Triumph Speed Triple R (2015) Bruksanvisning

Triumph Motor Speed Triple R (2015)

Läs nedan 📖 manual på svenska för Triumph Speed Triple R (2015) (144 sidor) i kategorin Motor. Denna guide var användbar för 6 personer och betygsatt med 5.0 stjärnor i genomsnitt av 3.5 användare

Sida 1/144
1
Voorwoord
VOORWOORD
Dit handboek bevat informatie over Triumph-motorfietsen van het type Speed Triple en
Speed Triple R. Bewaar dit handboek voor de eigenaar altijd bij de motorfiets en raadpleeg de
informatie wanneer nodig.
Waarschuwing, voorzichtig
en let op
In dit handboek voor de eigenaar wordt
belangrijke informatie op de volgende
manier gepresenteerd:
Let op:
Dit let op-symbool geeft punten
van speciaal belang voor
efficiëntere en gemakkelijkere
bediening aan.
Waarschuwing
Dit waarschuwing-symbool geeft speciale
instructies of procedures aan, die
persoonlijk letsel of levensgevaar tot
gevolg kunnen hebben wanneer deze niet
correct worden opgevolgd.
Voorzichtig
Dit voorzichtig-symbool geeft speciale
instructies of procedures aan, die schade
aan of vernieling van apparatuur tot gevolg
kunnen hebben wanneer deze niet strikt
worden opgevolgd.
2
Voorwoord
Waarschuwingslabels
Dit symbool (links) wordt op
bepaalde plaatsen op de
motorfiets weergegeven. Het
symbool betekent 'VOOR-
ZICHTIG: RAADPLEEG HET
HANDBOEK' en wordt
gevolgd door een grafische
voorstelling van het betreffende onderwerp.
Probeer nooit de motorfiets te berijden of
een aanpassing uit te voeren zonder de in dit
handboek beschreven relevante instructies te
raadplegen.
Zie pagina's 12 en 13 voor de positie van alle
labels met dit symbool. Dit symbool wordt,
indien nodig, ook weergegeven op de
pagina's die de relevante informatie bevatten.
Onderhoud
Om een lang, veilig en probleemvrij gebruik
van uw motorfiets te garanderen, dient het
onderhoud te worden uitgevoerd door een
erkende Triumph-dealer.
Alleen een erkende Triumph-dealer beschikt
over de noodzakelijke kennis, apparatuur en
vakkundigheid om uw Triumph-motorfiets
goed te onderhouden.
Bezoek de Triumph-website op
www.triumph.co.uk of neem telefonisch
contact op met de bevoegde distributeur in
uw land voor informatie over de
dichtstbijzijnde Triumph-dealer. De adressen
worden ook vermeld in het bij dit handboek
geleverde servicerecordboek.
Geluiddempingssysteem
Wijzigen van het geluiddempingssysteem is
verboden.
Eigenaars worden gewaarschuwd dat het
wettelijk verboden is om:
een onderdeel of ontwerp-
component, bedoeld voor
geluiddemping en verwerkt in elk
nieuw voertuig, vóór de verkoop of
aflevering aan de uiteindelijke koper,
of tijdens het gebruik, te verwijderen
of buiten werking te stellen door
welke persoon dan ook - om andere
redenen dan voor onderhoud,
reparatie of vervanging - en.
het voertuig te gebruiken, nadat zo'n
onderdeel of ontwerpcomponent is
verwijderd of buiten werking is
gesteld.
Startonderbreker en
bandenspanningscontrolesyst
eem
Dit apparaat voldoet aan punt 15 van de
FCC-richtlijnen.
Het gebruik van dit apparaat is gebonden
aan de volgende twee voorwaarden:
Het apparaat mag geen verstoring
veroorzaken van radiosignalen;
Het apparaat moet in staat zijn alle
ontvangen verstorende signalen te
verwerken, inclusief de verstoringen
die mogelijk ongewenst functies in
werking stellen.
Door aanpassingen of modificaties aan het
apparaat vervalt mogelijk het recht van de
gebruiker dit apparaat toe te passen.
3
Voorwoord
Handboek voor de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Triumph-
motorfiets. Deze motorfiets is het resultaat
van Triumph's toepassing van beproefde
technieken, grondige tests en het
voortdurend streven naar superieure
betrouwbaarheid, veiligheid en prestaties.
Lees voordat u gaat rijden dit handboek
aandachtig door om volledig vertrouwd te
raken met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van uw
motorfiets.
Dit handboek bevat tips voor veilig rijden,
maar omvat niet alle technieken en
vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het
veilig berijden van een motorfiets.
Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle
motorrijders de nodige lessen nemen om een
veilige bediening van deze motorfiets te
garanderen.
Dit handboek is tevens beschikbaar in het:
• Duits;
• Engels;
• Frans;
• Italiaans;
• Japans;
• Spaans;
• Zweeds.
Praat met Triumph
Onze relatie met u stopt niet bij de aankoop
van uw Triumph. Uw feedback over de
ervaringen tijdens aankoop en bezit zijn zeer
belangrijk voor ons om onze producten en
diensten voor u te ontwikkelen. Help ons
daarom ervoor te zorgen dat uw
dealerbedrijf uw e-mailadres heeft en dat bij
ons registreert. U ontvangt dan van ons op
uw e-mailadres een uitnodiging voor een
online-klanttevredenheidsonderzoek waar u
ons deze feedback kunt geven.
Het Triumph-team.
Waarschuwing
Dit handboek voor de eigenaar en alle
overige instructies die bij uw motorfiets
worden geleverd, maken integraal deel uit
van uw motorfiets en moeten bij de
motorfiets blijven, ook wanneer deze
wordt doorverkocht.
Iedereen die uw motorfiets gaat berijden,
dient dit handboek en alle overige
instructies die bij uw motorfiets worden
geleverd, aandachtig te lezen om volledig
vertrouwd te raken met de werking van de
bedieningselementen, de kenmerken, de
capaciteiten en de beperkingen van uw
motorfiets. Leen uw motorfiets niet aan
anderen uit, want het berijden ervan
zonder vertrouwd te zijn met de werking
van de bedieningselementen, de
kenmerken, de capaciteiten en de
beperkingen van de motorfiets kan leiden
tot een ongeval.
Voorwoord
4
Informatie
De informatie in deze uitgave is gebaseerd op de meest recente, op het moment van publicatie
beschikbare informatie. Triumph behoudt zich het recht voor te allen tijde, zonder
voorafgaande mededeling of verplichting, wijzigingen aan te brengen.
Niets uit deze publicatie mag - in zijn geheel of gedeeltelijk - worden gereproduceerd zonder
schriftelijke toestemming van Triumph Motorcycles Limited.
© Copyright 08.2011 Triumph Motorcycles Limited, Hinckley, Leicestershire, Groot-Brittannië.
Publicatie onderdeelnummer 3852724 versie 1.
Inhoudsopgave
Dit handboek bevat een aantal verschillende hoofdstukken. Onderstaande inhoudsopgave
helpt u het begin van elk hoofdstuk op te zoeken, waar u - in het geval van grotere
hoofdstukken - een meer gedetailleerde inhoudsopgave aantreft, die u helpt het betreffende
onderwerp te vinden.
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Waarschuwingslabels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
Omschrijving van onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Serienummers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Algemene informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Het berijden van de motorfiets . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
Accessoires, belading en passagiers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
Onderhoud en afstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Stalling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Specificaties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
5
Voorwoord – Veiligheid voorop
VOORWOORD – VEILIGHEID VOOROP
De motorfiets
Waarschuwing
Deze motorfiets is uitsluitend bedoeld voor
gebruik op de weg. Hij is niet geschikt voor
gebruik op ruw terrein.
Gebruik op ruw terrein kan het verliezen
van de controle over de motorfiets
veroorzaken, wat kan leiden tot een
ongeval met letsel of de dood als gevolg.
Waarschuwing
Deze motorfiets is niet ontworpen voor het
trekken van een aanhanger of het gebruik
van een zijspan. Het gebruik van een
zijspan en/of aanhanger kan het verliezen
van de controle over de motorfiets of een
ongeval tot gevolg hebben.
Waarschuwing
Deze motorfiets is ontworpen voor het
gebruik als tweewielig voertuig voor het
vervoeren van een berijder alleen of een
berijder met één passagier (indien een
passagierszadel is aangebracht).
Het totale gewicht van de berijder, een
eventuele passagier, accessoires en bagage
mag het maximale laadvermogen van
195 kg niet overschrijden.
6
Voorwoord – Veiligheid voorop
Brandstof en uitlaatgassen Het rijden
Waarschuwing
BENZINE IS UITERST BRANDBAAR:
Schakel de motor altijd uit vóór u gaat
tanken.
Niet tanken of de vuldop van de tank
openen terwijl u rookt of in de buurt van
open vuur (vlammen).
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen
brandstof op de motor, de uitlaatpijpen of
de dempers wordt gemorst.
Indien brandstof wordt ingeslikt,
ingeademd of in de ogen komt, dient
direct medische hulp te worden
ingeroepen.
Indien benzine op de huid terechtkomt,
dient deze onmiddellijk te worden
gewassen met water en zeep en met
brandstof verontreinigde kleding dient
onmiddellijk te worden uitgetrokken.
Contact met brandstof kan brandwonden
en andere ernstige huidaandoeningen
veroorzaken.
Waarschuwing
De motor nooit in een afgesloten ruimte
starten of laten draaien. De uitlaatgassen
zijn giftig en kunnen binnen korte tijd
bewusteloosheid en de dood tot gevolg
hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend
in de open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
Waarschuwing
De motorfiets nooit berijden indien u moe
bent of onder invloed verkeert van alcohol
of andere verdovende middelen.
Het berijden van een motorfiets onder
invloed van alcohol of andere verdovende
middelen is verboden.
Het berijden van een motorfiets terwijl u
moe bent of onder invloed van alcohol of
andere verdovende middelen verkeert,
vermindert het vermogen van de berijder
om de motorfiets onder controle te
houden waardoor een ongeval kan
worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Alle rijders moeten in het bezit zijn van
een rijbewijs voor motorfietsen. Het zonder
rijbewijs besturen van een motorfiets is
verboden en kan gerechtelijke vervolging
tot gevolg hebben.
Het rijden op een motorfiets zonder
formele training in de juiste rijtechnieken
die nodig zijn om een rijbewijs te halen, is
gevaarlijk en kan resulteren in verlies van
de controle over de motorfiets en een
ongeluk.
7
Voorwoord – Veiligheid voorop
Waarschuwing
Rijd altijd defensief en draag de elders in
dit voorwoord genoemde beschermende
uitrusting. Onthoud dat een motorfiets bij
een ongeval minder bescherming biedt
dan een auto.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk
geldende snelheidslimieten niet
overschrijden. Het met hoge snelheid op
een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij hogere
snelheden aanzienlijk wordt verkort. Pas de
snelheid altijd aan aan eventueel
gevaarlijke rijomstandigheden, zoals slecht
weer of druk verkeer.
Waarschuwing
Wees altijd bedacht op veranderingen in
het wegdek, het verkeer en de wind en pas
uw rijgedrag hierop aan. Alle tweewielige
voertuigen zijn onderhevig aan krachten
van buitenaf die een ongeval kunnen
veroorzaken. Deze krachten zijn onder
andere:
Windstoten van passerende
voertuigen;
Gaten in de weg, oneffenheden of
beschadigingen in het wegdek;
Slecht weer;
Fouten van de berijder.
Rijd altijd met matige snelheid en vermijd
druk verkeer, totdat u zich volledig
vertrouwd hebt gemaakt met het rijgedrag
en de rijeigenschappen van de motorfiets.
Overschrijd nooit de wettelijk geldende
snelheidslimiet.
8
Voorwoord – Veiligheid voorop
Valhelm en kleding
Waarschuwing
Bij het berijden van de motorfiets dienen
de berijder en de passagier altijd valhelm,
oogbescherming, handschoenen, laarzen,
broek (nauw aansluitend rond de knieën
en de enkels) en een felgekleurd jack te
dragen. Felgekleurde kleding verhoogt de
zichtbaarheid van de berijder (of de
passagier) voor andere weggebruikers
aanzienlijk. Hoewel volledige bescherming
niet mogelijk is, kan het dragen van de
juiste beschermende kleding het risico op
verwondingen bij het berijden van uw
motorfiets verlagen.
Waarschuwing
Een valhelm is een van de belangrijkste
uitrustingsstukken, omdat deze
bescherming biedt tegen hoofdletsel. Uw
valhelm en die van uw passagier dienen
met zorg te worden gekozen en
comfortabel en stevig om het hoofd te
passen. Een felgekleurde helm verhoogt de
zichtbaarheid van de berijder (of passagier)
voor andere weggebruikers aanzienlijk.
Een valhelm met open voorzijde biedt
enige bescherming bij een ongeval, maar
een integraalhelm biedt betere
bescherming.
Draag altijd een vizier of een
goedgekeurde beschermende bril voor
beter zicht en ter bescherming van uw
ogen.
cbma
9
Voorwoord – Veiligheid voorop
Handgrepen en voetsteunen Parkeren
Waarschuwing
De berijder dient het voertuig onder
controle te houden door te allen tijde de
handen aan het stuur te houden.
De besturing en stabiliteit van de
motorfiets worden nadelig beïnvloed
indien de berijder het stuur loslaat,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
over de motorfiets en een ongeval.
Waarschuwing
De berijder en de passagier dienen tijdens
het berijden van het voertuig altijd de
voetsteunen te gebruiken.
Door de voetsteunen te gebruiken wordt
voor zowel de berijder als de passagier het
risico op onbedoeld contact met
onderdelen van de motorfiets verminderd
en wordt ook de kans op verwondingen,
veroorzaakt door het vast komen zitten
van kledingstukken, verminderd.
Waarschuwing
Altijd de motor uitschakelen en de
contactsleutel verwijderen voordat u uw
motorfiets onbeheerd achterlaat. Door het
verwijderen van de contactsleutel wordt
het risico van gebruik door onbevoegde en
onervaren personen verkleind.
Denk aan het volgende als u uw motorfiets
parkeert:
Zet de motorfiets in de eerste versnelling
om te voorkomen dat deze van de
standaard rolt.
De motor en het uitlaatsysteem zijn na het
rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers, dieren en/of
kinderen de motorfiets kunnen aanraken.
Parkeer nooit op een zachte ondergrond
of op een hellend oppervlak. Indien de
motorfiets onder deze omstandigheden
wordt geparkeerd, kan deze omvallen.
Zie voor nadere informatie het hoofdstuk
'Het berijden van de motorfiets' in dit
handboek voor de eigenaar.
10
Voorwoord – Veiligheid voorop
Onderdelen en accessoires
Triumph accepteert geen aansprakelijkheid
voor gebreken die zijn veroorzaakt door het
aanbrengen van niet-goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen of
door het aanbrengen van goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen door
onbevoegd personeel.
Onderhoud/apparatuur
Waarschuwing
De eigenaar dient erop te letten, dat
goedgekeurde onderdelen, accessoires en
wijzigingen voor een Triumph-motorfiets
uitsluitend door Triumph officieel
goedgekeurde onderdelen zijn die door
een erkende Triumph-dealer op de
motorfiets worden aangebracht.
Het is met name bijzonder gevaarlijk om
onderdelen of accessoires aan te brengen
of te vervangen waarvoor het noodzakelijk
is om het elektrische of het
brandstofsysteem te demonteren, of
hierop uitbreidingen aan te brengen.
Dergelijke aanpassingen kunnen de
veiligheid in gevaar brengen.
Het aanbrengen van niet-goedgekeurde
onderdelen, accessoires of wijzigingen
kunnen een nadelig effect hebben op het
rijgedrag, de stabiliteit en andere aspecten
van de werking van de motorfiets,
waardoor een ongeval kan worden
veroorzaakt dat kan leiden tot letsel of de
dood.
Waarschuwing
Raadpleeg uw erkende Triumph-dealer
indien u twijfelt aan de juiste of veilige
werking van deze Triumph-motorfiets.
Onthoud dat het blijven gebruiken van
een niet goed werkende motorfiets een
fout kan verergeren en de veiligheid in
gevaar kan brengen.
Waarschuwing
Door het gebruik van een motorfiets
waarvan de hellingshoekindicator tot
voorbij de maximale limiet is afgesleten
(wanneer 5 mm van de hellingshoek-
indicator resteert) kan deze onder een
onveilige hoek overhellen.
Overhellen onder een onveilige hoek kan
instabiliteit, verlies van controle over de
motorfiets of een ongeval veroorzaken.
1. Hellingshoekindicator
1
11
Voorwoord – Veiligheid voorop
Waarschuwing
Controleer of alle wettelijk vereiste
apparatuur is gemonteerd en correct
functioneert. Verwijderen of wijzigen van
de verlichting, dempers, uitstoot- en
geluiddempingssystemen van de
motorfiets kunnen een overtreding van de
wet betekenen. Onjuiste of niet toegestane
aanpassingen kunnen een nadelig effect
hebben op het rijgedrag, de stabiliteit en
andere aspecten van de werking van de
motorfiets, waardoor een ongeval kan
worden veroorzaakt met letsel of de dood
als gevolg.
Waarschuwing
Indien de motorfiets betrokken is bij een
ongeval, aanrijding of valpartij dient deze
voor inspectie en reparatie naar een
erkende Triumph-dealer te worden
gebracht. Elk ongeval kan schade aan de
motorfiets veroorzaken, die –indien niet op
de juiste wijze gerepareerd –een tweede
ongeval kan veroorzaken met letsel of de
dood als gevolg.
Waarschuwingslabels
12
WAARSCHUWINGSLABELS
De op deze en de volgende pagina's beschreven labels maken u attent op belangrijke
veiligheidsinformatie in dit handboek. Voordat u de motorfiets gaat berijden, dient u ervoor te
zorgen dat alle berijders alle informatie, waarop deze labels betrekking hebben, hebben
begrepen en naleven.
Plaats van de waarschuwingslabels
chcw_1
6
5
4
3
2
N
1
R.P.M.
Inrijden
(pagina 57)
Versnellings-
stand
(pagina 64)Banden
(pagina 112)
Aandrijfketting
(pagina 95)
Bandspanningscontrole
(mits ingebouwd)
(pagina 38)
Waarschuwingslabels
13
Plaats van de waarschuwingslabels (vervolg)
Voorzichtig
Alle waarschuwingslabels en stickers, met uitzondering van het label over inrijden, worden op
de motorfiets aangebracht met een sterke lijm. In sommige gevallen worden labels
aangebracht voorafgaand aan het aanbrengen van de laklaag. Daarom zal elke poging om
de waarschuwingslabels te verwijderen, schade veroorzaken aan lakwerk of carrosserie.
chcv_1
Helm
(pagina 8)
Loodvrije
brandstof
(pagina 52)
Dagelijkse veiligheid
(pagina 58)
Koelvloeistof
(pagina 87)
Motorolie
(pagina 83)
14
Omschrijving van onderdelen
OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN
1. Koplamp
2. Drukdop
radiateur/koelvloeistofreservoir
3. Tankdop
4. Brandstoftank
5. Koelvloeistofexpansiereservoir
6. Zadelslot
7. Geluiddemper
8. Achterlicht
9. Remschijf voorrem
10.Remklauw voorrem
11. Richtingaanwijzers voor
12.Oliekoeler
13.Zijstandaard
14.Schakelpedaal
15.Aandrijfketting
chcw_2
2 3 4 6 7 8
11 12 13 14 159 10
1 5
15
Omschrijving van onderdelen
OMSCHRIJVING VAN ONDERDELEN
16.Geluiddemper
17. Gereedschapsset
18. Vloeistofreservoir achterrem
19.Accu
20.Voorvork
21. Remschijf achterrem
22.Achterremklauw
23.Achterwielophangingsunit
24.Rempedaal achterrem
25.Olievuldop/peilstok
26.Koppelingskabel
chcv_2
17 18 19 20
23 24 25 2621 22
16
16
Omschrijving van onderdelen
Omschrijving van onderdelen (vervolg)
1. Koppelingshendel
2. Passeerknop
3. Dimschakelaar koplamp
4. Snelheidsmeter
5. Scherm boordcomputer
6. Toerenteller
7. Waarschuwingslampjes
8. Vloeistofreservoir voorrem
9. Motorstopschakelaar
10.Remhendel voorrem
11. Claxonknop
12.Richtingaanwijzerschakelaar
13.Contactschakelaar
14.Startonderbreker
15.Startknop
cgfs
432 5 6 7 8 9 10
13 1511 12
1
14
17
Serienummers
SERIENUMMERS
VoertuigIdentificatieNummer
(VIN)
1. VIN nummer
Het voertuigidentificatienummer is aan de
rechterkant in het balhoofdgedeelte van het
frame geslagen. Het staat ook op een plaatje
dat aan de linkerkant van het balhoofd is
vastgeklonken.
Noteer het voertuigidentificatienummer
(VIN) in de daarvoor bestemde ruimte
hieronder.
Motorserienummer
1. Motorserienummer
Het motorserienummer is direct boven het
koppelingsdeksel in het motorcarter
geslagen.
Noteer het motorserienummer in de ruimte
hieronder.
1
cget
ccmy
1
Serienummers
18
Deze pagina met opzet blanco
19
Algemene informatie
ALGEMENE INFORMATIE
Inhoudsopgave
Lay-out instrumentenpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Snelheidsmeter en kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Toerenteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Boordcomputer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23
Kilometerteller/dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Dagteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Dagteller nulstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Klok instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Eenheden wijzigen (Brits, Amerikaans of metrisch) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
ABS uitschakelen(alleen modellen met ABS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
Controlelampje onderhoudsinterval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Lampjes wisselen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Standen van de lampjes voor het wisselen van versnelling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Instellen van grenzen lampjes wisselen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
De ingestelde snelheid veranderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31
Lampjes wisselen versnelling in de stand OFF (uit) schakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Rondetimer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Gegevensopslagmodus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Registratie nieuwe ronde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
Gegevensophaalmodus. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Meter koelvloeistoftemperatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Brandstofmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Bandspanningscontrole-systeem (TPMS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Functie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Serienummer bandspanningssensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Sensor voorzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Sensor achterzijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Systeemweergave . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Sensorbatterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
21
Algemene informatie
Gereedschapsset en handboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Zadelslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Zadelonderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Veilig gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Dagelijkse veiligheidscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
22
Algemene informatie
Lay-out instrumentenpaneel
1. Klok
2. Controlelampje onderhoudsinterval
3. Snelheidsmeter
4. Brandstofmeter
5. Waarschuwingslampje storing
motormanagement
6. Lampjes wisselen versnelling
7. Indicator linkerrichtingaanwijzer
8. Waarschuwingslampje ABS
(uitsluitend modellen met ABS)
9. 'Rode zone' toerenteller
10.Bandspanningswaarschuwingslampje
(mits ingebouwd)
11. Indicator rechterrichtingaanwijzer
12.Neutraal-indicator
13.Indicator grootlicht
14.Indicator brandstofniveau laag
15.Indicator status
alarminstallatie/startonderbreker
(alarminstallatie is optionele
accessoire)
16.Toerenteller
17. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur te hoog
18.Waarschuwingslampje lage oliedruk
19.Bandspanningsweergave (mits
ingebouwd)
20.Het scherm
21. Scherm temperatuur koelvloeistof
22.Knop B
23.Knop A
2122 20 19 18 17 1516 14 13
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
chdo
23
23
Algemene informatie
Snelheidsmeter en
kilometerteller
De digitale snelheidsmeter geeft de
rijsnelheid van de motorfiets aan. De cijfers
geven de rijsnelheid van de motorfiets aan in
veelvouden van 1 kilometer per uur.
De elektronische kilometerteller en de twee
dagtellers bevinden zich in het
displayscherm. Meer informatie over de
werking van de kilometerteller en de
dagtellers vindt u op de volgende pagina's.
Toerenteller
De toerenteller geeft het motortoerental weer
in omwentelingen per minuut - omw/min.
Aan het einde van het toerentellerbereik
bevindt zich de 'rode zone'. Indien het
motortoerental per minuut (omw/min) in de
rode zone wordt weergegeven, ligt dit boven
het aanbevolen maximale motortoerental en
ook boven het motortoerental dat de beste
prestaties levert.
Boordcomputer
1. Het scherm
2. Knop A
Om de informatie in de boordcomputer weer
te laten geven, drukt u op de knop 'A' tot de
gewenste display wordt weergegeven en laat
u de knop los. De display geeft
achtereenvolgens weer:
Dagteller 1;
Dagteller 2;
• Rondetimer;
Bandspanningscontrolesysteem -
mits ingebouwd;
Set up.
Voorzichtig
Laat het motortoerental nooit oplopen tot
in de 'rode zone', dit kan leiden tot
ernstige motorschade.
2
cfio_12
1
24
Algemene informatie
Opmerking:
De rondetimer (Lap) wordt alleen
weergegeven wanneer deze
ingeschakeld is in set up (zie
pagina 33).
Het bandspanningscontrole-
systeem (TPMS) is een accessoire
die door uw erkende Triumph-
dealer moet worden gemonteerd.
Het TPMS-display wordt dan
geactiveerd door uw erkende
Triumph-dealer.
Set up (instelling) is alleen
beschikbaar wanneer de
motorfiets stilstaat en in neutraal
staat.
Kilometerteller/dagteller
1. Knop A
2. Knop B
3. Display kilometerteller/dagteller
4. Dagteller 1-display
5. Dagteller 2-display
Dagteller
Elke dagteller geeft de afstand weer, die door
de motorfiets werd afgelegd, de reistijd,
gemiddeld brandstofverbruik, momenteel
brandstofverbruik en gemiddelde snelheid
sinds de betreffende, weergegeven dagteller
op nul werd gesteld.
Om de informatie van de dagteller weer te
geven, zet u het contact in de stand AAN.
Druk op knop 'A' tot de gewenste dagteller in
het displayscherm wordt weergegeven en
laat de knop dan los.
2
1
3
5
cfin_12
4
25
Algemene informatie
Druk op knop 'B' tot de gewenste display
wordt weergegeven. De display geeft
achtereenvolgens weer:
• Reisafstand;
Resterende actieradius;
• Reistijd;
Gemiddeld brandstofverbruik;
Momenteel brandstofverbruik;
Gemiddelde snelheid.
Elk display toont de volgende informatie die
berekend is vanaf het moment dat de
dagteller voor het laatst is teruggesteld op
nul:
Reisafstand
De totale afgelegde reisafstand.
Resterende actieradius
Dit is een aanduiding van de afstand die
waarschijnlijk zal kunnen worden afgelegd op
de brandstof die nog in de tank aanwezig is.
Reistijd
De totale verstreken tijd.
Gemiddeld brandstofverbruik
Een melding van het gemiddelde
brandstofverbruik. Nadat de display is
teruggezet, geeft hij streepjes weer, totdat
0,1 km is afgelegd.
Momenteel brandstofverbruik
Een aanduiding van het brandstofverbruik op
een bepaald moment.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid wordt berekend
vanaf de laatste reset van de boordcomputer.
Nadat de display is teruggezet, geeft de
display streepjes weer, totdat 1 km is
afgelegd.
Dagteller nulstellen
Voor het op nul stellen van een dagtellers, de
betreffende dagteller selecteren en
weergeven en vervolgens knop 'B'
gedurende 2 seconden indrukken. Na
2 seconden wordt de weergegeven dagteller
op nul gesteld.
Let op:
Wanneer een dagteller op nul
wordt gesteld, worden reistijd,
gemiddeld brandstofverbruik en
gemiddelde snelheid voor die
dagteller ook op nul gesteld.
Om de dagteller te sluiten, drukt u op
knop 'A' tot de gewenste display wordt
weergegeven en laat u de knop los.
Waarschuwing
Probeer niet om tijdens het rijden te
schakelen tussen de afbeeldingsmodus van
de kilometerteller en de dagteller of de
dagteller opnieuw in te stellen want dit lan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
26
Algemene informatie
Kilometerteller
Wanneer het contact ingeschakeld wordt,
wordt de kilometerteller gedurende
3 seconden weergegeven, waarna
vervolgens de laatst geselecteerde dagteller
wordt getoond.
De kilometerteller geeft de totale door de
motorfiets afgelegde afstand weer.
Om de kilometerteller weer te geven, terwijl
de motorfiets stilstaat en in neutraal staat,
drukt u op knop 'A' tot set up (instelling)
zichtbaar is in het displayscherm, laat u de
knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'.
Druk op knop 'A' tot de kilometerteller wordt
weergegeven en laat de knop los.
Om de kilometerteller te sluiten, drukt u op
knop 'A' tot rEturn (terug) zichtbaar is in het
scherm, laat u de knop los en drukt u
vervolgens op knop 'B'. Trip 1 (dagteller 1)
wordt weergegeven in het displayscherm.
Klok instellen
Om de klok terug te zetten, terwijl de
motorfiets stilstaat en in neutraal staat, zet u
het contact in de stand AAN. Druk op knop
'A' tot set up zichtbaar is in het displayscherm
en laat de knop los. Druk op knop 'B' en t-SEt
(tijd instellen) wordt weergegeven.
Druk opnieuw op knop 'B' en de 24 Hr- of
12 Hr-klokweergave wordt getoond. Druk op
knop 'A' om de gewenste klokweergave te
selecteren en druk vervolgens op knop 'B'.
De urenweergave begint te knipperen en het
woord Hour (uur) wordt weergegeven in het
displayscherm.
Voor het instellen van de uurweergave eerst
controleren of de uurweergave nog steeds
knippert en het woord Hour nog steeds
wordt weergegeven. Druk op knop 'A' om
de instelling te wijzigen. Elke keer indrukken
van de knop verandert de instelling met één
cijfer. Indien de knop ingedrukt wordt
gehouden, verspringt de display continu in
stappen van één cijfer.
Druk als de juiste urenweergave wordt
weergegeven op knop 'B'. De minuten-
weergave begint te knipperen en het woord
Min (minuten) wordt weergegeven in het
displayscherm. De minuutweergave wordt op
dezelfde manier ingesteld als de
uurweergave.
Waarschuwing
Probeer onder het rijden niet de klok af te
stellen, dit kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
27
Algemene informatie
Zodra zowel uren als minuten correct zijn
ingesteld, drukt u op knop 'B' om te
bevestigen en t-SEt wordt weergegeven in
het displayscherm. Druk u op knop 'A' tot
rEturn zichtbaar is en druk vervolgens op
knop 'B'. Trip 1 wordt weergegeven in het
displayscherm.
1. Klokdisplay
2. Afbeelding uren
3. Afbeelding minuten
4. Displayscherm (Hour geselecteerd
voor instelling)
5. Knop A
6. Knop B
Eenheden wijzigen (Brits,
Amerikaans of metrisch)
Units (eenheden) beschikt over vier instelbare
weergavestanden, zoals hieronder
beschreven:
mpg - Britse gallons;
mpg US - Amerikaanse gallons;
L/100 km - metrisch;
km/L - metrisch.
Elk scherm toont de volgende informatie:
mpg (Britse gallons)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in mijlen. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in Britse
gallons.
mpg US (Amerikaanse gallons)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in mijlen. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in
Amerikaanse gallons.
L/100 km (metrisch)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in kilometers. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in liters
brandstof per 100 km.
km/L (metrisch)
De snelheidsmeter en de kilometerteller
worden weergegeven in kilometers. Het
brandstofverbruik wordt gemeten in
kilometers per liter brandstof.
5
cfiq_12
23
4
1
6
28
Algemene informatie
Om de weergave van de eenheden te
openen, terwijl de motorfiets stilstaat en in
neutraal staat, zet u het contact in de stand
AAN.
Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het
displayscherm, laat de knop los en druk
vervolgens op knop 'B'.
Druk op knop 'A' tot UnitS (eenheden)
zichtbaar is in het scherm, laat de knop los en
druk vervolgens op knop 'B'.
1. Het scherm
2. Knop A
3. Knop B
Druk op knop 'A' tot het gewenste display
wordt weergegeven en laat de knop los. De
display geeft achtereenvolgens weer:
mpg - Britse gallons;
mpg US - Amerikaanse gallons;
L/100 km - metrisch;
km/L - metrisch.
Modellen zonder TPMS: Druk op knop 'B'
en raak de knoppen 'A' of 'B' niet aan tot
UnitS wordt weergegeven in het
displayscherm. Wanneer UnitS wordt
weergegeven in het displayscherm, drukt u
op knop 'A' tot r Eturn zichtbaar is, laat u de
knop los en drukt u vervolgens op knop 'B'.
Trip 1 wordt weergegeven in het
displayscherm.
Modellen met TPMS: Druk op knop 'B' en
raak de knoppen 'A' of 'B' niet aan tot PSI of
bAr wordt weergegeven. Druk op knop 'A'
tot de gewenste bandspanningseenheden
worden weergegeven en laat de knop los.
Druk op de knop 'B' en wacht tot UnitS
wordt weergegeven, druk vervolgens op
knop 'A' en wanneer rEturn wordt
weergegeven, drukt u op knop B. Trip 1
wordt weergegeven in het displayscherm.
ABS uitschakelen(alleen
modellen met ABS)
Het is mogelijk om het ABS-systeem tijdelijk
uit te schakelen. Het ABS-systeem kan niet
permanent worden uitgeschakeld, het wordt
weer ingeschakeld wanneer het contact uit-
en weer ingeschakeld wordt.
Waarschuwing
Probeer tijdens het rijden niet de
eenheden te wijzigen, want dit kan leiden
tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
2
3
cfir_12
1
29
Algemene informatie
ABS uitschakelen
Om de functie ABS uitschakelen te bereiken,
zet u het contact in de stand AAN.
Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het
displayscherm, laat de knop los en druk
vervolgens op knop 'B'.
Druk op knop 'A' tot ABS wordt
weergegeven en laat de knop los.
Door op knop 'B' te drukken, wordt het ABS-
systeem uitgeschakeld; het bericht ABS OFF
(ABS UIT) wordt gedurende 2 seconden
weergegeven en het waarschuwingslampje
ABS gaat branden.
ABS inschakelen
Om het ABS-systeem in te schakelen,
schakelt u het contact uit en in.
Controlelampje
onderhoudsinterval
1. Onderhoudscontrolelampje
2. Resterende afstand
Wanneer het contact wordt ingeschakeld en
de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
800 km of minder is, wordt gedurende
3 seconden het onderhoudssymbool
weergegeven en in de klok wordt de
resterende afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt getoond.
Wanneer de resterende afstand 0 km is, blijft
het onderhoudssymbool ingeschakeld, tot het
onderhoud is uitgevoerd en het systeem
gereset is door uw erkende Triumph-dealer.
Wanneer het onderhoud achterstallig is,
wordt de afstand weergegeven als een
negatief getal.
Waarschuwing
Wanneer ABS uitgeschakeld is,
functioneert het remsysteem verder als
een remsysteem zonder ABS. In deze
situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
en een ongeval.
2
cfio_16
1
30
Algemene informatie
Lampjes wisselen versnelling
De lampjes voor het wisselen van versnelling
zijn een visuele indicatie van wanneer u moet
schakelen. De lampjes voor het wisselen van
versnelling zijn allemaal blauw.
1. Het scherm
2. Lampjes wisselen versnelling
3. Knop A
4. Knop B
Standen van de lampjes voor het
wisselen van versnelling
De lampjes voor het wisselen van versnelling
hebben vier programmeerbare werkstanden
die hieronder worden beschreven.
3 LED-stand: De eerste drie lampjes
gaan branden wanneer de
ingestelde grens is bereikt en gaan
pas weer uit als de snelheid onder
de ingestelde grens komt.
6 LED-stand: Alle zes lampjes
worden verlicht als de ingestelde
grens is bereikt en gaan pas weer uit
als de snelheid onder de ingestelde
grens komt.
Stand OFF: De lampjes voor het
wisselen van versnelling zijn
uitgeschakeld.
Stand SE: De lampjes gaan in
stappen van 250 omw/min branden,
tot de ingestelde limiet is bereikt. Bij
de ingestelde limiet zijn alle zes
lampjes verlicht.
Instellen van grenzen lampjes
wisselen versnelling
De lampjes voor het wisselen van versnelling
werken niet onder 3.500 omw/min om te
voorkomen dat de lampjes werken bij
stationair lopen.
Om de standen lampjes voor wisselen
versnelling te wijzigen, terwijl de motorfiets
stilstaat en in neutraal staat, zet u het contact
in de stand AAN.
Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het
displayscherm, laat de knop los en druk
vervolgens op knop 'B'.
chdo_1
1
4
2
3
31
Algemene informatie
Druk op knop 'A' tot SHIFt (schakelen)
zichtbaar is in het scherm, druk vervolgens
op knop 'B'. De huidige stand wordt
weergegeven en de bijhorende lampjes
wisselen versnelling gaan branden.
Druk op knop 'A' tot de gewenste stand voor
lampjes wisselen versnelling wordt
weergegeven en druk dan op knop 'B'. De
display geeft achtereenvolgens weer:
SE (Schaal-stand);
3 (3 LED-stand);
6 (6 LED-stand);
OFF (uit, lampjes wisselen
versnelling uitgeschakeld).
Opmerking:
De motorfiets wordt af fabriek
geleverd met de lampjes voor
wisselen versnelling ingesteld op
de 6-LED-stand bij
3.500 omw/min.
1. Lampjes wisselen versnelling
2. Displayscherm (stand 3 afgebeeld)
3. Knop A
4. Knop B
Wanneer de stand lampjes wisselen
versnelling geselecteerd is, beweegt de naald
van de toerenteller naar de laatste ingestelde
positie. De omw/min worden getoond in het
displayscherm waarbij de 1.000-eenheden
knipperen.
1. 1.000 omw/min-eenheden
2. Knop A
3. Knop B
De ingestelde snelheid veranderen
Als u de instelling wilt wijzigen in stappen
van 1.000 omw/min, drukt u op de knop 'A'.
Elke keer dat u knop 'A' indrukt, wordt de
instelling verhoogd in stappen van
1.000 omw/min tot de maximum omw/min-
grens. Wanneer de maximum omw/min-
grens bereikt is, keert de instelling terug naar
3.500 omw/min.
Let op:
Wanneer de 1.000-omw/min-
eenheden ingesteld zijn op de
maximum toerentalgrens, wordt
SHIFt getoond.
chdo_2
2
4
1
3
chdo_3
1
3
2
32
Algemene informatie
Wanneer de correcte instelling wordt
getoond, drukt u op knop 'B' en beginnen de
100 omw/min-eenheden te knipperen.
1. 100 omw/min-eenheden
2. Knop A
3. Knop B
De instelling kan nu worden gewijzigd in
stappen van 100 omw/min, ook weer tot de
maximum toerentalgrens.
Let op:
Wanneer in deze stand 900 wordt
bereikt, wordt bij de volgende
keer dat knop 'A' wordt ingedrukt,
het display teruggezet naar 000.
Elke keer dat u knop 'A' indrukt, wordt de
instelling verhoogd in stappen van
100 omw/min.
Wanneer de correcte instelling wordt
getoond, wordt met het indrukken van
knop 'B' de instelling bevestigd, SHIFt wordt
weergegeven in het displayscherm en alle
lampjes wisselen versnelling gaan knipperen.
Druk op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is in het
displayscherm, druk vervolgens op knop 'B'.
Trip 1 wordt weergegeven in het
displayscherm.
Lampjes wisselen versnelling in de
stand OFF (uit) schakelen
Om de stand OFF te selecteren, controleert u
of OFF in het displayscherm wordt
weergegeven. Druk op knop 'B' en SHIFt
wordt weergegeven in het displayscherm.
Druk op knop 'A' tot rEturn zichtbaar is in het
displayscherm, druk vervolgens op knop 'B'.
Trip 1 wordt weergegeven in het
displayscherm.
1. Lampjes wisselen versnelling
2. Displayscherm (stand OFF afgebeeld)
chdo_3
1
3
2
chdo_5
2
1
33
Algemene informatie
Rondetimer
1. Het scherm
2. Knop A
De rondetimer geeft de volgende informatie:
rondetijd, aantal ronden, gemiddelde
snelheid, maximale snelheid en de afgelegde
afstand. Elk scherm toont de volgende
informatie:
Rondetijd
De tijd die verstreken is tijdens de ronde (het
rondenummer wordt afgebeeld in de
snelheidsmeterdisplay). Er wordt informatie
opgeslagen van elke ronde sinds de laatste
reset.
Opmerking:
De rondetimer wordt na
100 minuten teruggezet op nul.
Aantal ronden
Het aantal ronden sinds de laatste reset wordt
afgebeeld. De rondetimer kan maximaal
50 ronden opslaan.
Maximumsnelheid
De maximaal bereikte snelheid per ronde en
het rondenummer.
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid per ronde en het
rondenummer.
Gereisde afstand
De afgelegde afstand per ronde en het
rondenummer.
De rondetimer in- of uitschakelen
Om de rondetimer in of uit te schakelen,
terwijl de motorfiets stilstaat en in neutraal
staat, zet u het contact in de stand AAN.
Druk op knop 'A' tot set up zichtbaar is in het
displayscherm en laat de knop los. Druk
vervolgens op knop 'B'.
Druk op knop 'A' tot Lap (ronde) zichtbaar is
en laat de knop los, druk vervolgens op
knop 'B'. ON (aan) of OFF (uit) knippert in
het displayscherm.
Druk op knop 'A' om de gewenste weergave
te selecteren en druk vervolgens op knop 'B'.
Raak de knoppen 'A' of 'B' niet aan tot Lap
wordt weergegeven in het displayscherm.
Druk vervolgens op knop 'A' en laat deze los
wanneer r Eturn (terug) zichtbaar is en druk
vervolgens op knop 'B'. Trip 1 wordt
weergegeven in het displayscherm.
De rondetimer heeft twee werkstanden: de
gegevensopslagmodus en de gegeven-
sophaalmodus.
2
cfio_1
1
34
Algemene informatie
Gegevensopslagmodus
1. Rondedisplay
2. Stopwatchpictogram
3. Rondetijd
Opmerking:
De gegevensopslagmodus en de
gegevensophaalmodus zijn alleen
actief wanneer de rondetimer (lap)
ingeschakeld is.
Om de gegevensopslagmodus te selecteren,
zet u het contact in de stand AAN.
Druk op knop 'A' tot Lap zichtbaar is op het
displayscherm en laat de knop los, druk
vervolgens op knop 'B'. L01 en een
stopwatchpictogram worden weergegeven
op de snelheidsmeterdisplay en de
rondetimer wordt zichtbaar op het
displayscherm.
Als u op de startknop drukt (terwijl alleen de
motor loopt) start de rondetimer. De display
toont de rondetijd in minuten, seconden en
honderdsten van een seconde, en het
stopwatchpictogram brandt.
Registratie nieuwe ronde
1. Startknop
Als u aan het einde van de ronde weer op de
startknop drukt, wordt het begin van een
nieuwe ronde geregistreerd. De display toont
gedurende 5 seconden de laatste rondetijd
en vervolgens het nieuwe rondenummer
gedurende 5 seconden. Na deze tijd wordt
op de display van de snelheidsmeter het
huidige rondenummer getoond en wordt op
het displayscherm de huidige rondetijd
getoond.
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden te wisselen
tussen de werkstanden van de rondetimer,
dit kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
1
cfiv_11
3
2
ccmh_1
1
35
Algemene informatie
Gegevensophaalmodus
1. Rondenummer
2. Stopwatchpictogram
3. Rondetimer
4. Knop A
5. Knop B
De gegevensophaalmodus kan op twee
manieren worden opgestart:
Als het contact in de stand AAN
staat, drukt u op knop 'B', terwijl de
rondetimer wordt weergegeven.
In de Gegevensophaalmodus, met
draaiende motor en stilstaande
motorfiets, drukt u gedurende
2 seconden op de startknop. Dan
wordt op de display weer 'Lap'
afgebeeld. Van daaruit drukt u op
knop 'B'.
Opmerking:
U kunt geen toegang krijgen tot
de gegevensophaalmodus terwijl
de motorfiets rijdt.
Als u de gegevensophaalmodus opstart,
wordt de rondetijd van de eerste ronde
afgebeeld. Het rondenummer wordt
afgebeeld op de plaats van de
snelheidsmeterdisplay.
1. Rondenummer
2. Stopwatchpictogram
3. Rondetimer
4. Knop A
5. Knop B
Druk op knop 'A' tot de gewenste ronde (met
een maximum van 50 ronden) wordt
weergegeven.
1
cfiv_12
3
2
5
4
1
cfiv_12
3
2
5
4
36
Algemene informatie
Druk op knop 'B' en laat deze los om in
onderstaande volgorde door de beschikbare
gegevens te bladeren:
Gemiddelde snelheid (per ronde of
van het totaal van alle ronden);
Maximale snelheid (per ronde of de
maximaal behaalde snelheid);
Afgelegde afstand (per ronde of van
het totaal van alle ronden);
• Rondetijd.
1. Rondenummer
2. Stopwatchpictogram
3. Gegevensophaalmodus (gemiddelde
snelheid afgebeeld)
4. Knop A
5. Knop B
De snelheid en de afstand worden afgebeeld
in kilometers of mijlen, afhankelijk van de
eenheden die worden afgebeeld door de
snelheidsmeter.
Rondetimer resetten en afsluiten
Om de rondetimer te resetten en af te
sluiten, drukt u 2 seconden op knop 'B'. Na
2 seconden wordt de rondetimer gereset en
wordt Lap weergegeven op het
displayscherm. Dan worden de opgeslagen
gegevens van alle opgeslagen ronden gewist.
Om de gegevensophaalmodus af te sluiten
zonder de rondetimer te resetten, houdt u
knop 'A' gedurende 2 seconden ingedrukt,
Lap wordt weergegeven op het display-
scherm. Druk op knop 'A' tot het gewenste
display wordt weergegeven en laat de knop
los.
cfiw_11
1
4
5
2
3
37
Algemene informatie
Meter
koelvloeistoftemperatuur
1. Meter koelvloeistoftemperatuur
De meter koelvloeistoftemperatuur geeft de
temperatuur van de motorkoelvloeistof aan.
Als het contact wordt ingeschakeld, worden
alle 8 blokjes in de display weergegeven. Als
de motor koud wordt gestart, geeft de display
1 blokje weer. Zodra de temperatuur stijgt,
worden in de display meer blokjes
weergegeven. Als de motor warm wordt
gestart, toont de display het bijbehorende
aantal blokjes, afhankelijk van de
motortemperatuur.
Het normale temperatuurbereik is 3 tot
5 blokjes.
Als de temperatuur van de koelvloeistof te
hoog wordt, toont de display 8 blokjes en
begint te knipperen. Het waarschuwings-
lampje hogekoelvloeistoftemperatuur in de
toerenteller gaat eveneens branden.
Brandstofmeter
1. Brandstofmeter
2. Knop B
De brandstofmeter geeft de hoeveelheid
brandstof in de tank aan.
Terwijl het contact ingeschakeld is, wordt het
brandstofniveau aangegeven door het aantal
blokjes dat in de display wordt weergegeven.
Als de brandstoftank vol is, worden alle
12 blokjes weergegeven, als de tank leeg is,
worden geen blokjes weergegeven. Andere
aanduidingen geven brandstofniveaus tussen
vol en leeg weer.
1
cfik_1
1
2
38
Algemene informatie
Wanneer 2 blokjes worden weergegeven,
gaat het waarschuwingslampje
brandstofniveau laag branden. Hiermee
wordt aangegeven dat er ongeveer nog
4,5 liter brandstof in de tank is en er bij de
eerstvolgende mogelijkheid dient te worden
getankt. Wanneer een dagteller wordt
weergegeven, kan het rijbereik totdat de tank
leeg is worden weergegeven door herhaald
op knop 'B' te drukken, totdat het bereik
zichtbaar is.
Na het tanken, worden de gegevens van de
brandstofmeter en de resterende actieradius
alleen bijgewerkt tijdens het rijden op de
motorfiets. Afhankelijk van de rijstijl kan het
bijwerken tot 5 minuten duren.
Bandspanningscontrole-
systeem (TPMS)
(Uitsluitend op modellen met TPMS)
Functie
Bandspanningssensoren zijn bij het voor- en
het achterwiel gemonteerd. Deze sensoren
meten de luchtdruk in de band en verzenden
de drukgegevens naar de instrumenten.
Deze sensoren verzenden de gegevens pas
wanneer de motorfiets harder rijdt dan
20 km/h. In het weergavegedeelte worden
twee streepjes getoond tot het band-
spanningssignaal is ontvangen.
Het bandspanningscontrolesysteem (TPMS)
is een ingebouwde accessoire die door uw
erkende Triumph-dealer moet worden
gemonteerd. Het TPMS-display in de
instrumentengroep wordt alleen geactiveerd
wanneer het systeem gemonteerd is.
Waarschuwing
De toepassing van het TPMS-systeem
ontslaat u niet van de verplichting dagelijks
de bandenspanning te controleren.
Controleer de bandenspanning wanneer
de banden koud zijn en gebruik een
nauwkeurige bandenspanningsmeter (zie
pagina 113).
Het gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandenspanningen
kan resulteren in verkeerde
bandenspanningen wat leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
39
Algemene informatie
Op de velg wordt een sticker aangebracht
om de positie van de bandspanningssensor
aan te geven die zich vlakbij het ventiel
bevindt.
Serienummer bandspanningssensor
Het serienummer van elke
bandenspanningssensor is afgedrukt op een
label dat op de sensor is aangebracht. De
dealer kan dit nummer nodig hebben voor
onderhoud of diagnose.
Wanneer het TPMS-systeem af fabriek
gemonteerd is, worden in de onderstaande
ruimten labels geplaatst met de
serienummers van de sensoren aan de voor-
en achterzijde.
Wanneer het TPMS-systeem als accessoire
op de motorfiets gemonteerd wordt, dient u
te controleren of de serienummers van de
spanningssensoren van voor- en achterband
door de dealer in de ruimtes hieronder
genoteerd zijn.
Sensor
voorzijde
40
Algemene informatie
Systeemweergave
1. TPMS-symbool
2. Bandspanningsweergave
3. Voorband, geïdentificeerd
4. Achterband, geïdentificeerd
5. Knop A
6. Knop B
Om de bandspanningsweergave weer te
geven, zet u het contact in de stand AAN.
Druk op knop 'A' tot psi of bAr zichtbaar is in
het displayscherm en laat de knop los.
Druk op knop 'B' om de voor- of de
achterbandspanning te selecteren en laat de
knop los.
Wanneer het bandspanningscontrolesysteem
geselecteerd is, wordt —— psi of bAr
zichtbaar in het displayscherm tot de
motorfiets een snelheid van meer dan
20 km/h heeft bereikt en het band-
spanningssignaal is ontvangen.
Om de bandspanningsweergave te sluiten,
drukt u op knop 'A' tot de gewenste
weergave wordt getoond en laat u de knop
los.
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden te wisselen
tussen de weergavemodi voor voor- en
achterband, dit kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
F
R
cfio_14
1
2
3
4
5
6
41
Algemene informatie
Sensorbatterijen
Wanneer de batterijspanning in een
spanningssensor laag is, wordt LO bAt (lege
batt.) weergegeven en het TPMS-symbool
geeft aan welke wielsensor een lage
batterijspanning heeft. Wanneer de batterijen
volledig leeg zijn, worden alleen strepen
weergegeven in het displayscherm, het rode
TPMS-waarschuwingslampje brandt en het
TPMS-symbool knippert continu. Neem
contact op met uw erkende Triumph-dealer
om de sensor te laten vervangen en het
nieuwe serienummer te laten noteren in de
daarvoor bestemde ruimtes op pagina 39.
1. TPMS-symbool
2. Het scherm
3. Voorband, geïdentificeerd
4. Achterband, geïdentificeerd
5. TPMS-waarschuwingslampje
Er is een storing in het TPMS-systeem
wanneer het TPMS-symbool continu
knippert en het TPMS-waarschuwingslampje
blijft branden terwijl de contactschakelaar in
de stand Aan staat. Neem contact op met uw
erkende Triumph-dealer om de storing te
laten verhelpen.
Bandspanning
De bandspanningen die in uw
instrumentenpaneel worden getoond, geven
de actuele bandspanning weer op het
moment waarop de weergave is
geselecteerd. Dit kan afwijken van de
bandspanning die is ingesteld toen de
banden koud waren, omdat banden kunnen
opwarmen tijdens het rijden, waardoor de
lucht in de band kan uitzetten en de
spanning toeneemt. Bij de koude
bandspanningswaarden die door Triumph
worden opgegeven, is hiermee rekening
gehouden.
Eigenaren moeten de bandspanningen
uitsluitend aanpassen wanneer de banden
koud zijn, met behulp van een nauwkeurige
bandspanningsmeter (zie pagina 113) en
mogen niet de bandspanningsweergave op
het instrumentenpaneel gebruiken.
4
5
13
2
Waarschuwing
Het bandspanningscontrolesysteem mag
niet worden gebruikt als een
bandspanningsmeter tijdens het aanpassen
van de bandspanningen. Voor de juiste
bandspanning controleert u altijd de
bandspanningen wanneer de banden
koud zijn en gebruikt u een nauwkeurige
bandspanningsmeter (zie pagina 113).
Het gebruik van het TPMS-systeem voor
het instellen van de bandspanningen kan
resulteren in verkeerde bandspanningen
wat leidt tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
42
Algemene informatie
Vervangende banden
Wanneer banden vervangen worden, zorgt u
ervoor dat de monteurs geïnformeerd zijn
over de gemonteerde bandspannings-
sensoren op de wielen en laat u altijd een
erkende Triumph-dealer uw banden
monteren (zie pagina 116).
Waarschuwingslampjes
Richtingaanwijzers
Indien de richting-aanwijzer-
schakelaar naar links of naar
rechts wordt gedrukt, knippert
de indicator van de richtingaanwijzer in
hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer.
Grootlicht
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de koplamp-
schakelaar is ingesteld op
'grootlicht', gaat het waarschuwingslampje
voor grootlicht branden.
Brandstofniveau laag
De indicator brandstofniveau
laag gaat branden wanneer er
nog circa 4,5 liter brandstof in de
tank aanwezig is.
Neutraal
De neutraal-indicator geeft aan
dat de transmissie in neutraal
staat (geen versnelling
ingeschakeld). Het waarschuwingslampje
gaat branden wanneer de transmissie in
neutraal staat terwijl de contactschakelaar in
de stand AAN staat.
Waarschuwingslampje lage oliedruk
Als bij draaiende motor de
oliedruk gevaarlijk laag wordt,
gaat het waarschuwingslampje
lage oliedruk in de toerenteller branden.
43
Algemene informatie
Het waarschuwingslampje lage oliedruk in de
toerenteller gaat branden, als het contact
wordt ingeschakeld en de motor niet draait.
Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de
koelvloeistoftemperatuur gevaar-
lijk hoog wordt, gaat het
waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur in de toerenteller
branden.
Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistof-
temperatuur in de toerenteller gaat branden,
als het contact wordt ingeschakeld en de
motor niet draait.
Waarschuwingslampje storing
motormanagementsysteem
Het waarschuwingslampje
storing motormanagement-
systeem gaat branden wanneer
het contact wordt ingeschakeld
(om aan te geven dat het systeem werkt),
maar mag niet branden wanneer de motor
draait.
Indien het waarschuwingslampje gaat
branden terwijl de motor draait, betekent dit
dat er een storing is opgetreden in een of
meer systemen die door het motor-
managementsysteem worden geregeld. In
dergelijke gevallen schakelt het
motormanagementsysteem over naar de
'thuis-breng-modus', zodat de rit kan worden
voortgezet indien de storing niet zo ernstig is
dat de motor niet kan draaien.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje lage oliedruk gaat
branden. De motor niet opnieuw starten
voordat de storing is verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje lage oliedruk
brandt, kan ernstige motorschade
ontstaan.
Voorzichtig
Schakel de motor direct uit indien het
waarschuwingslampje hogekoelvloeistof-
temperatuur gaat branden. De motor niet
opnieuw starten voordat de storing is
verholpen.
Indien de motor draait terwijl het
waarschuwingslampje hoge koelvloeistof-
temperatuur brandt, kan ernstige
motorschade ontstaan.
Waarschuwing
Verlaag de snelheid en rijd niet langer door
dan noodzakelijk is terwijl dit
waarschuwingslampje brandt. De storing
kan de motorprestaties, de uitlaatemissies
en het brandstofverbruik negatief
beïnvloeden. Verlaagde motorprestaties
kunnen gevaarlijke rijomstandigheden
veroorzaken, die kunnen leiden tot verlies
van controle en een ongeval. Neem zo
snel mogelijk contact op met een erkende
Triumph-dealer, om de storing te laten
inspecteren en verhelpen.
44
Algemene informatie
Let op:
Als het waarschuwingslampje
knippert als het contact wordt
ingeschakeld, neem dan zo snel
mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer om deze
situatie te verhelpen. Onder deze
omstandigheden zal de motor niet
starten.
Controlelamp
alarminstallatie/startonderbreker
Dit Triumph-model is uitgerust
met een motorstartonderbreker
die geactiveerd wordt wanneer
de contactschakelaar in de stand
UIT wordt gedraaid. Wanneer de motorfiets
voorzien is van een optioneel in te bouwen
alarminstallatie, werkt de startonderbreker als
normaal, maar de alarminstallatie/
startonderbreker-lamp werkt zoals hieronder
beschreven.
Met ingebouwde alarminstallatie
De alarminstallatie/startonderbreker-lamp
gaat alleen branden wanneer is voldaan aan
de voorwaarden zoals beschreven in de
instructies van een optioneel in te bouwen
alarminstallatie.
Zonder ingebouwde alarminstallatie
Wanneer de contactschakelaar in de stand
UIT is gedraaid, knippert de alarminstallatie/
startonderbreker-lamp gedurende 24 uur om
aan te geven dat de startonderbreker
ingeschakeld is. Wanneer de
contactschakelaar in de stand AAN is
gedraaid, zijn startonderbreker en
indicatielampje uitgeschakeld.
Als het indicatielampje blijft branden,
betekent dit dat er een storing in de
startonderbreker is, die nader moet worden
onderzocht. Neem zo snel mogelijk contact
op met een erkende Triumph-dealer, om de
storing te laten inspecteren en verhelpen.
ABS-lampje (anti-blokkeerremsysteem)
(uitsluitend op modellen met ABS)
Wanneer de contactschakelaar in
de stand AAN wordt gedraaid, is
het normaal dat het ABS-
waarschuwingslampje knippert.
Het lampje blijft knipperen na het starten van
de motor tot de motorfiets voor het eerst een
snelheid van meer dan 10 km/u bereikt,
waarna het lampje dooft.
Behalve wanneer het ABS-systeem is
uitgeschakeld (zie pagina 28), of wanneer
een storing aanwezig is, mag het lampje niet
gaan branden tot de motor opnieuw wordt
gestart.
45
Algemene informatie
Als het lampje op enig ander moment onder
het rijden gaat branden, betekent dit dat er
een storing in het ABS is opgetreden, die
nader moet worden onderzocht.
Zie ook Remmen op pagina 65.
Bandspanningswaarschuwings-
lampje
(Uitsluitend op modellen met TPMS)
Het
bandspanningswaarschuwings-
lampje werkt samen met het
bandspanningscontrolesysteem
(zie pagina 38).
Het waarschuwingslampje gaat alleen
branden wanneer de bandspanning voor of
achter onder de aanbevolen spannings-
waarde ligt. Het gaat niet branden wanneer
de bandspanning te hoog is.
Wanneer het waarschuwingslampje brandt,
wordt in het weergavegebied automatisch
het TPMS-symbool getoond dat aangeeft
welke band een te lage bandspanning heeft
met de bijbehorende bandspanning.
1. TPMS-symbool
2. Achterband, geïdentificeerd
3. Bandspanning
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, functioneert het
remsysteem verder als een niet-ABS
remsysteem. Rijd niet langer door dan
noodzakelijk is terwijl dit lampje brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer, om de storing te
laten inspecteren en verhelpen. In deze
situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
en een ongeval.
R
cfio_17
1
2
3
46
Algemene informatie
De bandspanning waarbij het waar-
schuwingslampje gaat branden, heeft een
temperatuurcompensatie tot 20°C maar de
weergave van de numerieke spannings-
waarde die erbij hoort, heeft dat niet (zie
pagina 41). Zelfs wanneer de numerieke
weergave de standaard bandspanning
precies of ongeveer aangeeft terwijl het
waarschuwingslampje brandt, wordt een lage
bandspanning aangegeven en is een lekke
band de meest waarschijnlijke oorzaak.
Contactsleutel
1. Sleutelnummerlabel
De contactsleutel wordt, behalve voor het
bedienen van stuurslot/contactschakelaar,
gebruikt voor het openen van het zadelslot
en de tankdop.
Bij aflevering vanuit de fabriek, worden twee
sleutels meegeleverd en een label waarop
het sleutelnummer is vermeld. Noteer het
sleutelnummer en bewaar de reservesleutel
en het sleutellabel op een veilige plaats, niet
in de buurt van de motorfiets.
In de sleutel is een transponder aangebracht
om de motorstartonderbreker uit te
schakelen. Om er zeker van te zijn dat de
startonderbreker correct functioneert, altijd
maar een van de twee contactsleutels in de
buurt van de contactschakelaar houden.
Wanneer twee contactsleutels zich in de
buurt van de schakelaar bevinden, kan het
inschakelsignaal tussen de transponder en de
motorstartonderbreker worden verstoord. In
die situatie blijft de motorstartonderbreker
ingeschakeld tot een van de twee
contactsleutels verwijderd is.
Waarschuwing
Zet de motorfiets stil wanneer het
bandspanningswaarschuwingslampje gaat
branden. Rij niet op de motorfiets tot de
banden gecontroleerd zijn en de
bandspanningen zich op hun aanbevolen
spanning bevinden wanneer ze koud zijn.
1
ceom
47
Algemene informatie
Bestel vervangende sleutels altijd bij uw
erkende Triumph-dealer. Vervangende
sleutels moeten door uw erkende Triumph-
dealer worden 'gekoppeld' aan de
startonderbreker van de motorfiets.
Contactschakelaar/stuurslot
1. Contactschakelaar/stuurslot
2. Stand VERGRENDELD
3. Stand UIT
4. Stand AAN
5. Stand PARKEREN
Motorstartonderbreker
De behuizing van de contactslotcilinder
fungeert als een antenne voor de
motorstartonderbreker.
Wanneer het contactslot in de stand UIT
wordt gedraaid en de contactsleutel wordt
verwijderd, is de motorstartonderbreker
ingeschakeld (zie pagina 44). De
motorstartonderbreker wordt uitgeschakeld
wanneer de contactsleutel in de
contactschakelaar steekt en in de stand AAN
wordt gedraaid.
Voorzichtig
Bewaar de reservesleutel niet bij de
motorfiets, omdat hierdoor de beveiliging
in gevaar wordt gebracht.
P
U
S
H
P
O
F
F
O
N
3
2
5
1
4
48
Algemene informatie
Standen contactschakelaar
Deze schakelaar heeft vier, met een sleutel
bediende standen. De sleutel kan uitsluitend
uit de contactschakelaar worden verwijderd,
indien deze in de stand UIT,
VERGRENDELD of P (PARKEREN) staat.
Stand VERGRENDELD: Draai het stuur
volledig naar links, draai de sleutel in de
stand OFF, druk de sleutel in en laat hem los
en draai de sleutel vervolgens in de stand
VERGRENDELD.
PARKEREN: Draai de sleutel vanuit de stand
VERGRENDELD in de stand P (PARKEREN).
Het stuurslot blijft ingeschakeld.
Let op:
Laat het stuurslot niet gedurende
langere tijd in de stand
P (PARKEREN) ingeschakeld,
aangezien dit leidt tot ontladen
van de accu.
Waarschuwing
Om redenen van beveiliging en veiligheid
de contactschakelaar altijd in de stand UIT
plaatsen en de sleutel verwijderen wanneer
de motorfiets onbeheerd wordt achter-
gelaten.
Onbevoegd gebruik van de motorfiets kan
leiden tot verwonding van de berijder,
medeweggebruikers en voetgangers en
beschadiging van de motorfiets.
Waarschuwing
Het stuurslot wordt ingeschakeld wanneer
de sleutel in de contactschakelaar steekt en
deze in de stand VERGRENDELD of
P (PARKEREN) wordt gezet.
Draai de sleutel nooit onder het rijden in
de stand VERGRENDELD of
P (PARKEREN), omdat hierdoor het
stuurslot kan worden ingeschakeld. Een
ingeschakeld stuurslot leidt tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
49
Algemene informatie
Stelschroef rem- en
koppelingshendel
De hendels van de voorrem en de koppeling
zijn voorzien van een stelmechanisme. Met
afstellers kan de afstand tussen de handgreep
en de hendels worden ingesteld aan de
spanwijdte van de hand van de berijder.
Koppelingshendel
1. Koppelingshendel
2. Stelwieltje
3. Driehoekige markering
Om de koppelingshendel af te stellen, de
hendel naar voren drukken en het stelwieltje
op een van de genummerde standen met de
driehoekige markering op de hendelhouder
draaien.
De afstand tussen de handgreep en de
losgelaten hendel is het kleinst wanneer het
stelwieltje is ingesteld op stand 4 en het
grootst wanneer dit is ingesteld op stand 1.
Remhendel
1. Remhendel
2. Stelschroef
Om de remhendel af te stellen, duwt u de
hendel naar voren en draait u de stelschroef
in om de afstand te vergroten of uit om de
afstand tot de stuurstang te verkleinen.
1
3
2
4
1
2
cggr_1
3
Waarschuwing
Probeer nooit onder het rijden de hendels
af te stellen, dit kan leiden tot verlies van
controle over de motorfiets en een
ongeval.
Gebruik na het afstellen van de hendels de
motorfiets eerst ergens waar geen verkeer
is, om vertrouwd te raken met de nieuwe
afstelling. Leen uw motorfiets niet uit aan
anderen, omdat iemand de hendels kan
afstellen op een manier die u niet gewend
bent en dit kan leiden tot verlies van
controle en een ongeval.
cggq
1
2
50
Algemene informatie
Schakelaars
rechterstuurstang
1. Motorstopschakelaar
2. Startknop
Motorstopschakelaar
De contactschakelaar moet in de stand AAN
staan en de motorstopschakelaar moet in de
stand DRAAIEN staan om met de motorfiets
te kunnen rijden.
De motorstopschakelaar is bedoeld voor
gebruik in een noodgeval. Indien zich een
noodgeval voordoet waarbij het uitschakelen
van de motor noodzakelijk is, zet u de
motorstopschakelaar in de stand STOPPEN.
Let op:
Hoewel de motorstopschakelaar
de motor uitschakelt, worden
hierdoor niet alle elektrische
circuits uitgeschakeld. Dit kan
leiden tot problemen met het
opnieuw starten van de motor
door een ontladen accu.
Normaliter dient uitsluitend de
contactschakelaar te worden
gebruikt om de motor te stoppen.
Startknop
De startknop bedient de elektrische starter.
Om de starter te kunnen inschakelen, moet
de koppelingshendel tegen de handgreep
worden getrokken.
Let op:
Ook wanneer de koppelings-
hendel tegen de handgreep is
getrokken, werkt de starter niet
indien de zijstandaard is uitgeklapt
en een versnelling is ingeschakeld.
ccmh
2
1
Voorzichtig
Laat de contactschakelaar niet in de stand
AAN staan wanneer de motor niet draait,
omdat dit kan leiden tot schade aan
elektrische onderdelen en het ontladen van
de accu.
51
Algemene informatie
Schakelaars linkerstuurstang
1. Dimschakelaar koplamp
2. Richtingaanwijzerschakelaar
3. Claxonknop
4. Passeerknop
Dimschakelaar koplamp
Met de dimschakelaar van de koplamp kan
dimlicht of grootlicht worden ingeschakeld.
Druk de schakelaar naar voren om grootlicht
in te schakelen. Trek de schakelaar naar
achteren om dimlicht in te schakelen. Indien
grootlicht is ingeschakeld, brandt de indicator
grootlicht.
Let op:
Op dit model is geen aan/uit-
schakelaar voor verlichting aange-
bracht. De koplamp, het
achterlicht en de kenteken-
plaatverlichting gaan automatisch
branden wanneer het contact in de
stand AAN wordt gedraaid.
Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar naar
links of naar rechts wordt geduwd, knippert
ook de indicator van de betreffende
richtingaanwijzer. De schakelaar indrukken
en loslaten om de richtingaanwijzers uit te
schakelen.
Claxonknop
Wanneer de claxonknop wordt ingedrukt en
het contact in de stand AAN staat, klinkt de
claxon.
Passeerknop
Wanneer de passeerknop wordt ingedrukt,
wordt het grootlicht van de koplamp
ingeschakeld. Dit blijft branden zolang de
knop ingedrukt wordt gehouden, en gaat uit
zodra de knop wordt losgelaten.
ccmg
4
32
1
52
Algemene informatie
Brandstofvoorziening/tanken
Brandstoftype
Uw Triumph-motor is ontworpen voor
loodvrije benzine en levert optimale
prestaties indien het juiste type benzine
wordt gebruikt. Gebruik altijd loodvrije
benzine met een octaangehalte van 95.
Voorzichtig
In alle landen, behalve Australië en
Nieuw-Zeeland is het uitlaatsysteem
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schadelijke
stoffen. De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien het
brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor
dat u altijd voldoende brandstof heeft voor
uw rit.
Voorzichtig
Het gebruik van gelode benzine is in de
meeste landen, staten of regio's verboden.
Het gebruik van gelode benzine
beschadigt de katalysator (indien
aanwezig).
P
b
Waarschuwing
Om de gevaren in verband met tanken te
minimaliseren, dienen de volgende
veiligheidsinstructies altijd in acht te
worden genomen:
Benzine (brandstof) is uiterst brandbaar en
kan onder bepaalde omstandigheden
exploderen. Zet voordat u gaat tanken de
contactschakelaar in de stand UIT.
Niet roken.
Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon.
Zorg ervoor dat de voor het tanken
gebruikte ruimte goed geventileerd is en
geen vlam- of vonkbronnen bevat.
Hieronder valt ook apparatuur met een
waakvlam.
Vul de tank nooit zo vol, dat het
brandstofniveau in de hals van de vulpijp
stijgt. Warmteopname uit zonlicht of
andere bronnen kan leiden tot uitzetten en
uitlopen van de brandstof, waardoor
brandgevaar ontstaat.
Controleer na het tanken altijd of de
tankdop goed gesloten en afgesloten is.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroorzaken,
met schade aan eigendommen, persoonlijk
letsel of de dood als gevolg.
53
Algemene informatie
Tankdop
1. Tankdop
2. Sleutel
Open de afdekklep van het slot om de
tankdop te openen. Steek de sleutel in het
slot en draai de sleutel rechtsom.
Voor sluiten en afsluiten van de tankdop, de
dop met de sleutel in het slot op zijn plaats
drukken tot het slot 'vastklikt'. Verwijder de
sleutel en sluit de klep.
Brandstoftank vullen
Voorkom het vullen van de tank onder
regenachtige of stoffige omstandigheden,
omdat dit kan leiden tot verontreiniging van
de brandstof.
Vul de brandstoftank langzaam om morsen
te voorkomen. Vul de tank niet boven de
onderzijde van de hals van de vulpijp.
Hierdoor blijft ruimte voor een luchtlaag,
zodat de brandstof in de tank kan uitzetten
als gevolg van warmteopname vanuit de
motorfiets of zonlicht.
1. Maximaal brandstofniveau
2. Hals van de vulpijp
3. Luchtruimte
Voorzichtig
Het sluiten van de tankdop wanneer de
sleutel niet in het slot zit, leidt tot
beschadiging van de dop, de tank en het
slotmechanisme.
1
2
Voorzichtig
Verontreinigde brandstof kan onderdelen
van het brandstofsysteem beschadigen.
1 2 3
cbdf
54
Algemene informatie
Controleer na het tanken altijd of de tankdop
goed gesloten en afgesloten is.
Standaard
Zijstandaard
1. Zijstandaard
Dit model is uitgerust met een zijstandaard
waarop de motorfiets kan worden
geparkeerd.
Waarschuwing
Teveel brandstof vullen kan leiden tot
morsen.
Indien brandstof wordt gemorst, dient
deze direct en volledig te worden
opgenomen en dienen de hiervoor
gebruikte materialen op een veilige manier
te worden afgevoerd.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken geen
brandstof op de motor, de uitlaatpijpen, de
banden of andere onderdelen van de
motorfiets wordt gemorst.
Omdat benzine (brandstof) uiterst
brandbaar is, kan een benzinelek of het
morsen van benzine, of het niet in acht
nemen van de hiervoor genoemde
veiligheidsinstructies, brand veroorzaken,
met schade aan eigendommen, persoonlijk
letsel of de dood als gevolg.
Bij of op de banden gemorste brandstof
vermindert de grip van de band op de
weg. Hierdoor ontstaan gevaarlijke
rijomstandigheden, die kunnen leiden tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval.
Waarschuwing
De motorfiets is voorzien van een
interlocksysteem, zodat niet met de
motorfiets kan worden gereden terwijl de
zijstandaard is uitgeklapt.
Probeer nooit te rijden met de zijstandaard
uitgeklapt en wijzig nooit iets aan het
interlocksysteem, omdat dit kan leiden tot
gevaarlijke rijomstandigheden met verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval als gevolg.
1
cgey
55
Algemene informatie
Let op:
Draai wanneer de zijstandaard
wordt gebruikt de stuurstang
volledig naar links en laat de
motorfiets in de eerste versnelling
staan.
Controleer wanneer vóór het rijden de
zijstandaard werd gebruikt, of deze volledig
is ingeklapt voordat u op de motorfiets gaat
zitten.
Zie voor nadere informatie over veilig
parkeren het hoofdstuk 'Het berijden van de
motorfiets'.
Gereedschapsset en
handboek
De gereedschapsset en het handboek
bevinden zich beide onder het zadel.
Zadelslot
1. Zadelslot
Het zadelslot bevindt zich aan de linkerzijde
van de motorfiets, op het frame onder het
zadel. Om het zadel te verwijderen, de
startsleutel in het zadelslot steken en linksom
draaien terwijl de achterzijde van het zadel
omlaag wordt gedrukt. Hierdoor komt het
zadel los van de vergrendeling en kan dit
naar achteren worden geschoven om het
volledig van de motorfiets te verwijderen.
Aan de onderzijde van het zadel bevindt zich
de brandstoftanksteun.
1. Zadel
2. Brandstoftanksteun
1
cgex
1
2
56
Algemene informatie
Zadelonderhoud
Om schade aan zadel of diens afdekking te
voorkomen, mag men het zadel niet laten
vallen of deze tegen een oppervlak plaatsen
dat het zadel of de afdekking ervan kan
beschadigen.
Zie pagina 131 voor zadelreinigings-
informatie.
Om het zadel weer te plaatsen, de lip van het
zadel onder de brandstoftank steken en het
zadel aan de achterzijde omlaag drukken om
dit te vergrendelen. Een klik is hoorbaar
wanneer het zadel volledig in de
vergrendeling vastklikt.
Sjorhaken
Aan de onderzijde van het zadel bevinden
zich de sjorhaken.
De sjorhaken zijn ontworpen om een lading
tot 3,5 kg vast te zetten op het zadel met
behulp van een touw.
Om de sjorhaken te bereiken en te kunnen
gebruiken, verwijdert u het zadel (zie
pagina 55).
Maak de haken los uit de binnenste klem en
kantel ze rond en zet ze goed vast in de
buitenste klemmen.
Voorzichtig
Om schade aan het zadel en de afdekking
te voorkomen, mag men het zadel niet
laten vallen. Plaats het zadel niet tegen de
motorfiets of enig ander oppervlak
waardoor zadel of afdekking beschadigd
kan raken. Plaats het zadel in plaats
daarvan met de zadelafdekking omhoog
op een schone, vlakke ondergrond die is
afgedekt met een zachte doek.
Plaats geen voorwerpen op het zadel,
waardoor de zadelafdekking beschadigd of
vervuild kan raken.
Waarschuwing
Na het opnieuw aanbrengen het zadel
stevig beetpakken en omhoog trekken, om
te voorkomen dat het niet correct is
bevestigd en onder het rijden losschiet.
Indien het zadel niet goed in het slot is
vergrendeld, komt het los uit het slot. Een
loszittend of losgeschoten zadel kan tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval leiden.
57
Algemene informatie
Plaats het zadel weer terug, zoals beschreven
op pagina 56.
1. Sjorhaken
2. Binnenste klemmen
3. Buitenste klemmen
Inrijden
Met inrijden wordt het proces bedoeld dat
tijdens de eerste gebruiksuren van een
nieuwe motorfiets plaatsvindt.
Met name de inwendige wrijving in de motor
is hoger wanneer de onderdelen nieuw zijn.
Later, wanneer de onderdelen van de motor
zijn 'ingereden', wordt deze inwendige
wrijving aanzienlijk minder.
Indien gedurende een zekere periode
voorzichtig wordt gereden, blijft de
uitlaatemissie laag en worden de prestaties,
de brandstofbesparing en de levensduur van
de motor en de overige onderdelen
geoptimaliseerd.
Gedurende de eerste 800 kilometer:
Niet met volgas rijden.
Hoge motortoerentallen beslist
voorkomen.
Niet gedurende langere tijd met één
bepaald hoog of laag motortoerental
rijden.
Niet agressief wegrijden, stoppen of
accelereren, behalve in nood-
gevallen.
Niet met een hogere snelheid rijden
dan 3/4 van de topsnelheid.
Van 800 tot 1.500 kilometer:
Het motortoerental mag gedurende
korte tijd worden opgevoerd tot
maximaal.
Waarschuwing
Als het zadel wordt gebruikt voor het
vervoeren van kleine voorwerpen, mogen
deze niet zwaarder wegen dan 3,5 kg,
mogen deze de controle over de
motorfiets niet belemmeren, moeten deze
stevig worden bevestigd en mogen deze
niet uitsteken voorbij de zijkant of de
achterzijde van de motorfiets.
Het vervoeren van voorwerpen die
zwaarder wegen dan 3,5 kg, die niet goed
zijn bevestigd, die de controle over de
motorfiets belemmeren of uitsteken voorbij
de zijkant of achterzijde van de motorfiets,
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
Zelfs wanneer kleine voorwerpen correct
aangebracht zijn op de achterste zitplaats
moet de maximumsnelheid van de
motorfiets worden verlaagd naar
130 km/h.
cgfq
2
3
1 1
58
Algemene informatie
Zowel tijdens als na het inrijden:
Een koude motor nooit met een
hoog toerental laten draaien.
De motor nooit overbelasten. Altijd
een lagere versnelling inschakelen
voordat de motor begint te
'protesteren'.
Rijd nooit met onnodig hoge
motortoerentallen. Het inschakelen
van een hogere versnelling heeft
een positieve invloed op het
brandstofverbruik, vermindert het
lawaai en is beter voor het milieu.
Veilig gebruik
Dagelijkse veiligheidscontrole
Controleer elke dag voordat u gaat rijden de
volgende punten. De hiervoor benodigde tijd
is minimaal, maar de controles leveren wel
een bijdrage aan de veiligheid en
betrouwbaarheid van uw motorfiets.
Indien u tijdens deze controle een
onregelmatigheid constateert, dient u het
hoofdstuk Onderhoud en afstelling te
raadplegen of contact op te nemen met een
erkende Triumph-dealer, zodat de vereiste
werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd
om uw motorfiets in veilige staat te brengen.
Waarschuwing
Indien deze controles niet elke dag voordat
u gaat rijden worden uitgevoerd, kan
ernstige schade aan de motorfiets en een
ongeval met persoonlijk letsel of de dood
het gevolg zijn.
59
Algemene informatie
Controleer:
Brandstof: Voldoende voorraad in de tank,
geen brandstoflekkage (zie pagina 52).
Motorolie: Controleer en corrigeer het
oliepeil met behulp van de oliepeilstok. Voeg
indien nodig olie met de juiste specificatie
toe. Geen lekkage uit de motor of de
oliekoeler (zie pagina 83).
Aandrijfketting: Juiste afstelling (zie
pagina 95).
Banden/wielen: Controleer en corrigeer de
bandspanning (bij koude banden).
Profieldiepte/slijtage, beschadigingen aan
banden/wielen, lekke banden, enz. (zie
pagina 112).
Moeren, bouten, bevestigingsmiddelen:
Voer een visuele controle uit van alle
onderdelen van de stuurinrichting en de
ophanging, de assen en de
bedieningselementen, controleer of alle
onderdelen goed vastzitten of bevestigd zijn.
Controleer de gehele motorfiets op
loszittende/beschadigde bevestigings-
middelen.
Sturen: Soepel maar niet te los van aanslag
tot aanslag. De bedieningskabels mogen niet
blijven hangen (zie pagina 103).
Remmen: Trek de remhendel in en trap het
rempedaal in om op correcte weerstand te
controleren. Controleer hendels/pedalen met
een te grote vrije slag voordat weerstand
wordt ondervonden en indien een van de
bedieningselementen sponsachtig aanvoelt
(zie pagina 99).
Remblokken: Er dient op de remblokken
van de voorremmen meer dan 1,0 mm
frictiemateriaal aanwezig te zijn en meer dan
1,5 mm voor de achterremmen (zie
pagina 99).
Remvloeistofpeil: Geen remvloeistof-
lekkage. Het remvloeistofpeil in beide
reservoirs dient zich tussen de MAX- en
MIN-markeringen te bevinden (zie
pagina 102).
Voorvorken: Soepel bewegen. Geen
lekkage aan de vorkafdichtingen (zie
pagina 105).
Gasbediening: Speling gashandgreep
2 - 3 mm onder alle stuurhoeken. Controleer
of de gashandgreep zonder te blijven
hangen, teruggaat naar de stationaire stand
(zie pagina 91).
Koppeling: Soepele werking en de juiste
hoeveelheid speling (zie pagina 94) onder
alle stuurhoeken.
Koelvloeistof: Geen koelvloeistoflekkage.
Controleer het koelvloeistofpeil in het
expansiereservoir (bij koude motor) (zie
pagina 87).
Elektrische installatie: Alle lichten en de
claxon werken correct (zie pagina 46).
Motorstopschakelaar: De stopschakelaar
schakelt de motor uit (zie pagina 62).
Standaard: Gaat door veerspanning terug
naar volledig ingeklapte stand.
Terughaalveren niet zwak of beschadigd (zie
pagina 54).
Algemene informatie
60
Deze pagina met opzet blanco
Het berijden van de motorfiets
61
HET BERIJDEN VAN DE MOTORFIETS
Inhoudsopgave
De motor uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
De motor starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Wegrijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63
Versnelling inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Uitsluitend modellen met ABS (anti-blokkeerremsysteem) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Punten van overweging bij het rijden met hoge snelheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Sturen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Banden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .71
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Koelvloeistof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Elektrische installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
62
Het berijden van de motorfiets
De motor uitschakelen
1. Motorstopschakelaar
2. Startknop
3. Neutraal-indicator
4. Stand AAN
5. Contactschakelaar
Sluit de gasklep volledig.
Zet de transmissie in neutraal.
Zet het contact uit.
Selecteer de eerste versnelling.
Zet de motorfiets op een stevige, egale
ondergrond op de zijstandaard.
Schakel het stuurslot in.
De motor starten
Controleer of de motorstopschakelaar in de
stand DRAAIEN staat.
Controleer of de transmissie in neutraal staat.
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de
handgreep.
Zet het contact aan.
Let op:
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld, beweegt de naald
van de toerenteller snel van nul
naar maximum en weer terug naar
nul. De waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel gaan
branden en vervolgens weer uit
(behalve de lampjes die blijven
branden tot de motor wordt
gestart - zie pagina 42. Het is niet
noodzakelijk om te wachten tot de
naald weer op nul staan voordat
de motor wordt gestart.
P
O
F
F
O
N
254
3
1
Voorzichtig
Normaliter dient de motor te worden
uitgeschakeld door de contactschakelaar in
de stand UIT te zetten. De motor-
stopschakelaar is uitsluitend bedoeld voor
gebruik in een noodgeval. Laat het contact
niet ingeschakeld als de motor is
uitgeschakeld. Dit kan beschadiging van
het elektrische systeem tot gevolg hebben.
63
Het berijden van de motorfiets
Bij zeer koude weersomstandig-
heden de gasklep gedeeltelijk
openen om de koude start te
vergemakkelijken. Sluit het gas
weer als de motor is gestart.
Laat de gasklep volledig dicht en druk op de
startknop tot de motor start.
Laat de koppelingshendel langzaam los.
Deze motorfiets is uitgerust met
startblokkeerschakelaars. Deze
schakelaars voorkomen dat de
elektrische starter werkt wanneer de
transmissie niet in neutraal staat met
de zijstandaard uitgeklapt.
Als de zijstandaard bij draaiende
motor omlaag wordt geklapt terwijl
de transmissie niet in neutraal staat,
stopt de motor, ongeacht de stand
van de koppeling.
Wegrijden
Trek de koppelingshendel helemaal tegen de
handgreep en schakel de 1e versnelling in.
Geef een beetje gas en laat de
koppelingshendel langzaam opkomen. Open
wanneer de koppeling begint aan te grijpen
de gasklep iets verder, zodat het toerental
van de motor hoog genoeg is om afslaan van
de motor te voorkomen.
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten draaien in
een afgesloten ruimte. Uitlaatgassen zijn
giftig en kunnen binnen korte tijd
bewusteloosheid en de dood tot gevolg
hebben. Gebruik uw motorfiets uitsluitend
in de open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
Voorzichtig
Druk de starter niet langer dan 5 seconden
onafgebroken in, omdat dit oververhitting
van de startmotor en ontlading van de
accu tot gevolg heeft. Wacht 15 seconden
alvorens de starter opnieuw in te drukken,
zodat de startmotor kan afkoelen en de
accuspanning kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje lage oliedruk
dient kort na het starten van de motor uit
te gaan.
Wanneer het waarschuwingslampje lage
oliedruk na het starten van de motor blijft
branden, de motor onmiddellijk
uitschakelen en de oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage oliedruk
draait, ontstaat ernstige motorschade.
64
Het berijden van de motorfiets
Versnelling inschakelen
1. Schakelpedaal
Sluit de gasklep en trek gelijktijdig de
koppelingshendel tegen de handgreep.
Schakel naar de eerstvolgende hogere
of lagere versnelling. Open de gasklep
gedeeltelijk en laat gelijktijdig de
koppelingshendel los. Gebruik altijd de
koppeling om een andere versnelling in te
schakelen.
Let op:
Het schakelmechanisme is van het
'positive stop'-type. Dit betekent
dat na elke beweging van
schakelpedaal, slechts één
versnelling omhoog of omlaag kan
worden geschakeld.
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de gasklep in de lagere
versnellingen niet te ver of te snel wordt
geopend, omdat hierdoor het voorwiel van
de grond wordt getild (een 'wheelie') en
het achterwiel grip verliest (wielspin).
Open de gasklep altijd voorzichtig, vooral
wanneer u niet vertrouwd bent met de
motorfiets, omdat een 'wheelie' of wielspin
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
1
cgez
Waarschuwing
Schakel niet naar een lagere versnelling bij
snelheden die te hoge motortoerentallen
(omw/min) veroorzaken. Hierdoor kan het
achterwiel blokkeren, wat leidt tot verlies
van controle over de motorfiets en een
ongeval. Bovendien kan motorschade
ontstaan. Schakelen naar een lagere
versnelling dient zodanig te worden
uitgevoerd, dat lage motortoerentallen
gegarandeerd zijn.
65
Het berijden van de motorfiets
Remmen
1. Remhendel voorrem
1. Rempedaal achterrem
Waarschuwing
DENK BIJ HET REMMEN AAN HET
VOLGENDE:
Laat het gas helemaal los en de koppeling
ingeschakeld, zodat de motor een bijdrage
kan leveren aan het afremmen van de
motorfiets.
Schakel steeds één versnelling omlaag,
zodat de transmissie in de 1e versnelling
staat wanneer de motorfiets volledig stil
staat.
Gebruik bij het remmen altijd beide
remmen tegelijk. Normaliter dient de
voorrem iets sterker te worden gebruikt
dan de achterrem.
Schakel naar een lagere versnelling of zet
de motor in vrijloop om te voorkomen dat
de motor afslaat.
De remmen nooit vergrendelen, omdat dit
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
1
cghm
Waarschuwing
Negeer indien een noodstop moet worden
gemaakt het omlaag schakelen en
concentreer u op het zo hard mogelijk
inknijpen en intrappen van de voor- en
achterrem zonder te slippen. Oefen het
maken van een noodstop op een terrein
zonder verkeer.
(Zie ABS-waarschuwingen.)
Triumph beveelt ten stelligste aan dat alle
motorrijders de nodige lessen nemen,
waarin ook veilig remmen aan de orde
komt. Een onjuiste remtechniek kan leiden
tot verlies van controle over de motorfiets
en een ongeval.
cggg
1
67
Het berijden van de motorfiets
Uitsluitend modellen met ABS (anti-
blokkeerremsysteem)
Waarschuwingslampje ABS
Wanneer de contactschakelaar in
de stand AAN wordt gedraaid, is
het normaal dat het
waarschuwingslampje ABS gaat
knipperen. (zie pagina 44). Wanneer het
waarschuwingslampje ABS continu brandt,
geeft dit aan dat de ABS-functie niet
beschikbaar is omdat:
de ABS-functie door de berijder is
uitgeschakeld (zie pagina 28);
zich in het ABS-systeem een storing
voordoet die onderzocht dient te
worden.
Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing in
het ABS is opgetreden, die nader moet
worden onderzocht.
Opmerking:
Normaliter zal de berijder de ABS-
werking ervaren als een steviger
gevoel of een pulsatie van de
remhendel en het rempedaal.
Aangezien het ABS geen
geïntegreerd remsysteem is en
het de voor- en achterrem niet
tegelijkertijd regelt, kan deze
pulsatie kan voelbaar zijn in de
hendel, het pedaal, of beide.
Het ABS kan worden geactiveerd
door plotselinge op- of
neerwaartse veranderingen in het
wegoppervlak.
Waarschuwing
ABS voorkomt dat de wielen blokkeren,
waardoor de effectiviteit van het
remsysteem in noodgevallen en bij het
rijden op gladde oppervlakken wordt
geoptimaliseerd. De mogelijk kortere
remweg die ABS onder bepaalde
omstandigheden mogelijk maakt, zijn
geen alternatief voor goed rijgedrag.
Houd u altijd aan de wettelijk geldende
snelheidslimiet.
Rijd altijd met de nodige zorgvuldigheid en
aandacht en verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers-, weg- en
verkeersomstandigheden.
In de bochten is altijd extra voorzichtigheid
geboden. Als de remmen in een bocht
worden gebruikt, kan ABS het gewicht en
de vaart van de motorfiets niet
compenseren. Hetgeen kan leiden tot
verlies van controle over de motorfiets en
een ongeval.
Onder bepaalde omstandigheden kan een
motorfiets met ABS een langere remweg
hebben dan een gelijkwaardige motorfiets
zonder ABS.
68
Het berijden van de motorfiets
Waarschuwing
Als het ABS niet werkt, functioneert het
remsysteem verder als een niet-ABS
remsysteem. Rijd niet langer door dan
noodzakelijk is terwijl dit lampje brandt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
erkende Triumph-dealer, om de storing te
laten inspecteren en verhelpen. In deze
situatie kan te hard remmen een
blokkering van de wielen veroorzaken,
hetgeen kan leiden tot verlies van controle
en een ongeval.
Waarschuwing
Het ABS-waarschuwingslampje gaat
branden als het achterwiel langer dan
30 seconden met hoge snelheid wordt
aangedreven, terwijl de motorfiets op een
standaard staat. Deze reactie is normaal.
Wanneer het contact is uitgeschakeld en
de motorfiets opnieuw wordt gestart, gaat
het waarschuwingslampje branden tot de
motorfiets een snelheid van meer dan
30 km/h bereikt.
Waarschuwing
De ABS-computer werkt op basis van
vergelijking van de relatieve snelheid van
de voor- en achterwielen. Het gebruik van
niet-goedgekeurde banden kan de
wielsnelheid beïnvloeden en de ABS-
functie buiten werking stellen, wat kan
leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval onder
omstandigheden waarbij de ABS
normaliter zou werken.
69
Het berijden van de motorfiets
Parkeren
Zet de transmissie in neutraal en draai de
contactschakelaar in de stand UIT.
Schakel het stuurslot in om diefstal te
bemoeilijken.
Parkeer altijd op een stevige, egale
ondergrond om te voorkomen dat de
motorfiets omvalt.
Parkeer op een helling altijd met de voorzijde
naar het hogere gedeelte gericht, om te
voorkomen dat de motorfiets van de
standaard rolt. Zet de motorfiets in de eerste
versnelling om te voorkomen dat deze
wegrolt.
Parkeer op een lateraal (zijwaarts) aflopend
oppervlak altijd zo dat de helling de
motorfiets in de richting van de zijstandaard
duwt.
Parkeer nooit op een zijwaarts aflopend
oppervlak met een helling van meer dan
en parkeer nooit met de voorzijde van de
motorfiets naar de aflopende zijde gekeerd.
Let op:
Bij parkeren in het donker
wanneer er verkeer in de buurt is,
of bij parkeren op een plaats waar
het gebruik van parkeerlichten
wettelijk verplicht is, dienen het
achterlicht, het kentekenplaatlicht
en de positielichten te blijven
branden, door de contact-
schakelaar in de stand
P (PARKEREN) te draaien.
Laat de contactschakelaar niet gedurende
langere tijd in de stand P (PARKEREN)
gedraaid, aangezien dit leidt tot ontladen van
de accu.
ccms_1
Waarschuwing
Parkeer nooit op een zacht of op een
hellend oppervlak. Indien de motorfiets
onder deze omstandigheden wordt
geparkeerd, kan deze omvallen met
schade aan eigendommen of persoonlijk
letsel als gevolg.
70
Het berijden van de motorfiets
Punten van overweging bij
het rijden met hoge snelheid
Waarschuwing
Benzine is uiterst brandbaar en kan onder
bepaalde omstandigheden exploderen.
Controleer bij parkeren in een garage of
andere ruimte, of deze goed geventileerd
is en de motorfiets niet in de buurt staat
van vlam- of vonkbronnen. Hieronder valt
ook apparatuur met een waakvlam.
Wanneer bovenstaand advies niet wordt
opgevolgd, kan er brand ontstaan met
schade aan eigendommen of persoonlijk
letsel als gevolg.
Waarschuwing
De motor en het uitlaatsysteem zijn na het
rijden sterk verhit. Parkeer NOOIT op
plaatsen waar voetgangers en kinderen de
motorfiets kunnen aanraken.
Het aanraken van een willekeurig deel van
de motor of het uitlaatsysteem dat heet is
kan brandwonden op de onbeschermde
huid veroorzaken.
Waarschuwing
Deze Triumph-motorfiets mag de wettelijk
geldende snelheidslimieten niet
overschrijden. Het met hoge snelheid op
een motorfiets rijden kan gevaarlijk zijn,
aangezien de tijd om op bepaalde
verkeerssituaties te reageren bij hogere
snelheden aanzienlijk wordt verkort.
Verlaag de snelheid altijd in
overeenstemming met de weers- en
verkeersomstandigheden.
Waarschuwing
Gebruik deze Triumph-motorfiets alleen
met hoge snelheden tijdens wedstrijden op
voor ander verkeer afgesloten
weggedeelten of gesloten circuits. Het
rijden met hoge snelheden is
voorbehouden aan rijders die les hebben
gehad in de technieken die noodzakelijk
zijn voor het rijden met hoge snelheden en
die vertrouwd zijn met de
rijkarakteristieken van de motorfiets onder
alle omstandigheden.
Het rijden met hoge snelheden is onder
alle andere omstandigheden gevaarlijk en
kan leiden tot verlies van controle over de
motorfiets en een ongeval.
71
Het berijden van de motorfiets
Algemeen
Zorg ervoor dat de motorfiets wordt
onderhouden overeenkomstig de periodieke
onderhoudskaart.
Sturen
Controleer of het stuur soepel draait, zonder
overmatige speling of klemmen. Zorg ervoor
dat de bedieningskabels het sturen niet
hinderen.
Bagage
Controleer of de bagagekoffers dicht en
gesloten zijn en stevig aan de motorfiets zijn
bevestigd.
Remmen
Controleer of de voor- en achterrem correct
werken.
Banden
Het rijden met hoge snelheden leidt tot
versnelde bandenslijtage. Banden die in
goede staat verkeren zijn van essentieel
belang voor het rijden met hoge snelheden.
Controleer de algehele staat van de banden,
controleer en corrigeer de bandspanning (bij
koude banden) en controleer de wielbalans.
Zet na het controleren van de bandspanning
de ventieldoppen goed vast. Raadpleeg de
hoofdstukken Onderhoud en Specificaties
voor informatie over het controleren van de
banden en veilig gebruik van de banden.
Brandstof
Zorg voor voldoende brandstof, aangezien
rijden met hoge snelheden het
brandstofverbruik opvoert.
Waarschuwing
De rijkarakteristieken van een motorfiets
zijn bij hoge snelheden anders dan bij de
vertrouwde wettelijke snelheden. Probeer
niet met hoge snelheden te rijden tenzij u
hierin geoefend bent en beschikt over de
hiervoor noodzakelijke vaardigheden,
aangezien incorrecte bediening tot een
ernstig ongeval kan leiden.
Waarschuwing
De genoemde punten zijn uiterst
belangrijk en dienen altijd in acht te
worden genomen. Een probleem, dat bij
normale snelheden wellicht niet wordt
opgemerkt, kan bij hogere snelheden
aanzienlijk worden verergerd.
Voorzichtig
In alle landen, behalve Australië en
Nieuw-Zeeland is het uitlaatsysteem
voorzien van een katalysator, die zorgt
voor een lagere uitstoot van schadelijke
stoffen. De katalysator kan onherstelbaar
beschadigen indien de brandstoftank
helemaal leeg wordt gereden of indien het
brandstofniveau zeer laag is. Zorg ervoor
dat u altijd voldoende brandstof heeft voor
uw rit.

Produktspecifikationer

Varumärke: Triumph
Kategori: Motor
Modell: Speed Triple R (2015)

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Triumph Speed Triple R (2015) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig