terugtellen naar nul en zal het decom-
pressieplafond langzaam ondieper worden.
U mag pas terugkeren naar de oppervlakte
als de ASC TIME en Verplichte Veiligheids-
stop nul is en het ASC TIME-symbool vervan-
gen is door NO DEC TIME.
HET DISPLAY BOVEN HET PLAFOND
Als de duiker opstijgt tot boven het decom-
pressieplafond zal een naar beneden wij-
zende pijl verschijnen en de computer zal
een continu alarmsignaal laten horen. Daar-
naast zal de Er-melding verschijnen om u
te waarschuwen dat u maximaal 3 minuten
de tijd heeft om het probleem te corrigeren
(Fig. 3.19).
Overschrijdt u langer dan drie minuten de
decompressie-instructies zal de Vytec over-
gaan in een permanente Error mode. In deze
modus mag er minimaal 2 dagen niet gedo-
DIVE TIME
T
C
B
m
CEILING
ASC TIME
AIR TIME
bar
Fig. 3.17. Decompres-
sieduik, boven de
ondergrens. De pijl naar
boven is verdwenen en
ASC TIME knippert niet
meer. Dit houdt in dat
decompressie hier
begint (maar langzaam).
Fig. 3.18. Decompres-
sieduik, binnen de
decompressiezone. De
twee naar elkaar
wijzende driehoekjes
vormen een zandloper-
tje. U bevindt u binnen
de optimale decompres-
siezone op 3.5 m diepte
en uw resterende
opstijgtijd is minimaal 5
min. Door op de TIME
knop te drukken kunt u
het alternatieve display
oproepen.
DIVE TIME
T
C
B
m
STOP
CEILING
ASC TIME
MAX
TIME
AIR TIME
bar
°
C

31
ken worden (Zie hoofdstuk 3.9, Foutmeldin-
gen). Uit veiligheidsoverwegingen is de
Vytec in deze stand alleen nog als diepteme-
ter en divetimer te gebruiken.
3.4. DUIKEN MET VERRIJKTE
LUCHT
3.4.1. Voor de Duik
De Vytec heeft drie werkingsmodi: de pers-
lucht (AIR) modus voor standaard perslucht,
de Nitrox modus voor gebruik met verrijkte lucht
en de Gauge modus voor gebruik als divetimer.
De Nitrox modus kan gekozen worden in de
MODE-SET-SET PREF-MODEL subfunctie (zie
hoofdstuk 4.3, Instellingen Wijzigen).
Als de computer in de Nitrox modus staat, moet
het correcte percentage zuurstof ingegeven
worden om er voor te zorgen dat alle stikstof-
en zuurstofgerelateerde berekeningen correct
uitgevoerd worden. De duikcomputer past zijn
stikstof- en zuurstofcalculaties aan, aan het
ingevoerde O2% en de ingestelde PO2. Bereke-
ningen die gebaseerd zijn op een hoger O2%
resulteren in een langere geen-decompressie-
limiet, kleinere maximumdiepten en gewijzigde
informatie met betrekking tot zuurstofblootstel-
lingslimieten. De Vytec accepteert alleen ronde
getallen bij het invoeren van het zuurstofper-
centage. Rond de door u gemeten waarden
altijd naar beneden af wanneer u deze invoert
in uw duikcomputer. Zo moet 31.8% O2 inge-
voerd worden als 31%. Omhoog afronden zal
ertoe leiden dat decompressielimieten onte-
recht langer worden met een verhoogd risico
op decompressieziekte als gevolg. Als u be-
wust een conservatiever programma wilt se-
lecteren moet dit gebeuren met de persoonlij-
ke-/hoogte-instellingen icm. een lagere maxi-
male PO2.
Voor uw veiligheid worden alle zuurstof-ge-
relateerde berekeningen gemaakt op basis
van het ingestelde percentage + 1%.
Fig. 3.19. Decompres-
sieduik, boven het de-
compressieplafond. Let
op de naar beneden
wijzende driehoek en de
Er-waarschuwing en het
alarmsignaal. U moet
nu (binnen 3 minuten)
afdalen tot beneden het
decompressieplafond.
DIVE TIME
T
C
B
m
STOP
CEILING
ASC TIME
AIR TIME
bar
Fig. 3.20. Decompres-
sieplafond en
ondergrens. De
Aanbevolen en
Verplichte Veiligheids-
stops moeten tussen 6
en 3 meter diepte
gemaakt worden.
Fig. 3.21. Nitrox
display. De maximum
diepte, gebaseerd op
21% O2 en een PO2 van
1.4 bar is 54.1 meter.
PO2
O2%
OLF
m
3m / 10ft
6m / 18ft
CEILING
FLOOR

33
De ingestelde maximale PO2 staat
rechtsboven op het display.
De maximaal toegestane duikdiepte,
gebaseerd op de PO2 en het percen-
tage O2.
Het huidige niveau van zuurstof-
blootstelling, aangegeven als Oxy-
gen Limit Fraction (OLF) staafgrafiek
uiterst links op het display.
In de duikmodus wordt het percentage zuur-
stof dat ingesteld is, alsook de huidige bloot-
stelling aan zuurstof weergegeven (Fig. 3.22
en 3.23). Als de flesdrukzender gebruikt wordt
zal het zuurstofpercentage weergegeven
worden tot op het moment dat de luchttijd kor-
ter wordt dan 30 minuten. Vanaf dit moment
wordt de resterende luchttijd getoond. Gedu-
rende de duik wordt ook de partiële zuurstof-
druk weergegeven (op de plaats van de maxi-
mum diepte) wanneer deze een waarde heeft
van meer dan 1.4 bar of, indien gewijzigd, de
ingestelde waarde (Fig. 3.24).
Wanneer u gedurende een Nitroxduik op de
TIME knop druk verschijnt het alternatieve
display met daarop (Fig. 3.24):
de huidige tijd
de watertemperatuur
de CBT (verbruikte bodemtijd)
de maximum diepte (wanneer het
een decompressieduik betreft)
de resterende luchttijd wanneer
deze meer dan 30 minuten bedraagt
het zuurstofpercentage wanneer de
resterende luchttijd korter is dan 30
minuten
Na vijf seconden zal het display weer de
oorspronkelijke informatie tonen.
3.4.3. Oxygen Limit Fraction (OLF)
In de Nitrox modus zal de Vytec naast de
blootstelling aan een verhoogde partiële stik-
Fig. 3.26. OLF grafiek
betreft in dit geval de
OTU waarde. Het
onderste segment
knippert.
Fig. 3.27. Wisselen van
gasmengsel. Het huidige
gasmengsel is MIX1 (21%).
Scroll door de beschikbare
gasmengsels door op de
PLAN of TIME knop te
drukken. Activeer het
nieuwe mengsel met
MODE (OK).
NO DEC TIME
MAX
DIVE TIME
OLF
bar
AIR TIME
m
PO2
O2%
OK
m
°
C
TIME
O2%
m
NO DEC TIME
MAX
T
C
B
Fig. 3.25. Alternatief
display. Door het
indrukken van de TIME
knop kunt u de huidige
tijd, maximum diepte,
temperatuur, CBT
en O2% oproepen
indien de luchttijd
korter is dan 30 min.
34
stofdruk, ook de blootstelling aan verhoogde partiële zuurstofdruk
bijhouden. Deze twee berekeningen staan los van elkaar.
De duikcomputer maakt tevens afzonderlijke berekeningen van CNS
zuurstofblootstelling en pulmonaire zuurstofvergiftiging deze laat-
ste door Oxygen Tolerance Units (OTUs) te tellen. De staafgrafiek
heeft een schaalverdeling die de maximaal toelaatbare blootstelling
van beide factoren als 100% weergegeeft.
De Oxygen Limit Fraction (OLF) grafiek heeft 11 segmenten die ieder
10% weergeven. De limiet (OTU of CNS) die het dichtst bij de 100% is
wordt weergegeven op de grafiek. Wanneer de OTU telling groter is
dan de CNS zuurstofblootstelling zal het onderste segment van de
grafiek knipperen. De OLF wordt berekend aan de hand van de facto-
ren die in hoofdstuk 6.3. Zuurstofblootstelling worden besproken.
3.4.4. Gasmengsel wisselen, ademen van
verschillende gassen
De Vytec heeft een bijzondere functie: u heeft de mogelijkheid om
meerdere verschillende gasmengselen in te stellen die u gedurende
de duik kunt wisselen. Deze functie is beschikbaar na MIX2 en/of MIX3
van de OFF stand gehaald te hebben en de betreffende parameters
in te stellen zoals u dat bij uw eerste gasmengsel heeft gedaan (zie
hoofdstuk 4.3.1.4 Nitrox/zuurstofinstellingen). MIX2 en 3 blijven staan
op hun instellingen en gaan niet automatisch terug naar een standaard
instelling als u na wijziging niet binnen 2 uur gaat duiken. Flesdrukme-
ting is alleen beschikbaar voor één flesdrukzender. U begint uw duik
altijd met MIX1 waarna u gedurende uw duik over kunt schakelen naar
een willekeurig ander mengsel zolang deze binnen de maximale par-
tiële zuurstofdruk valt die op die diepte heerst. Uw stikstofverzadiging
en zuurstofblootstelling worden gebaseerd op het op dat moment
geselecteerde gasmengsel.
De Vytec stelt u in staat om gedurende de duik van gasmengsel te
wisselen. Gasmengsel wisselen doet u volgens de onderstaande
procedure:
Druk op de MODE knop totdat de Vytec links onder op het
display de tekst MIX laat zien in plaats van de temperatuur/
flesdruk (Fig. 3.27).
Gebruik de PLAN en TIME knoppen om de door de geactiveer-
de gasmengsels te bladeren.
Tijdens dit scrollen ziet u het mix nummer, het zuurstofpercen-
tage en de partiële zuurstofdruk. Als de ingestelde maximale
PO2 overschreden zou worden bij het activeren knippert de
waarde en ziet u een naar boven wijzende pijl op het display.
38
3.6.3. Vliegen na het duiken
De resterende tijd van het vliegverbod na de duik wordt aan de opper-
vlakte weergegeven in het midden van het display, naast het vliegtuig-
symbool. Vliegen of reizen naar gebieden op grotere hoogte moet
binnen deze periode vermeden worden.
LET OP! Het vliegtuigsymbooltje is in de stand-by stand van de computer
niet zichtbaar. Voordat u zich naar een gebied met een lage luchtdruk
begeeft (zoals op een berg of in een vliegtuig) moet u de computer
activeren en controleren of de tijd van het vliegverbod verstreken is.
De lengte van het vliegverbod is altijd minimaal 12 uur, of gelijk aan de
tijd die nodig is voor volledige desaturatie.
Als de computer in een permanente Error Mode of de Gauge modus
staat is de tijd van het vliegverbod automatisch 48 uur en 0 minuten.
Het Divers Alert Network adviseert het volgende:
Een minimale oppervlakte-interval van 12 uur moet aangehou-
den worden om er redelijk zeker van te zijn, dat een duiker
geen symptomen van decompressieziekte ervaart bij het vlie-
gen in een lijnvliegtuig (cabinedruk vergelijkbaar met een hoog-
te van 2400 m. [8000 ft] boven zeeniveau).
Duikers die een aantal dagen achter elkaar herhalingsduiken
maken en duikers die decompressieduiken maken zouden
deze periode van 12 uur moeten verlengen. Hiernaast advi-
seert het Undersea and Hyperbaric Medical Society (UHMS)
duikers, die met standaard perslucht duiken en geen sympto-
men van decompressieziekte ervaren, altijd minimaal 24 uur te
wachten na hun laatste duik alvorens te vliegen in een lijn-
vliegtuig met een cabinedruk vergelijkbaar met een hoogte van
2400 m. boven zeeniveau. Hierop zijn twee uitzonderingen:
Als een duiker in de laatste 48 uur minder dan 2 uur bodemtijd
heeft gehad is de aanbevolen wachtperiode 12 uur.
Als een duiker een duik heeft gemaakt waarbij een decom-
pressiestop nodig was moet men minimaal 24 uur en zo moge-
lijk 48 uur niet vliegen.
SUUNTO adviseert u niet te vliegen totdat u zowel aan de
voorwaarden van de Vytec, DAN en UHMS voldoet.
3.7. HOORBARE EN ZICHTBARE WAARSCHUWINGEN
De duikcomputer is uitgerust met een aantal hoorbare en zichtbare
alarmsignalen om de aandacht van de gebruiker te vestigen op het
naderen van belangrijke limieten.

39
Een korte, enkele piep is te horen wanneer:
de duikcomputer geactiveerd wordt
de duikcomputer automatisch terugkeert naar het tijdsdisplay
Drie dubbele piepsignalen zijn te horen wanneer:
de flesdruk 50 bar [725 psi] bereikt. De flesdrukweergave
begint te knipperen
de flesdruk de ingestelde minimale waarde bereikt
de resterende flesdruk 0 minuten bedraagt
Drie enkele piepsignalen met een interval van 2 seconden,
gepaard gaand met het gedurende 5 seconden aangaan van
de displayverlichting, zijn te horen wanneer:
een geen-decompressieduik (nultijdduik) overgaat in een de-
compressieduik. De naar boven wijzende driehoek en de ASC
TIME aanduidingen verschijnen
de Vytec voorstelt om van gasmengsel te wisselen
Continu piepen, wat gepaard gaat met het gedurende
5 seconden aangaan van de displayverlichting, is te horen
wanneer:
de maximale stijgsnelheid van 10m/min overschreden wordt.
De SLOW en STOP waarschuwingen verschijnen (Fig. 3.13)
een Verplichte Veiligheidsstop wordt overgeslagen. Een naar
beneden wijzende driehoek verschijnt (Fig. 3.15)
een decompressiestop (tijdelijk) wordt overgeslagen. Zodra u
ondieper bent dan het voorgeschreven decompressieplafond
verschijnt een naar beneden wijzende driehoek en de Er-fout-
melding. U moet direct afdalen tot beneden het plafond, anders
activeert de computer een permanente Error Mode (Fig. 3.19)
Voordat u een duik gaat maken kunt u een aantal alarmsignalen instellen.
U kunt een signaal programmeren op een bepaalde tijd en u kunt tevens
gewaarschuwd worden voor het overschrijden van een maximum duik-
tijd en diepte. Deze waarschuwingen worden geactiveerd wanneer:
de geprogrammeerde maximumdiepte is bereikt
u hoort 24 seconden lang opeenvolgende piepsignalen (of
totdat een knop wordt ingedrukt)
de maximum diepte knippert gedurende 1 minuut (zolang
geen knoppen ingedrukt worden)
de geprogrammeerde duiktijd is bereikt
u hoort 24 seconden lang opeenvolgende piepsignalen (of
totdat een knop wordt ingedrukt)

40
de duiktijd knippert gedurende 1 minuut (zolang geen knop-
pen ingedrukt worden)
de tijd waarop een alarm is geprogrammeerd wordt bereikt
de huidige tijd wordt getoond
u hoort 24 seconden lang opeenvolgende piepsignalen (of
totdat een knop wordt ingedrukt)
de huidige tijd knippert gedurende 1 minuut (zolang geen
knoppen ingedrukt worden)
WAARSCHUWINGEN IN DE NITROX MODUS
Drie dubbele piepsignalen gepaard gaand met 5 seconden
oplichten van de displayverlichting wanneer:
de OLF staafgrafiek 80% bereikt. Alle segmenten boven de
80% knipperen (Fig. 3.24)
de OLF staafgrafiek 100% bereikt
Het continu knipperen van de segmenten boven 80% stopt wanneer
de OLF niet meer toeneemt. Dit gebeurt pas wanneer de PO2 kleiner is
van 0,5 bar.
Continue piepsignalen gedurende 3 minuten, gepaard
gaand met het gedurende 5 seconden aangaan van de
displayverlichting, zijn te horen wanneer:
de ingestelde maximale PO2 en de maximum diepte voor deze
duik zijn overschreden. In plaats van de maximum diepte ziet u
de huidige PO2. U dient direct op te stijgen tot boven de PO2-
dieptelimiet (Fig. 3.24)
Let op! Als u de displayverlichting heeft uitgeschakeld zal deze ook
niet oplichten wanneer er een waarschuwing gegeven wordt!
WAARSCHUWING!
WANNEER DE OLF-GRAFIEK AANGEEFT DAT HET MAXIMUM IS
BEREIKT MOET U ONMIDDELLIJK OPSTIJGEN TOTDAT DE WAAR-
SCHUWING STOPT MET KNIPPEREN!
Als u in een situatie als deze niet direct actie onderneemt kan het
risico van zuurstofvergiftiging sterk toenemen met ernstig lichame-
lijk letsel of de dood als gevolg.
3.8. BERGMEERDUIKEN EN PERSOONLIJKE
INSTELLINGEN
De duikcomputer kan ingesteld worden op verschillende niveaus van
conservativiteit van het decompressiemodel. Daarnaast kan de com-
puter ingesteld worden op bergmeerduiken.

41
3.8.1. Hoogte-instellingen
Voordat u kunt duiken in bergmeren op een hoogte van meer dan 300
m dient u de juiste stand te kiezen aan de hand van Tabel 3.3. Na het
activeren van een bergmeerstand zal de computer zijn calculatiemo-
del aanpassen en rekenen met kortere geen-decompressielimieten
(zie ook hoofdstuk 6.1. Werkingsprincipes en tabellen 6.1 en 6.2).
TABEL 3.4 HOOGTE-INSTELLINGEN EN HUN BEREIK
De gekozen hoogte-instelling is te herkennen aan bergsymbooltjes
(A0, A1 = één bergje, A2 = twee bergjes). In hoofdstuk 4.3.1.1, Per-
soonlijke- en hoogte-instellingen wordt in detail uitgelegd hoe u deze
instellingen kunt wijzigen.
Wanneer u naar grote hoogten reist zal het evenwicht tussen de
partiële stikstofdruk in het lichaam en de partiële stikstofdruk in de
omgeving tijdelijk verstoord worden. Aanbevolen wordt dan ook om na
aankomst minimaal 3 uur te wachten alvorens u gaat duiken.
3.8.2. Persoonlijke instellingen
De factoren die bijdragen aan het risico van decompressieziekte variëren
van dag tot dag en tussen duikers onderling. De drie persoonlijke instelling-
en kunnen gebruikt worden om de berekeningen van de Vytec conser-
vatiever te maken. Voor ervaren duikers is er tevens een mogelijkheid om
de gevolgen van het RGBM op herhalingsduiken te verzwakken.
Factoren die de kans op decompressieziekte vergroten zijn onder
andere:
blootstelling aan kou (Watertemperaturen beneden 20O C)
een slechte lichamelijke conditie, een laag uithoudingsvermogen
herhalingsduiken, vooral wanneer deze een aantal dagen
achter elkaar gemaakt worden.
vermoeidheid
dehydratatie
een decompressieongeval in het verleden.
Altitude
mode
Symbol
on display
Altitude
range
A0
A1
A2
0 - 300 m [0 - 1000 ft]
300 - 1500 m [1000 - 5000 ft]
1500 - 3000 m [5000 - 10000]
Hoogte-
instelling
Symbool op
het display
Hoogte-
bereik

42
Wanneer een persoonlijke instelling gekozen is, ziet u op het display
een duikertje verschijnen met daarnaast één of twee +-tekens (P0 =
alleen het duikertje, P1 = duikertje en +, P2 = duikertje en ++). In hoofd-
stuk 4.3.1.1. Persoonlijke- en hoogte-instellingen leest u hoe u deze
instellingen kunt wijzigen.
De mogelijkheid om aan de hand van Tabel 3.4 een persoonlijke instel-
ling te kiezen, stelt de duiker in staat om het decompressieprogramma
conservatiever te maken. De geen-decompressielimieten worden bij
een hogere persoonlijke instelling korter, waardoor de kans op decom-
pressieziekte afneemt (Tabellen 6.1 en 6.2). Aanbevolen wordt om
programma P0 alleen te gebruiken op zeeniveau wanneer alle omstan-
digheden gunstig zijn. Gebruik programma P1 of zelfs P2 wanneer één
of meer van de eerder genoemde factoren meespelen. Het verande-
ren van de persoonlijke instelling heeft tot gevolg dat de geen-decom-
pressielimieten korter worden (zie Hoofdstuk 6.1. Werkingsprinci-
pes, Tabel 6.1 en 6.2).
TABEL 3.5 PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
De Vytec maakt het ervaren duikers die bereid zijn een groter risico te
aanvaarden mogelijk om het RGBM model aan te passen. De stan-
daard instelling is RGB100 wat inhoudt dat alle effecten van het RGBM
model worden gebruikt. Suunto raadt u sterk aan om altijd in deze
stand met de Vytec te duiken. Statistisch gezien lopen zeer ervaren
duikers minder risico op decompressieziekte. De reden hiervoor is niet
bekend, maar het is niet ondenkbaar dat een zekere mate van fysiolo-
gische en psychologische aanpassing plaatsvindt bij zeer ervaren
duikers. Voor sommige duikers kan het onder bepaalde duikomstan-
digheden dus wenselijk zijn om het RGBM model minder streng te
maken (50%, RGB50). Zie tabel 3.6. Om de duiker eraan te herinneren
dat RGBM50 is geselecteerd wordt het Attentiesymbool op het display
weergegeven.
Persoonlijke
Instelling
Symbool op
het display Omstandigheden
P0
P1
P2
Ideale omstandigheden
Een aantal van de
factoren zijn aanwezig
Meerdere factoren zijn
aanwezig
Gewenste
tabellen
Standaard
Conservatiever
Persoonlijke
instelling

43
TABEL 3.6. RGBM MODEL INSTELLINGEN
3.9. FOUTMELDINGEN
De Vytec waarschuwt de duiker in situaties die, als de duiker niet
correct reageert, kunnen leiden tot een vergroot risico op decompres-
sieziekte. Als de duiker deze waarschuwingen echter negeert zal de
Vytec in een Error mode terechtkomen, wat aangeeft dat de duiker
een ernstige overtreding heeft begaan waardoor hij een groot risico
op decompressieziekte loopt. Als u de werking van de Vytec goed
begrijpt is het onwaarschijnlijk dat u in een situatie terechtkomt die leidt
tot een Error mode.
OVERGESLAGEN DECOMPRESSIESTOP
Een Error mode kan geactiveerd worden wanneer u langer dan 3
minuten boven het decompressieplafond blijft tijdens een decompres-
sieduik. Gedurende deze 3 minuten klinkt een alarmsignaal en ziet u de
Er-waarschuwing in het midden van het display. De computer zal
normaal blijven functioneren als u binnen deze drie minuten weer
afdaalt tot beneden het plafond.
Als de computer in een permanente Error mode staat, zal hij geen
geen-decompressielimieten of opstijgtijden meer berekenen. U ziet
alleen de Er-waarschuwing in het midden van het display. Alle ande-
re functies blijven intact, zodat u genoeg informatie krijgt om zonder
verdere problemen de oppervlakte te bereiken. U dient nu op te stijgen
tot een diepte van 6 tot 3 meter en hier te verblijven zolang uw lucht-
voorraad dit toelaat.
Wanneer u boven komt na de duik mag u minimaal 48 uur niet duiken.
De Er-tekst blijft zichtbaar op het display en de duikplanner kan niet
geactiveerd worden.
RGBM
Instelling Effecten
Gewenste tabellen
RGB100
RGB50
Standaard Suunto RGBM
model (standaard)
Verzwakt
RGBM model
Volledige RGBM effecten
Minder RGBM effecten, hoger risico!

44
4. MENUFUNCTIES
Om sneller bekend te raken met het grote
aantal functies van de Vytec, kunt u het bes-
te de Quick Reference Guide binnen hand-
bereik houden tijdens het doorlezen van dit
hoofdstuk.
De belangrijkste menufuncties zijn 1) de ge-
heugenfuncties, 2) de duiksimulator en 3) de
instellingsfuncties.
HET GEBRUIK VAN DE MENUFUNCTIES
1. Activeer de menufuncties door één maal
op de SMART (MODE) knop te drukken
wanneer de computer in de duikmodus
staat (Fig. 4.1).
2. Doorloop de verschillende opties door op
de en knoppen te drukken. Wanneer u
door de verschillende functies heen bla-
dert verschijnt de naam en het nummer van
de functie op het display (Fig. 4.2 4.4).
3. Druk op de SMART (Select) knop om de
gewenste functie te activeren.
4. Blader door de subfuncties met de
en knoppen. Ook nu is weer de
naam en het nummer van de functie te
zien.
5. Activeer de gewenste functie door op de
SMART (Select) knop te drukken. Herhaal
deze stappen als er meer subfuncties zijn.
6. Afhankelijk van de gekozen functie kunt
u nu door het geheugen bladeren, een
duik simuleren of instellingen wijzigen.
Gebruik hiervoor weer de en knop-
pen. De SMART knop wordt nu gebruikt
om een functie te verlaten (Quit) of een
instelling te bevestigen (OK).
Als u de computer 5 minuten lang niet bedient
zal deze automatisch terugkeren naar het
tijdsdisplay. In de simulatiefunctie zijn deze
vijf minuten voor het uitschakelen equivalent
OPTIONS
QUIT
SELECTSELECTSELECT
SELECT
SELECT
Fig. 4.1. De hoofdmodus
kiezen [3 MODE].
Fig. 4.2. Geheugenfunc-
ties [1 MEMORY].
Fig. 4.3. De duiksimu-
lator [2 SIMUL].
Fig. 4.4. Instellingen
wijzigen [3 SET].
ô
ò
ô
ò
ò
ô

45
aan 60 minuten verstreken tijd.
FUNCTIE VERLATEN (QUIT)
Door langer dan 1 seconde op de SMART knop te drukken, kunt u
iedere menufunctie verlaten en direct naar de duikmodus gaan.
DE LIJST VAN MENUFUNCTIES
1. GEHEUGENFUNCTIES EN GEGEVENSOVERDRACHT [1 MEMORY]
1. Logboek en Duikprofielgeheugen [1 LOGBOOK]
2. Duikhistoriegeheugen [2 HISTORY]
3. Gegevensoverdracht en PC-Interface [3 TR-PC]
2. SIMULATIESTAND [2 SIMUL]
1. Duiksimulator [1 SIM DIVE]
2. Duikplanner [2 SIM PLAN]
3. INSTELLINGEN WIJZIGEN [3 SET]
1. Duikparameters Instellen [1 SET DIVE]
1. Persoonlijke- en hoogte-instellingen [1 AdJ MODE]
2. Duiktijd-alarm instellen [2 d ALARM]
3. Maximum diepte-alarm instellen [3 MAX DPTH]
4. Nitrox/zuurstofinstellingen [4 Nitrox]
2. Tijd Instellen [2 SET TIME]
1. Tijd instellen [1 AdJ TIME]
2. Datum instellen [2 AdJ DATE]
3. Instellen van de wekker [3 T ALARM]
3. Persoonlijke Voorkeuren [3 SET PREF]
1. Brandtijd van displayverlichting [1 LIGHT]
2. Eenhedenstelsel kiezen [2 UNITS]
3. Draadloze gegevensoverdracht [3 HP]
4. Opname-interval instellen [4 REC]
5. Berekeningsmodel kiezen [5 MODEL]
Opmerking! Pas 5 minuten na het einde van een duik kunnen de
menufuncties opgeroepen worden.

46
4.1. GEHEUGENFUNCTIES EN
GEGEVENSOVERDRACHT
[1 MEMORY]
De geheugenfuncties (Fig. 4.5) van deze com-
puter bestaan uit het gecombineerde logboek-
en duikprofielgeheugen (Fig. 4.6 4.12), het
duikhistoriegeheugen (Fig. 4.13 4.14) en de
gegevensoverdracht-functie (Fig. 4.15).
4.1.1. Logboek en Duikprofiel-
geheugen [1 LOGBOOK]
Dit instrument is uitgerust met een geavan-
ceerd logboek- en duikprofielgeheugen met
een buitengewoon grote capaciteit. Gege-
vens over de duik worden in intervallen van
20 seconden opgeslagen, waarbij alle dui-
ken die korter zijn dan deze opname-interval
niet worden bewaard. De opname-interval is
in te stellen op 10, 20, 30 en 60 seconden
(Zie Instelllingen Wijzigen).
U activeert de logboekfunctie door achter-
eenvolgens MODE 1 MEMORY 1 LOG-
BOOK te kiezen.
Van iedere duik die in de computer opgesla-
gen is kunt u 4 paginas met informatie bekij-
ken. Gebruik de scroll-knoppen en om
Logboekpaginas I, II, III en IV te bekijken. De
gegevens van de meest recente duik wor-
den als eerste getoond.
U kunt door de duiken heen bladeren waarbij
u alleen het eerste scherm van iedere duik
bekijkt. U ziet nu een pijltje naast de SMART-
knop staan.
Wanneer u de gewenste duik heeft gevon-
den drukt u op de SMART (MODE)-toets om
over te schakelen naar het bladeren door de
4 logboekschermen.
Wanneer u Select naast de SMART-knop ziet
staan kunt u door de vier logboekschermen
van een bepaalde duik bladeren.
Fig. 4.7. Logboek,
pagina I, hoofddisplay.
Blader door de
verschillende paginas
van deze duik.
DIVE
TIME
page 1
SELECT
Fig. 4.5 Geheugenfunc-
ties [3 MEMORY].
Fig. 4.6. Het logboek.
[1 LOGBOOK].
OPTIONS
QUIT
SELECT
ô
ò
pagina 1

47
Tussen de oudste en de meest recente duik
in ziet u de tekst END (Fig. 4.12.).
Let erop dat de chronologische volgorde in
het logboek bepaald wordt door de startda-
tum en niet door het duiknummer.
Op de vier logboekdisplays ziet u de volgen-
de informatie:
Pagina I, hoofddisplay (Fig. 4.7)
duiknummer in de duikserie
tijd en datum waarop de duik is be-
gonnen
Pagina II (Fig. 4.8)
duiknummer in de duikserie
maximum diepte
Opmerking! Door resolutieverschillen tus-
sen het logboek- en duikhistoriegeheugen
kunt u een verschil zien van maximaal 0,3 m.
totale duiktijd
temperatuur gemeten op de maximum
diepte
hoogte-instelling (niet zichtbaar in de
Gauge modus)
persoonlijke instelling (niet zichtbaar
in de Gauge modus)
SLOW-symbool als de maximum stijg-
snelheid is overtreden
STOP-symbool als een Verplichte
Veiligheidsstop is overgeslagen
ASC TIME-symbool als de duik een
decompressieduik was
het Attentiesymbool als de duik is be-
gonnen terwijl het Attentiesymbool
nog zichtbaar was
een naar beneden wijzende pijl als
de duiker boven het decompressie-
plafond is geweest
het zuurstofpercentage (in de Nitrox
modus, alleen voor het MIX1 gas-
mengsel)
Fig. 4.8. Logboek,
pagina II. De belangrijk-
ste duikinformatie.
DIVE
MAX
TIME
O2%
DIVE
S
L
O
W
page 2
QUIT
°
C
OLF
STOP
ASC TIME
Fig. 4.9. Logboek,
pagina III. De
oppervlakte-interval,
gemiddelde diepte en
het luchtverbruik
weergegeven als P.
Fig. 4.10. Logboek,
pagina IV. Profiel van
de duik.
DIVEDIVE
AVG
TIME
SURF
page 3
QUIT
bar
∆
pagina 3
pagina 2
DIVE
TIMEDIVE
page 4
QUIT
pagina 4

48
maximale OLF gedurende de duik (al-
leen in de Nitrox modus).
Pagina III (Fig. 4.9)
duiknummer in de duikserie
gemiddelde diepte
oppervlakte-interval tussen deze
duik en de vorige
P; het luchtverbruik uitgedrukt als
het verschil tussen begin- en eind-
druk (indien de flesdrukzender ge-
activeerd is; HP on).
Pagina IV (Fig. 4.10)
duiknummer in de duikserie
het profiel van de duik wordt automa-
tisch afgespeeld, gedurende welke:
een knipperend logboeksymbool
zichtbaar is als de duiker een anno-
tatie in het profielgeheugen heeft
geplaatst
O
2% gedurende deze fase van de
duik (in de Nitroxmodus verandert
het O2% wanneer van gasmengsel
gewisseld wordt)
een SLOW-waarschuwing wordt
getoond wanneer deze waarschu-
wing tijdens de duik ook verscheen
een ASC TIME-waarschuwing begint
te knipperen op het moment dat de
duik in een decompressieduik veran-
derde.
Druk één keer op de SMART (Select) knop om
de functie van de scroll-knoppen te verande-
ren, zodat u ze kunt gebruiken om voor- en
achteruit te bladeren in het logboek (Fig. 4.11).
Druk weer op de SMART (Select) knop om met
de en knoppen door logboekpaginas I IV
te kunnen bladeren. Tijdens het bladeren door
de verschillende duiken heen wordt alleen Pa-
gina I getoond. Als u achteruit bladert, wordt
tussen de oudste en de nieuwste duik in de
tekst END getoond (Fig. 4.12).
Fig. 4.11. Logboek,
pagina I. Druk op de
SMART (Select) knop
om naar andere duiken
te kunnen bladeren.
Fig. 4.12. Logboek,
einde van het
geheugen. De tekst
END wordt tussen de
oudste en meest
recente duik in
getoond.
DIVE
TIME
SELECT
QUIT
Fig. 4.13. Duikhistorie-
functie [2 HISTORY]
SELECT
∆
òô

49
In het geheugen wordt ongeveer 36 uur aan
duiktijd opgeslagen. Als het geheugen vol is
en er een nieuwe duik wordt gemaakt, wordt
de oudste duik uit het geheugen gewist. De
inhoud van het geheugen blijft intact als de
batterij vervangen wordt, zolang dit volgens
de voorschriften gedaan wordt.
DUIKPROFIELGEHEUGEN [PROF]
Zodra logboek pagina IV [PROF] wordt op-
geroepen, speelt de computer automatisch
het duikprofiel van deze duik af.
De duiktijd wordt weergegeven in stappen
van 20 seconden (als u deze met de Inter-
face en de bijbehorende software heeft ver-
anderd kan dit ook 10, 30 en 60 seconden
zijn), waarbij ieder display ongeveer 3 se-
conden zichtbaar blijft. De diepte die u ziet is
de maximum diepte die bereikt is binnen ie-
dere opname-interval.
Het afspelen van het duikprofiel kan beëin-
digd worden door op één van de knoppen te
drukken.
Opmerking! Verschillende duiken behoren
tot dezelfde serie herhalingsduiken als de
tijd van het vliegverbod (of de desaturatie-
tijd) tussen die duiken geen nul minuten is
geworden. Zie hoofdstuk 3.6.2 Duiknumme-
ring voor meer informatie.
4.1.2. Duikhistoriegeheugen
[2 HISTORY]
De duikhistorie is een samenvatting van alle
duiken die ooit door de computer opgesla-
gen zijn. Om de duikhistoriefunctie te active-
ren kiest u achtereenvolgens MODE 1 ME-
MORY 2 HISTORY (Fig. 4.13).
De volgende informatie is nu op het display
te zien (Fig. 4.14):
de grootste diepte die ooit bereikt is
het totaal aantal duikuren
het totaal aantal duiken
Fig. 4.15. Gegevens-
overdracht [3 TR-PC].
Fig. 4.16. Duiksimulatie-
opties [2 SIMUL].
SELECT
OPTIONS
QUIT
Fig. 4.14. Duikhistorie-
informatie. Totaal aantal
duiken, duikuren en de
maximum diepte ooit
bereikt.
MAX
TIME
DIVE
DIVE
QUIT

50
In de duikhistorie worden maximaal 999 dui-
ken en 999 duikuren geteld. Wanneer u deze
maximum waarde bereikt wordt de teller
weer op 0 gezet.
Opmerking! De maximum diepte die ooit be-
reikt is kan met de optionele PC-Interface en
de SUUNTO Dive Manager software weer
op 0.0 m gezet worden.
4.1.3. Gegevensoverdracht en
PC-Interface
Deze duikcomputer kan op een PC aangeslo-
ten worden met behulp van een optionele PC-
Interface en de bijbehorende software. Met
deze interface kunt u alle duikgegevens naar
de PC overbrengen en een aantal instellin-
gen wijzigen. De PC-Interface kan gebruikt
worden als leerhulpmiddel, lesmateriaal, voor
demonstratiedoeleinden, het plannen van
duiken en het bijhouden van een uiterst ge-
detailleerd logboek van al uw duiken met de
Vytec. Vanuit de software kunt u eenvoudig
afdrukken maken van alle gewenste infor-
matie, inclusief de logboekbladen.
De gegevens worden via de connector onder
op de computer overgebracht. De volgende in-
formatie wordt naar de PC gezonden:
het duikprofiel van de duik
de duiktijd
de oppervlakte-interval tussen de
duiken
het duiknummer
hoogte- en persoonlijke instellingen
ingestelde zuurstofpercentages en de
maximale OLF (in de Nitrox modus)
weefselverzadigingswaarden
de temperatuur op de maximum diep-
te, aan het begin en aan het einde
van de duik
de tijd en datum waarop de duiken
zijn gestart
Fig. 4.19. Duikplanner
[2 SIMPLAN].
SELECT
Fig. 4.17. De duiksimu-
lator [1 SIMDIVE].
Fig. 4.18. De duik-
simulator is geselec-
teerd. Daal af en stijg
op door op (TIME) en
(PLAN) te drukken.
SELECT
TIME
DIVE
m
QUIT
bar
ô
ò

52
4.2. SIMULATIESTAND [2 SIMUL]
De duiksimulator kan gebruikt worden om
bekend te raken met de verschillende moge-
lijkheden en displays van de Vytec, voordat
u ermee gaat duiken. Deze functie is ook ui-
termate geschikt voor het gedetailleerd plan-
nen van duiken, voor het geven van demon-
straties en voor lesdoeleinden.
De duikcomputer heeft twee simulatiemoge-
lijkheden (Fig. 4.16):
De DUIKSIMULATOR (Fig. 4.17) en
De DUIKPLANNER (Fig. 4.19).
In de simulatiestand gaat de tijd 4 x zo snel als
in werkelijkheid, dwz. dat 15 seconden gelijk
staat aan 1 minuut duiktijd in de simulator.
4.2.1. Duiksimulator [1 SIMDIVE]
De duiksimulator is uitermate geschikt om ver-
trouwd te raken met de duikcomputer en om
duiken te plannen. De duiksimulator stelt u in
staat om duiken uit te voeren en te zien wat de
computer in bepaalde situaties weer zou ge-
ven en hoe deze reageert. In de simulatie kunt
u alle normale duikinformatie zien inclusief alle
waarschuwingen en alarmsignalen.
Om de duiksimulator te activeren kiest u ach-
tereenvolgens MODE 2 SIMUL 1 SIMDIVE
(Fig. 4.17 en 4.18).
4.2.2. Duikplanner [SIMPLAN]
De duikplanner kunt u gebruiken om de huidi-
ge geen-decompressielimieten (nultijden)
voor verschillende diepten te bekijken. In
deze stand kunt u naar wens een oppervlak-
te-interval invoeren waarmee de computer
rekening houdt bij zijn berekeningen.
Tevens kunt u hiermee de gewenste opper-
vlakte-interval instellen voor de simulatie.
Verleng de huidige oppervlakte-interval met
de TIME en PLAN knoppen.
OK
Fig. 4.25. Het kiezen
van de gewenste RGBM
instelling. Gebruik de
en knoppen om deze
instelling te veranderen.
Fig. 4.23. Het kiezen
van de juiste hoogte-
instelling. Gebruik de
en knoppen om
deze waarde te
veranderen.
Fig. 4.24. Het kiezen
van de gewenste
persoonlijke instelling.
Gebruik de en
knoppen om deze
waarde te veranderen.
OK
OK
òô
ò
ô
ò
ô

53
LET OP! Dit display wordt uiteraard alleen
getoond als u de duikplanner heeft geacti-
veerd binnen de desaturatietijd van een eer-
dere duik.
Om de duikplanner te activeren kiest u ach-
tereenvolgens MODE 2 SIMUL 2 SIMPLAN
(Fig. 4.19).
LET OP! De duikplanner is gedeactiveerd
wanneer de Vytec in de Gauge modus of de
Error modus staat (Zie Hoofdstuk 3.9. Fout-
meldingen).
4.3. INSTELLINGEN WIJZIGEN
De verschillende functies waarmee instel-
lingen gewijzigd kunnen worden, zijn verdeeld
in drie subfuncties. Met deze subfuncties
kunt u duikgerelateerde, tijdgerelateerde en
persoonlijke instellingen veranderen.
4.3.1.1. Persoonlijke en hoogte-
instellingen [1 AdJMODE]
De huidige hoogte- en persoonlijke instelling-
en zijn zowel aan de oppervlakte als tijdens
de duik zichtbaar. Als de instellingen niet
overeenkomen met de omstandigheden
waarin gedoken moet worden (zie hoofd-
stuk 3.7, Bergmeerduiken en Persoonlijke
Instellingen), is het van essentieel belang
dat u deze correct instelt vóór de duik. Ge-
bruik de mogelijkheid om de hoogte-instelling-
en te veranderen wanneer u een bergmeer-
duik maakt (hoger dan 300 m boven zeeni-
veau). Gebruik de persoonlijke instellingen
om de berekeningen van de duikcomputer
conservatiever (behoudender) te maken
wanneer er een risicofactor in het spel is.
Voor sommige duikers kan het onder bepaal-
de omstandigheden zinvol zijn om de effec-
ten van het RGBM wat te verzwakken. Wan-
neer u hiervoor kiest blijft het attentiesym-
bool zichtbaar op het display. U kunt kiezen
Fig. 4.26. Het instellen
van het duiktijdalarm.
Gebruik de scrollknop-
pen om de het alarm
aan en uit te zetten of
de duiktijd waarop het
alarm af moet gaan te
veranderen.
Fig. 4.27. Het instellen
van het diepte-alarm.
Gebruik de scroll
knoppen om de het
alarm aan en uit te
zetten of de diepte
waarop het alarm af
moet gaan te
veranderen.
OK
TIMEDIVE
MAX
OK
m

54
uit volledige RGBM effecten (RGB100) en
verzwakte RGBM effecten (RGB50).
Om deze drie instellingen te wijzigen kiest u
achtereenvolgens MODE 3 SET 1 SETDI-
VE 1 AdJMODE. U kunt nu kiezen uit drie
hoogte-instellingen (Fig. 4.23), drie persoon-
lijke instellingen (Fig. 4.24) en twee RGBM
standen (Fig. 4.25).
4.3.1.2. Duiktijdalarm instellen
[2 d ALARM]
Deze computer is uitgerust met een duiktijd-
alarm dat gebruikt kan worden voor meerdere
doeleinden. U kunt uw duikveiligheid bijvoor-
beeld vergroten door deze waarschuwing te
programmeren op uw geplande bodemtijd.
Om deze instelling te wijzigen kiest u achter-
eenvolgens MODE 3 SET 1 SET DIVE 2 d
ALARM. Het duiktijdalarm kan ingesteld wor-
den op een duiktijd tussen 1 en 999 minuten.
4.3.1.3. Maximum diepte-alarm
[3 MAXDPTH]
U kunt desgewenst één diepte-alarm instellen.
Om de diepte waarop het alarm afgaat te
wijzigen kiest u achtereenvolgens MODE 3
SET 1 SET DIVE 3 MAXDPTH.
Het diepte-alarm kan ingesteld worden op een
diepte tussen 3.0 en 100.0 meter [9 328 ft]
(Fig. 4.27). Vanuit de fabriek is deze waarde
ingesteld op 40.0 meter, maar u kunt deze func-
tie naar wens uitschakelen of anders instellen.
4.3.1.4. Nitrox/zuurstofinstell-
ingen [4 Nitrox]
Als de computer in de Nitrox modus gebruikt
wordt, is het van essentieel belang dat het
percentage O2 dat u op de Vytec instelt, over-
een komt met het percentage dat u in uw fles
heeft gemeten. In deze subfunctie kunt u
Fig. 4.29. Het instellen
van de overige
gasmengsels (MIX2,
MIX3). MIX2 is
uitgeschakeld. Druk
op de scrollknoppen
om MIX2 in- of uit te
schakelen. Druk
vervolgens op MODE
(OK) om wijzigingen te
bevestigen.
OK
O2%
PO2
m
OK
Fig. 4.28. Het instellen
van het hoofdmengsel
MIX1. Het % O2 is 32%
en de maximale PO2 is
1.4 bar. De maximum-
diepte voor dit
gasmengsel is 32.8
meter [107 ft]. Gebruik
de scroll-knoppen om
het percentage O2 en
de maximale PO2 in te
stellen. Bevestig uw
ingave met MODE
(OK).

55
zowel het percentage zuurstof als de maxi-
male partiële zuurstofdruk instellen, waarna
de computer automatisch de maximum diepte
voor deze combinatie berekent. Het instellen
van de twee overige gasmengsels gebeurt
op dezelfde manier na het inschakelen (u
dient deze eerst op ON te zetten alvorens u
instellingen kunt wijzigen).
Om het risico van gevaarlijke fouten tijdens
de duik te beperken is het aan te bevelen om
de gasmengsels in de juiste volgorde in te
stellen. Dit betekent dat ieder volgend gas-
mengsel een hoger zuurstofpercentage
heeft, in de volgorde waarop deze geduren-
de de duik gewoonlijk gebruikt worden. Zet
voor u een duik maakt alleen de gasmeng-
sels aan (ON) die u daadwerkelijk mee-
neemt en controleer de ingestelde parame-
ters op correctheid.
Om deze waarden in te stellen kiest u ach-
tereenvolgens MODE 3 SET 1 SET DIVE
4 NITROX (Fig. 4.31). Het zuurstofpercentage
staat standaard op 21% (perslucht) en de
maximale partiële zuurstofdruk staat op 1.4
bar (PO2) (Fig. 4.28). Na het instellen van de
waarden voor MIX1 kunt u eventueel gas-
mengsels MIX2 en MIX3 aan of uit zetten en
verder instellen (Fig. 4.29).
LET OP! De instellingen voor MIX1 gaan na
ongeveer 2 uur terug naar de standaard in-
stellingen van 21% O2 (lucht) en een maxima-
le partiële zuurstofdruk (PO2) van 1.4 bar
(Fig. 4.28.). Instellingen voor MIX2 en MIX3
blijven ongewijzigd.
4.3.2. Tijd Instellen [2 SET TIME]
De subfunctie waarin u de tijd kunt instellen
activeert u door achtereenvolgens MODE 3
SET 2 SET TIME te kiezen. Deze functie
bestaat uit drie subfuncties: 1) Tijd instellen,
2) Datum instellen, 3) Wekker of dagelijks
alarm instellen.
Fig. 4.30. De tijd
instellen.
OK
Fig. 4.32. Instellen
van de wekker.
Fig. 4.31. De datum
instellen.
OK
OK
OK

56
4.3.2.1. Tijd instellen [1 AdJ TIME]
Om de tijd op de computer in te stellen of te
veranderen kiest u achtereenvolgens de
functies MODE 3 SET 2 SET TIME 1 AdJ
TIME. Nadat u in deze subfunctie bent aan-
gekomen, kunt u kiezen tussen het 12- en het
24-uurs systeem, en kunt u met behulp van
de SMART knop en de scroll-knoppen de tijd
instellen (Fig. 4.30).
4.3.2.2. Datum instellen
[2 AdJ DATE]
Om de datum op de computer in te stellen of
te veranderen kiest u achtereenvolgens de
functies MODE 3 SET 2 SET TIME 2 AdJ
DATE. In deze subfunctie kunt u achtereen-
volgens het correcte jaar, de maand en de
dag instellen (Fig. 4.31).
Opmerkingen:
De dag van de week wordt automa-
tisch bepaald aan de hand van de
datum.
De datum kan ingesteld worden tus-
sen 1 januari 1990 tot 31 december
2089.
4.3.2.3. Instellen van de wekker
[3 T ALARM]
U kunt in de Vytec één dagelijks alarm instel-
len. Wanneer deze wekker afgaat, knippert
het tijdssymbool 1 minuut lang. Het alarmsig-
naal is 24 seconden lang te horen. Na het
instellen van de tijd, zal deze wekker iedere
dag afgaan. Door het indrukken van een knop
kunt u het alarmsignaal vroegtijdig afzetten.
Om de tijd waarop het alarm moet afgaan in
te stellen of te veranderen kiest u achtereen-
volgens de functies MODE 3 SET 2 SET
TIME 3 T ALARM. Na het activeren van
deze subfunctie kunt u de gewenste tijd in-
stellen (Fig. 4.32).
Fig. 4.33. Het instellen
van de brandtijd van de
displayverlichting. Met
behulp van de scroll-
knoppen kunt u de
brandtijd veranderen of
deze desgewenst geheel
uitschakelen.
Fig. 4.34. Keuze van
het eenhedenstelsel.
OK
TIME
°
C
°
F
m
ft
OK
Fig. 4.35. Het kiezen
van één van de drie
berekeningsmodellen.
OK
57
4.3.3. Persoonlijke Voorkeuren [3 SET PREF]
Om persoonlijke voorkeuren in te stellen en te wijzigen gaat u naar MODE
3 SET 3 SET PREF. Hier vindt u vijf subfuncties: 1) displayverlichting
instellen, 2) eenhedenstelsel instellen, 3) HP (flesdrukzender aan/uit), 4)
opname-interval instellen en 5) calculatiemodel instellen.
4.3.3.1. Brandtijd van displayverlichting [1 LIGHT]
In deze subfunctie kunt u de displayverlichtingsfunctie geheel in- of uit-
schakelen en de brandtijd instellen tussen 5 en 30 seconden (Fig. 4.33).
Deze functie activeert u door achtereenvolgens MODE 3 SET 3
SET PREF 1 LIGHT te kiezen. Na het activeren van deze subfunctie
kunt u de brandtijd van de displayverlichting instellen tussen 5 en 30
seconden, of desgewenst geheel uitschakelen.
4.3.3.2. Eenhedenstelsel kiezen [2 UNITS]
Activeer deze functie door achtereenvolgens MODE 3 SET 3 SET
PREF 2 UNITS te kiezen (Fig. 4.34).
4.3.3.3. Flesdrukzender Instellingen [3 HP]
De Vytec kan ingesteld worden om met of zonder flesdrukzender te
functioneren. Als deze optie op OFF wordt gezet zal de Vytec geen
flesdrukgegevens ontvangen en geen flesdruk-gerelateerde informa-
tie tonen.
U kunt hier tevens het tweede waarschuwingspunt met betrekking tot
de reserve-flesdruk instellen. De eerste waarschuwing staat gepro-
grammeerd op 50 bar en kan niet veranderd worden. De tweede
waarschuwing klinkt standaard bij 35 bar maar kan ingesteld worden
tussen 10 en 200 bar. De flesdrukzender-instellingen vindt u door
MODE 3 SET 3 SET PREF 3 HP te kiezen.
4.3.3.4. Opname-interval instellen [4 REC]
De Vytec kan uw duikprofiel opslaan met een opname-interval van 10,
20, 30 of 60 seconden. Om de opname-interval in te stellen kiest u
achtereenvolgens MODE- 3 SET- 3 SET PREF- 4 REC. De fabrieksin-
stelling is 20 seconden.
4.3.3.5. Berekeningsmodel kiezen [2 MODEL]
Met deze functie kunt u kiezen in welke modus u de computer wilt
gebruiken, AIR, Nitrox of Gauge (Fig. 4.35).
Deze functie activeert u door achtereenvolgens MODE 3 SET 3
SET PREF 5 MODEL te kiezen.
58
5. ZORG EN ONDERHOUD
De SUUNTO Vytec is een geavanceerd precisie-instrument. Hij is ont-
worpen om de invloeden van het duiken te weerstaan, maar heeft
onderhoud nodig en moet zoals ieder ander precisie-instrument met
zorg behandeld worden.
5.1. BELANGRIJKE INFORMATIE
WATERCONTACTEN EN DRUKKNOPPEN
Zichtbare of onzichtbare verontreiniging van de watercontacten kan
ertoe leiden dat de computer zichzelf niet automatisch kan activeren
bij onderdompeling. Deze verontreiniging kan ook problemen veroor-
zaken bij het overbrengen van data naar de PC-Interface. Als de
duikmodus automatisch geactiveerd wordt, of als de AC-tekst op het
display blijft staan, is de oorzaak meestal een onzichtbare aanslag op
de computer die veroorzaakt wordt door de afzetting van zouten en
organisch materiaal op de computer. Deze aanslag kan een onge-
wenste elektrische verbinding creëren tussen de watercontacten en
de drukknoppen. Het is daarom van belang dat de computer na gebruik
schoongemaakt wordt met lauw kraanwater. De contacten mogen
eventueel schoongemaakt worden met water en een beetje zeep.
Ook kunt u voorzichtig met een zacht potloodgummetje over de druk-
knoppen schuren. Het kan nodig zijn om de computer uit zijn bescher-
mende huis of console te halen voordat u hem schoonmaakt.
5.2. ZORG VOOR UW COMPUTER
Probeer NOOIT de behuizing van de computer te openen!
Breng uw Vytec na 2 jaar of 200 duiken (wat het eerste
voorkomt) terug naar uw SUUNTO Dealer voor onderhoud.
Deze onderhoudsbeurt houdt het volgende in: een algemene
controle, het vervangen van de o-ringen, en de batterij, en een
controle op waterdichtheid. Deze onderhoudswerkzaamhe-
den vereisen een speciale opleiding en speciaal gereedschap,
en het is dan ook van groot belang dat u uw Vytec alleen laat
onderhouden door een geautoriseerd SUUNTO Dealer.
Als u ziet dat er vocht in de Vytec terecht is gekomen moet u
uw computer direct naar uw SUUNTO Dealer brengen.
Als u krassen of barsten in het frontglas van de Vytec ontdekt
waarvan u verwacht dat ze de kunnen leiden tot ernstige
schade op een later tijdstip dient u het glas te laten vervangen
door uw SUUNTO Dealer.
Controleer regelmatig de assen die het polsbandje vasthou-
den en de gesp van het bandje. Laat ze vervangen wanneer
ze beschadigd zijn.

59
Spoel de computer na ieder gebruik af met schoon kraanwater
of plaats hem 15 minuten lang in een bakje lauw kraanwater.
Bescherm de computer tegen schokken, extreme hitte, di-
rect zonlicht en de inwerking van chemicaliën. De Vytec is
niet ontworpen om stoten van zware objecten (zoals pers-
luchtflessen) te weerstaan. Ook is de Vytec niet bestand
tegen chemische middelen als benzine (en andere petro-
leumdestillaten), oplosmiddelen, aërosols, lijmen, verf, ace-
ton, alcoholen, zuren etc. Chemische reacties met deze
stoffen zullen de o-ringen, kunststof onderdelen (het band-
je) en de afwerking van de behuizing aantasten.
Sla de Vytec op in een droge omgeving wanneer u hem
niet gebruikt.
De Vytec zal een batterijsymbool laten zien wanneer de batterij-
spanning te laag wordt. Wanneer u dit batterijsymbool ziet dient u
verder gebruik van de Vytec te staken en de batterij te laten
vervangen door uw SUUNTO Dealer (Zie ook hoofdstuk 3.1.1.).
Trek het bandje van de Vytec niet te strak aan. U moet uw
vinger tussen het bandje en uw pols in kunnen steken. Kort
het bandje van de Vytec in als u de overtollige lengte niet nodig
denkt te hebben.
5.3. ONDERHOUD
Dit instrument moet na iedere duik grondig gespoeld worden met
schoon, lauw kraanwater en afgedroogd worden met een zachte
handdoek. Verzeker u ervan dat er geen zoutkristallen of vuil meer op
het instrument zijn blijven zitten.
Controleer het display en de transparante batterijcover op het even-
tueel binnendringen van water. Gebruik de computer onder geen be-
ding wanneer u vocht of condens in het instrument ontdekt! Om scha-
de door corrosie te beperken dient u de batterij onmiddellijk te verwij-
deren bij lekkages. Neem contact op met uw Suunto Dealer voor het
vervangen van de batterij en andere onderhoudswerkzaamheden.
PAS OP!
Gebruik nooit perslucht om vocht van de computer af te blazen.
Gebruik geen oplosmiddelen of andere reinigingsmiddelen die
de computer kunnen beschadigen, wanneer u de computer
schoon wilt maken.
Voer geen droge druktests uit op de computer.
61
BATTERIJKIT
Het batterijkit bestaat uit een 3.0V Lithium knoopcel en een o-ring.
Wanner u de batterij beetpakt moet u er op letten dat u niet tegelijkertijd
de + en de pool aanraakt. Vermijd contact tussen de batterij en de
blote huid.
BENODIGD GEREEDSCHAP
Een platte schroevendraaier of een speciaal gereedschap om de
asjes van de polsbanden te verwijderen (K5857).
Een zachte, niet-pluizende doek om delen van de computer mee
te reinigen.
Een grote schroevendraaier of een tang met gepunt uiteinde om
de bevestigingsring los of vast te draaien.
DE BATTERIJ VERVANGEN
De batterij en de bieper bevinden zich achter op de computer in een
apart compartiment. De onderdelen hiervan ziet u in Fig. 5.1. Volg de
onderstaande procedure voor het vervangen van de batterij:
1. Verwijder de computer uit zijn beschermende behuizing of console.
Polsmodel:
Verwijder de beschermkap. Licht eerst het gedeelte op dat aan
de kant van het lange bandje bevindt.
Demonteer het korte deel van het polsbandje met een kleine platte
schroevendraaier of een speciaal gereedschap om de asjes uit
horlogebanden te verwijderen. Het lange deel van het bandje
mag blijven zitten, maar mag ook verwijderd worden om verdere
handelingen eenvoudiger te maken.
Consolemodel:
Verwijder de computer uit het console volgens de aanwijzingen
die u bij uw console kreeg.
2. Reinig en droog de computer zorgvuldig voordat u verder gaat.
3. Open het batterijcompartiment door de bevestigingsring los te
draaien. U kunt een brede schroevendraaier of een passend
tangetje gebruiken om het makkelijker te maken. Plaats het tange-
tje in de gaatjes op de ring, of plaats de schroevendraaier in de
groef aan de rechterkant van de ring (Fig. 5.2). Draai de ring met
de klok mee los. Pas op dat u geen onderdelen beschadigt!
4. Verwijder de ring.
62
5. Verwijder de batterijcover met daaraan vast de bieper. De bieper
kan los gemaakt worden door op de rand te drukken en aan de
andere zijde uw nagel te gebruiken om hem op te lichten. Ook kunt
u een zuignap gebruiken om de cover los te trekken. Gebruik nooit
scherpe voorwerpen zoals schroevendraaiers, omdat deze de
o-ring en de contactoppervlakten van de o-ring kunnen bescha-
digen.
6. Licht de batterijhouder en de o-ring uit het compartiment.
7. Verwijder de batterij zonder de elektrische contacten of het con-
tactoppervlakte te beschadigen.
Controleer of het batterijcompartiment of de batterij of het batterijcom-
partiment ooit hebben gelekt en let hierbij vooral op de ruimte tussen de
bieper en de cover. Als u een lekkage vermoedt dient u de computer
onverwijld naar uw SUUNTO Dealer terug te brengen voor reparatie.
8. Controleer de o-ring en ga na of dit de oorzaak zou kunnen zijn
van een lekkage. Gooi altijd de oude o-ring weg wanneer u de
batterij vervangt. Knip deze desnoods direct na het verwijderen
uit de computer door, om verwarring met de nieuwe o-ring te
voorkomen.
9. Ga na of het batterijcompartiment, de batterijhouder en de batte-
rijcover schoon zijn. Maak deze indien noodzakelijk met een niet-
pluizende doek schoon.
10. Plaats de nieuwe batterij in het batterijcompartiment. Controleer
de polariteit en zorg ervoor dat de - pool onder zit.
11. Plaats de batterijhouder terug op zijn oorspronkelijke plaats.
12. Controleer of de nieuwe, licht ingevette o-ring in goede staat
verkeert. Plaats deze op de groef van de batterijcover. Ga zorg-
vuldig te werk en zorg ervoor dat er geen vuil op de o-ring of de
contactoppervlakten van de o-ring kan komen.
13. Druk met uw duim voorzichtig de batterijcover terug op het com-
partiment. Controleer direct of de o-ring nergens tussen klem
raakt en onder de cover uitsteekt.
14. Doe uw andere duim door de bevestigingsring. Plaats deze duim
op de cover en laat los met de andere. Ga na of de cover niet van
zijn plaats is gekomen!
15. Draai de bevestigingsring tegen de klok in vast. Dit kunt u met uw
vrije hand doen. Zorg ervoor dat de ring op zijn plaats klikt.
16. De duikcomputer moet nu in de tijdsmodus staan, met de tijd 18:00

63
[6:00 pm] en de datum SA 01 01 op het display. Activeer de com-
puter en ga na of:
Alle displaysegmenten werken.
De waarschuwing voor te lage batterijspanning niet aan staat.
De bieper en de displayverlichting werken.
Alle instellingen correct zijn. Stel deze desgewenst opnieuw in.
17. Plaats de computer terug in zijn console of monteer de polsband-
jes. De computer is nu klaar voor gebruik.
Polsmodel:
Het monteren in de beschermkap: Haal eerst het lange bandje
door de opening in de beschermkap en druk daarna de computer
op zijn plaats, de achterkant eerst. Druk vervolgens de kant waar
het bandje aan zit in de behuizing. Hierbij mag de beschermkap
iets opgerekt worden.
Monteer het korte deel van de polsband. Gebruik uw speciaalge-
reedschap of schroevendraaier om de asjes in elkaar te drukken
en plaats het bandje. Ga na of de verende asjes op hun plaats zijn
vastgeklikt en niet los kunnen komen tijdens een duik.
Consolemodel:
Volg de aanwijzingen die bij het console zijn geleverd.
PAS OP!
Na de eerste duiken moet u de computer controleren op het binnen-
dringen van vocht!
65
BENODIGD GEREEDSCHAP
Een kruiskopschroevendraaier
Een zachte doek voor het reinigen van de onderdelen.
VERVANGEN VAN DE BATTERIJ VAN DE ZENDER
Volg de onderstaande procedure wanneer u de batterij van de zen-
der wilt vervangen:
1. Verwijder de zender van de hogedrukpoort van uw ademauto-
maat
2. Draai met een passende schroevendraaier de vier schroeven uit
de achterzijde van de zender
3. Verwijder de cover van de zender
4. Verwijder voorzichtig de O-ring. Pas op dat u het contactopper-
vlakte van de o-ring niet beschadigt.
5. Verwijder voorzichtig de batterij. Raak hierbij de batterijcontacten
en de printplaat niet aan.
Controleer of het batterijcompartiment of de batterij of het batterijcom-
partiment ooit hebben gelekt en let hierbij vooral op de ruimte tussen
de bieper en de cover. Als u een lekkage vermoedt dient u de compu-
ter onverwijld naar uw SUUNTO Dealer terug te brengen voor repara-
tie.
6. Controleer de o-ring en ga na of dit de oorzaak zou kunnen zijn van
een lekkage. Gooi altijd de oude o-ring weg wanneer u de batterij
vervangt. Knip deze desnoods direct na het verwijderen uit de zen-
der door, om verwarring met de nieuwe o-ring te voorkomen.
7. Ga na of het batterijcompartiment en alle contactoppervlakken
van de o-ring schoon zijn. Maak deze indien noodzakelijk met een
niet-pluizende doek schoon.
LET OP! Het is van groot belang dat u minimaal 30 seconden lang
wacht voordat u een nieuwe batterij plaatst!
Bij het plaatsen van een nieuwe batterij zendt de flesdrukzender 10
seconden lang een overdruk signaal (- - -) op code 12 uit, waarna
hij zijn normale werking hervat. De zender schakelt na 5 minuten
automatisch uit.
8. Plaats de nieuwe batterij in het batterijcompartiment. Controleer
de polariteit en zorg ervoor dat de + pool naar de bovenkant van
het compartiment wijst.

66
9. Controleer of de nieuwe, licht ingevette o-ring in goede staat
verkeert. Plaats deze in de groef. Ga zorgvuldig te werk en zorg
ervoor dat er geen vuil op de o-ring of de contactoppervlakten
van de o-ring kan komen.
10. Plaats voorzichtig de cover van de zender terug. Deze kan maar
op één manier teruggeplaatst worden. Lijn de drie inkepingen in
de behuizing op met de drie randjes onder de batterij.
11. Draai de vier kruiskopschroefjes vast.
Fig. 5.3 Onderdelen van de flesdrukzender. De code achter ieder
onderdeel is de bestelcode.
6. TECHNISCHE INFORMATIE
6.1. WERKINGSPRINCIPES
GEEN-DECOMPRESSIELIMIETEN OF NULTIJDEN
De geen-decompressielimieten die de Vytec hanteert bij een duik naar
één diepte (U-profiel) zijn voor de eerste duik uit een serie iets con-
servatiever dan de limieten die de U.S. Navy tabellen hanteren (Tabel-
len 6.1 en 6.2).
Zender Batterij
(K5546)
HP poort o-ring
(K1042)
Zender cover
(V5824)
Schroeven
(K5542)
O-ring van zender cover
2.00x25.00 (K5538)

67
Tabel 6.1 Geen-decompressielimieten in minuten voor verschillende
diepten (m) voor de eerste duik van een duikserie.
Tabel 6.2 Geen-decompressielimieten in minuten voor verschillende
diepten (ft) voor de eerste duik van een duikserie.
BERGMEERDUIKEN
De omgevingsdruk op hoogte is lager dan die op zeeniveau. Als een
duiker op een hoogte van bijvoorbeeld 1500 meter boven zeeniveau
aankomt is er een grotere partiële stikstofdruk in zijn lichaam dan in de
omgeving; hij heeft dus als het ware reststikstof in zijn lichaam. Deze
reststikstof verdwijnt uit zijn lichaam en het evenwicht tussen de
stikstofdruk binnen en buiten zijn lichaam zal zich na een aantal dagen
herstellen. Duik niet voordat uw lichaam de tijd heeft gehad om zich
aan te passen aan de veranderde omstandigheden.
Persoonlijke instelling / Hoogte-instelling
Diepte
(m)
Persoonlijke instelling / Hoogte-instelling
Diepte
(m)
68
Voordat in een bergmeer gedoken kan worden moet de Vytec op het
juiste bergmeerprogramma (A1 of A2) gezet worden. De maximale
partiële stikstofdrukken in de verschillende compartimenten worden
dan kleiner gemaakt, aan de hand van de heersende omgevingsdruk
op die hoogte.
Als gevolg hiervan worden de geen-decompressielimieten (nultijden)
aanzienlijk korter.
OPPERVLAKTE-INTERVALLEN
De Vytec heeft een minimale tijd van vijf minuten nodig aan het einde
van een duik voordat hij de oppervlakte-interval begint te tellen. Zou
een duik binnen deze vijf minuten voortgezet worden zal de Vytec het
vervolg van deze duik niet als een herhalingsduik beschouwen. De
duiktijd wordt verder geteld, en de geen-decompressielimieten wor-
den berekend aan de hand van de stikstof die gedurende beide duiken
is opgenomen in het lichaam.
6.2. REDUCED GRADIENT BUBBLE MODEL,
SUUNTO RGBM
Het Suunto Reduced Gradient Bubble Model (RGBM) is een modern
calculatiemodel waarmee zowel de hoeveelheid stikstof in opgeloste
vorm kan worden bijgehouden, alsook de hoeveelheid vrij stikstof in
de vorm van microbelletjes. Het model is ontworpen in een samenwer-
kingsverband tussen Suunto en Bruce R. Wienke BSc, MSc, PhD. Het
is gebaseerd op laboratoriumexperimenten en duikgegevens, waar-
onder gegevens afkomstig van DAN.
Het is een aanzienlijke verbetering van het klassieke Haldane-model,
dat geen rekening kan houden met het gedrag van gas in vrije vorm
(microbelletjes). Het voordeel van het Suunto RGBM is de extra veilig-
heid die geboden wordt doordat het model zichzelf aan kan passen
aan een groot aantal verschillende situaties:
door rekening te houden met herhalingsduiken verspreid over
meerdere dagen,
door rekening te houden met herhalingsduiken met een zeer
korte oppervlakte-interval,
door rekening te houden met herhalingsduiken die dieper zijn
dan een voorgaande duik,
door tijdens te snelle opstijgingen rekening te houden met het
ontstaan van een grote hoeveelheid silent bubbles,
door de daadwerkelijke gaswetten toe te passen op bereke-
ningen m.b.t. gasbelletjes.
69
Suunto RGBMs aanpassingen aan het decompressiemodel
Het Suunto RGBM berekeningsmodel kan zijn berekeningen aanpas-
sen aan het verwachte gedrag van microbellen en het volgen van een
afwijkend duikprofiel in de huidige serie herhalingsduiken. Bij de aan-
passingen van de berekeningen wordt tevens rekening gehouden met
de gekozen persoonlijke instelling.
De desaturatiesnelheid aan de oppervlakte wordt aangepast aan de hand
van de hoeveelheid en grootte van eventueel gevormde microbellen.
Bij herhalingsduiken is het mogelijk dat de maximum toelaatbare hoeveel-
heid stikstof in ieder theoretisch weefselcompartiment verminderd wordt.
Afhankelijk van de omstandigheden kan Suunto RGBM een van de
volgende maatregelen treffen:
De geen-decompressielimieten kunnen ingekort worden
Een Verplichte Veiligheidsstop kan voorgeschreven worden
Eventuele decompressiestops kunnen verlengd worden
Het advies kan gegeven worden om de oppervlakte-interval te
verlengen (Het Attentiesymbool wordt zichtbaar aan de opp.).
Het attentiesymbool - het advies om de oppervlakte-interval te verlengen
Wanneer het verzwakte RGBM (RGB50) is ingesteld, zal dit symbool
ook getoond worden.
Sommige afwijkende duikprofielen of -gewoonten zullen cumulatief
bijdragen aan een hoger risico op decompressieziekte, zoals duiken
met een korte oppervlakte-interval, herhalingsduiken die dieper zijn
dan de eerste duik, het maken van meerdere opstijgingen, meerdere
herhalingsduiken over meerdere dagen etc. Wannneer de duikcompu-
ter dit registreert kan de computer in combinatie met een aanpassing in
het Suunto RGBM ook het advies geven om na de duik de oppervlakte-
interval te verlengen. In deze situatie licht het Attentiesymbool op.
6.3. ZUURSTOFBLOOTSTELLING
De maximale tijd waarop een duiker blootgesteld mag worden aan
verhoogde partiële zuurstofdrukken is gebaseerd op algemeen geac-
cepteerde maximale blootstellingstijden. Daarbij maakt de Vytec ge-
bruik van de volgende maatregelen om de maximale blootstellingstijden
te beperken:
Alle berekende zuurstofblootstellingsniveaus worden om-
hoog afgerond.
De maximale PO2 van 1.4 bar, de geaccepteerde limiet voor
sportduikers, wordt als standaard gebruikt.
70
De CNS%-limieten tot 1.6 bar zijn gebaseerd op de 1991 NOAA
Diving Manual limieten.
De OTU-berekening is gebaseerd op dagelijkse lange termijn
blootstelling, en het herstel is gebaseerd op een verlaagd tempo.
De zuurstofgerelateerde informatie welke door de Vytec wordt weer-
gegeven, gebeurt alleen op logische momenten. De volgende informa-
tie wordt voor en tijdens de duik weergegeven:
Het ingestelde percentage zuurstof
De OLF-grafiek voor het bijhouden van zowel CNS% en OTU%
Hoorbare alarmsignalen en een knipperende OLF-grafiek
wanneer de 80% en 100% bereikt zijn.
Het knipperen van de OLF-grafiek stopt wanneer de PO2 klei-
ner is dan 0.5 bar.
De PO2 wordt getoond wanneer deze groter is dan de inge-
stelde limiet.
In de duikplanner is de maximum diepte zichtbaar, die is be-
paald aan de hand van de ingestelde maximale PO2 en het
ingestelde zuurstofpercentage.
6.4. SPECIFICATIES
Afmetingen en gewicht
Vytec:
Diameter: 61 mm [2.4 in]
Dikte: 28 mm [1.1 in]
Gewicht: 68 g [2.4 oz]
Zender:
Diameter: 40 mm [1.57 in]
Lengte: 80 mm [3.15 in]
Gewicht: 118 g [4.16 oz]
Maximale werkdruk: 300 bar [4000 psi], maximaal toelaatbare
druk 360 bar [5000 psi]
Resolutie: 1 bar [1 psi]
Dieptemeter:
Temperatuurgecompenseerde dieptemeter
Gecalibreerd in zout water, in zoet water zijn alle metingen 3%
kleiner (calibratie volgens prEN 13319)
Maximum bedrijfsdiepte: 80 m [262 ft] (volgens prEN 13319)
Nauwkeurigheid: ± 1% van het gehele schaalbereik van 0 tot
80 m [262 ft] bij 20°C [68°F] (volgens prEN 13319)
71
Diepteweergave van: 0 150 m [492 ft
Resolutie: 0.1 m van 0 tot 100 m [1 ft van 0 tot 328 ft]
Temperatuurdisplay:
Resolutie: 1°C [1.5°F]
Bereik: 9 ... +50°C [ 9 ... +122°F]
Nauwkeurigheid: ± 2°C [± 3.6°F] binnen 20 minuten na tempe-
ratuursverandering
Tijd en datumfuncties:
Nauwkeurigheid: ± 25 sec/maand (bij 20°C [68°F])
12/24-uurs display
Andere displays:
Duiktijd: 0 tot 999 min, tellen start en stopt op 1.2 m [4 ft] diepte
Oppervlaktetijd (interval): 0 tot 99 uur en 59 min
Duiknummering: 0 tot 99 voor herhalingsduiken
Geen-decompressielimieten: 0 tot 199 min (- - na 199)
Opstijgtijd (afgeleid van decotijden): 0 tot 99 min (- - na 99)
Decompressieplafond: 3.0 tot 100 m [10 tot 328 ft]
Luchttijd: 0 tot 99 min (- - indien groter dan 99 min)
Displays in Nitrox modus:
Zuurstof%: 21 - 50
Partiële zuurstofdruk: 1.2 - 1.6 bar afhankelijk van instellingen
Oxygen Limit Fraction: 1 - 110% met 10% resolutie (staafgra-
fiek)
Logboek/Duikprofielgeheugen:
Opname-interval: 20 seconden (de opname-interval kan met
de interface ingesteld worden op 10s, 30s of 60s), slaat de
maximum diepte binnen ieder interval op.
Geheugencapaciteit: ongeveer 36 uur duiken bij een opname-
interval van 20 seconden.
Resolutie: 0.3 m [1 ft]
Uiterste bedrijfsomstandigheden
Normaal hoogtebereik: 0 tot 3000 m [10000 ft] boven zeeni-
veau
Bedrijfstemperatuur: 0°C tot 40°C [32°F tot 104°F]
Opslagtemperatuur: 20°C tot +50°C [ 4°F tot +122°F]
Aanbevolen wordt om de Vytec op te slaan in een droge plaats bij
kamertemperatuur (15 tot 20°C).
Produktspecifikationer
Varumärke: | Suunto |
Kategori: | Duikdator |
Modell: | VYTEC |
Behöver du hjälp?
Om du behöver hjälp med Suunto VYTEC ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig
Duikdator Suunto Manualer

22 Oktober 2024

23 Juli 2024

22 Juli 2024

21 Juli 2024
Duikdator Manualer
- Duikdator Aeris
- Duikdator Oceanic
- Duikdator Sherwood
- Duikdator Seemann
- Duikdator Mares
- Duikdator UWATEC
- Duikdator Tusa
- Duikdator Scubapro
- Duikdator Cressi
Nyaste Duikdator Manualer

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025

5 Januari 2025