Yamaha YZF-R6 (2015) Bruksanvisning
Läs gratis den bruksanvisning för Yamaha YZF-R6 (2015) (224 sidor) i kategorin Motor. Guiden har ansetts hjälpsam av 11 personer och har ett genomsnittsbetyg på 4.7 stjärnor baserat på 6 recensioner. Har du en fråga om Yamaha YZF-R6 (2015) eller vill du ställa frågor till andra användare av produkten? Ställ en fråga
Sida 1/224

YZF-R6
HANDLEIDING
2CX-F8199-D1
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

DAU50921
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat g be ruiken. Deze handleiding edient bij d
machine te eze worblijven als d dt verkocht.
General manager of quality assurance div.
Date of issue: 1 Aug. 2002
Place of issue: Shizuoka, Japan
DECLARATION of CONFORMITY
Company: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
We
Address: 1450-6, Mori, Mori-Machi, Shuchi-gun, Shizuoka-Ken, 437-0292 Japan
Kind of equipment: IMMOBILIZER
Hereby declare that the product:
Type-designation: 5SL-00
is in compliance with following norm(s) or documents:
R&TTE Directive(1999/5/EC)
EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02)
EN60950-1:2006/A11:2009
Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)
1
2
3
4
Version up the norm of EN60950 to EN60950-1
To change company name
version up of the following norm:
• EN300 330-2 v1.1.1 to EN300 330-2 v1.3.1 and EN300 330-2 v1.5.1
• EN60950-1:2001 to EN60950-1:2006/A11:2009
27 Feb. 2006
1 Mar. 2007
8 Jul. 2010
Revision record
No. Contents
To change contact person and integrate type-designation.
Date
9 Jun. 2005
Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer
Datum van afgifte: 1 augustus 2002
Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan
CONFORMITEITSVERKLARING
Bedrijf: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.
Wij,
Adres: 1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan
Type apparaat: STARTBLOKKERING
Verklaren hierbij dat het product:
Typeaanduiding: 5SL-00
in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:
R&TTE richtlijn(1999/5/EG)
EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02)
EN60950-1:2006/A11:2009
Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EG: Hoofdstuk 8, EMC)
1
2
3
4
Overgang van norm EN60950 naar EN60950-1
Om bedrijfsnaam te wijzigen
overgang naar de volgende norm:
•
van EN300 330-2 v1.1.1 naar EN300 330-2 v1.3.1 en EN300 330-2 v1.5.1
• van EN60950-1:2001 naar EN60950-1:2006/A11:2009
27 februari 2006
1 maart 2007
8 juli 2010
Overzicht van wijzigingen
Nr. Inhoud
Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren.
Datum
9 juni 2005

INLEIDING
DAU10103
Welkom in de wereld van Yamaha!
Als eigenaar van de YZF-R6 profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen en
fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw YZF-R6. De Hand-
leiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de machine en beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt bescher-
men tegen persoonlijk letsel of schade.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw machine in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van
kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente
productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA10032
Lees achtideze handleiding aand g helemaal door voordat u deze machine gaat g be ruiken.

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10134
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt g be ruikt om u te waarschuwen voor risico’s op
persoonlijk letsel. Volg alle veili it symg d g b dhei saanwijzin en ij bool op om mogelijk letsel of
overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING d dui t een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan re-
sulteren in ernstig letsel of overlijden.
De aand d gui in LET OP staat bij speciale voorzorg den ie moeten worden genomen om scha-
d d de aan e machine of an ere eigendommen te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken
of verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP
OPMERKING

U2CXD1D0.book Page 2 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU36391
YZF-R6
HANDLEIDING
©2014 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, juli 2014
Alle rechten voorb dehou en.
Elke vorm van herdruk
of onb g bevoegd e ruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verb do en.
Gedrukt in Nederland.

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE .............. 1-1
BESCHRIJVING ................................ 2-1
Aanzicht linkerzijde......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
WERKING VAN DE
BEDIENINGSELEMENTEN EN
INSTRUMENTEN .............................. 3-1
Startblokkeersysteem..................... 3-1
Contactslot/stuurslot ...................... 3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes............... 3-3
Multifunctionele meter.................... 3-8
Stuurschakelaars.......................... 3-14
Koppelingshendel......................... 3-15
Schakelpedaal .............................. 3-15
Remhendel ................................... 3-15
Rempedaal ................................... 3-16
Tankdop ....................................... 3-16
Brandstof...................................... 3-17
Tankbeluchtingsslang en
overloopslang............................ 3-18
Uitlaatkatalysatoren...................... 3-18
Zadels........................................... 3-19
Helmborgkabel ............................. 3-20
Achteruitkijkspiegels..................... 3-21
Voorvork afstellen......................... 3-21
Schokdemperunit afstellen........... 3-24
Bagageriembevestiging................ 3-26
EXUP-systeem ..............................3-26
Zijstandaard ..................................3-27
Startspersysteem ..........................3-27
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET RIJDEN ...4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE ..............................5-1
Starten van de motor ......................5-1
Schakelen .......................................5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................5-3
Inrijperiode ......................................5-3
Parkeren..........................................5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN ................................6-1
Boordgereedschapsset...................6-2
Periodiek onderhoudsschema voor
het uitstootcontrolesysteem ........6-3
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema.....................6-5
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen .........6-9
Controleren van de bougies..........6-13
Motorolie en oliefilterpatroon ........6-14
Koelvloeistof..................................6-17
Luchtfilterelement .........................6-20
Stationair toerental controleren.....6-20
De vrije slag van de gasgreep
controleren................................ 6-21
Klepspeling................................... 6-21
Banden ........................................ 6-21
Gietwielen..................................... 6-24
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen ..................................... 6-24
Vrije slag van remhendel
controleren................................ 6-25
Remlichtschakelaars..................... 6-26
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-26
Controleren van
remvloeistofniveau .................... 6-27
Remvloeistof verversen ................ 6-28
Spanning aandrijfketting............... 6-28
Aandrijfketting reinigen en
smeren ...................................... 6-30
Kabels controleren en smeren...... 6-31
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel............... 6-31
Rem- en schakelpedalen
controleren en smeren .............. 6-31
Rem- en koppelingshendels
controleren en smeren .............. 6-32
Zijstandaard controleren en
smeren ...................................... 6-33
Achterbrugscharnierpunten
smeren ...................................... 6-33
Voorvork controleren .................... 6-33
Stuursysteem controleren ............ 6-34

U2CXD1D0.book Page 2 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

INHOUDSOPGAVE
Controleren van wiellagers ............6-34
Accu ..............................................6-35
Zekeringen vervangen...................6-36
Koplampgloeilamp vervangen.......6-37
Parkeerlicht ...................................6-38
Achterlicht/remlichtunit .................6-39
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen ..................................6-39
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen ..................................6-40
Ondersteunen van de
motorfiets...................................6-40
Voorwiel.........................................6-41
Achterwiel......................................6-43
Problemen oplossen .....................6-45
Storingzoekschema’s....................6-46
VERZORGING EN STALLING VAN
DE MOTORFIETS ..............................7-1
Matkleur, let op ...............................7-1
Verzorging .......................................7-1
Stalling.............................................7-4
SPECIFICATIES .................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE..............9-1
Identificatienummers.......................9-1
INDEX...............................................10-1

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

1-1
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU1028B
Wees een verantwoordelijke eigenaar
Als eigenaar van de machine bent u verant-
woordelijk voor de veilige en juiste bedie-
ning ervan.
Motorfietsen zijn tweewielige voertuigen.
Voor een veilig gebruik zijn de toepassing
van de juiste rijtechnieken en de ervaring
van de bestuurder van belang. Elke be-
stuurder moet bekend zijn met de volgende
vereisten alvorens met deze motorfiets te
gaan rijden.
Hij of zij moet:
Door een competente informatiebron
grondig zijn ingelicht over alle aspec-
ten van het motorrijden.
Zich houden aan de waarschuwingen
en onderhoudseisen zoals vermeld in
deze Gebruikershandleiding.
Grondig getraind zijn in veilige en cor-
recte rijtechnieken.
Gebruikmaken van professionele
technische service, zoals aangegeven
in deze Gebruikershandleiding en/of
wanneer de mechanische condities
dit vereisen.
Ga nooit rijden met een motorfiets
zonder passende rijopleiding of in-
structies. Neem rijlessen. Beginners
moeten les krijgen van een gediplo-
meerd instructeur. Neem contact op
met een bevoegde motorfietsdealer
voor informatie over rijlessen bij u in
de buurt.
Veilig rijden
Voer vóór elke rit de controles voor het rij-
den uit om u ervan te verzekeren dat de
machine in veilige staat verkeert. Onvol-
doende inspectie of onderhoud van de ma-
chine vergroot het risico op ongeval of
schade. Zie pagina 4-1 voor een lijst met
controles voor het rijden.
Deze motorfiets is gebouwd voor het
vervoer van de bestuurder plus een
passagier.
Het niet opmerken en herkennen van
motorfietsen door andere weggebrui-
kers vormt de belangrijkste oorzaak
van auto-/motorongevallen. Vaak
worden ongevallen veroorzaakt door-
dat een autobestuurder de motor niet
heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te ver-
minderen.
Dus:
• Draag een jack in felle kleuren.
• Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met motor-
fietsen zich namelijk het meest
voor.
• Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
• Pleeg nooit onderhoud aan een
motorfiets zonder voldoende ken-
nis. Neem contact op met een be-
voegde motorfietsdealer voor
informatie over het basisonderhoud
van een motorfiets. Bepaalde on-
derhoudswerkzaamheden kunnen
alleen worden uitgevoerd door ge-
diplomeerd personeel.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Veelal zijn be-
stuurders die bij een ongeval
betrokken waren zelfs niet in het bezit
van een geldig motorrijbewijs.
• Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw motorfiets alleen uit
aan ervaren motorrijders.
• Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.

U2CXD1D0.book Page 2 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
• We raden aan om het motorrijden te
oefenen op plekken waar geen ver-
keer is, totdat u grondig bekend
bent met de motor en zijn bedie-
ning.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de motorbestuur-
der. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een te hoge rij-
snelheid aan of gaan onvoldoende
schuinliggen voor de rijsnelheid,
waardoor ze wijd uit de bocht komen.
• Neem altijd de maximumsnelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.
• Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kun-
nen zien.
De zithouding van de bestuurder en
de passagier is belangrijk voor een
goede besturing.
• De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de be-
stuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
• De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden. Neem nooit een
passagier mee die niet in staat is
om beide voeten stevig op de pas-
sagiersvoetsteunen te zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze motorfiets is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde wegen.
De machine is niet bedoeld voor off-
roadgebruik.
Beschermende uitrusting
Motorongelukken met dodelijke afloop be-
treffen meestal hoofdletsel. Het dragen van
een helm is de belangrijkste factor bij het
voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een vizier of een veilig-
heidsbril. Zonder oogbescherming
kan uw zicht door de rijwind verslech-
teren, waardoor u gevaren mogelijk te
laat opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan bedienings-
handgrepen of door de wielen worden
gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding
die uw benen, enkels en voeten be-
dekt. De motor en het uitlaatsysteem
kunnen tijdens en na het rijden zeer
heet zijn en brandwonden veroorza-
ken.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Voorkom koolmonoxid g gever ifti ing
De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren
bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas.
Inademing van koolmonoxide kan hoofd-
pijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid,
verwarring en uiteindelijk de dood veroor-
zaken.
Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos,
smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn
als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het
koolmonoxideniveau kan zeer snel oplo-
pen, waardoor u het bewustzijn kunt verlie-
zen en uzelf niet meer kunt redden. In
afgesloten of slecht geventileerde ruimtes
kunnen dodelijke hoeveelheden koolmo-
noxide dagenlang blijven hangen. Als u

U2CXD1D0.book Page 3 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 4 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 5 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10411
Aanzicht linkerzijde
1. Zekeringenkastje 2 (pagina 6-36)
2. Stelbout voor veervoorspanning voorvork (pagina 3-21)
3. Stelschroef voor uitveerdemping voorvork (pagina 3-21)
4. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-24)
5. Stelbout voor inveerdemping schokdemperunit (voor snelle inveer-
demping) (pagina 3-24)
6. Stelbout voor inveerdemping van schokdemperunit (voor langzame
inveerdemping) (pagina 3-24)
7. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
8. Stelschroef voor uitveerdemping schokdemperunit (pagina 3-24)
9. Schakelpedaal (pagina 3-15)
10.Oliefilterpatroon (pagina 6-14)
11.Olieaftapplug (pagina 6-14)
12.Stelbout voor inveerdemping voorvork (voor snelle inveerdemping)
(pagina 3-21)
13.Stelbout voor inveerdemping voorvork (voor langzame inveerdem-
ping) (pagina 3-21)

U2CXD1D0.book Page 2 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10421
Aanzicht rechterzijde
1 2 3,4,5,6 7
10 9
8
1112131415
1. Bagageriembevestiging (pagina 3-26)
2. Helmbevestiging (pagina 3-20)
3. Zekeringenkastje 1 (pagina 6-36)
4. Hoofdzekering (pagina 6-36)
5. Zekering brandstofinjectiesysteem (pagina 6-36)
6. Accu (pagina 6-35)
7. Luchtfilterelement (pagina 6-20)
8. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-17)
9. Radiatorvuldop (pagina 6-17)
10.Olievuldop (pagina 6-14)
11.Aftapplug koelvloeistof (pagina 6-18)
12.Motoroliepeilstok (pagina 6-14)
13.Rempedaal (pagina 3-16)
14.Remlichtschakelaar (pagina 6-26)
15.Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-27)

U2CXD1D0.book Page 3 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10431
Bedieningen en instrumenten
1 2 3 4 5 6 7 8
1. Koppelingshendel (pagina 3-15)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-14)
3. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
4. Multifunctionele meter (pagina 3-8)
5. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-27)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-14)
7. Remhendel (pagina 3-15)
8. Gasgreep (pagina 6-21)

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-1
3
DAU10978
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw kunnen
worden gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van de startblok-
kering (Zie pagina 3-7.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voer-
tuig daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11822
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
d de co eersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig d g dan no stee s starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw g deco eerd moeten
worden (d.w.z. als er een nieuwe
stand d gaar sleutel is emaakt of als
alle sleutels verloren zijn), dient het
g behele start lokkeersysteem ver-
vangen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-
d d g b daar sleutels te e ruiken en e
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg d b ge sleutels nooit vlak ij ma ne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
b deel speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakb dij e
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag d de sleutels nooit slijpen of e
vorm ervan wijzigen.
U mag g d het plastic e eelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
b dlokkeersystemen altij op een an-
d dere plek an de co eersleutel vand
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze sig gnaalstorin veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)

U2CXD1D0.book Page 2 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-2
3
DAU10473
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssy-
stemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
OPMERKING
Gebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU38531
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat
de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs
als de motor afslaat.
DAU10662
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10062
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
d d door wor en e elektrische systemen
uitgeschakel end, wat mogelijk kan leid
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10685
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai deze dan naar “LOCK”. Houd
de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
P
ON
OFF
LOCK
1. Drukken.
2. Draaien.
1 2

U2CXD1D0.book Page 3 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 4 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
DAU11031
Controlelampjes
richtingaanwijzers “ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11061
Vrijstandcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11255
Waarschuwingslampje olieniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
OPMERKING
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of
bij plotseling afremmen of optrekken,
er is dan echter geen sprake van een
storing.
Dit model is ook uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit
van het waarschuwingslampje olieni-
veau. Als het waarschuwingscircuit
voor het olieniveau een probleem aan-
geeft, wordt de volgende cyclus her-
haald totdat de storing is opgeheven:
Het waarschuwingslampje olieniveau
knippert tien keer en dooft dan gedu-
rende 2.5 seconden. Als dit zich voor-
doet, vraag dan een Yamaha dealer
de machine te controleren.
DAU11367
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het brandstofniveau daalt tot be-
neden ca. 3.5 L (0.92 US gal, 0.77 Imp.gal).
Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof
bij.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
OPMERKING
Dit model is bovendien uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje brandstofni-
veau. Als het waarschuwingscircuit voor
het brandstofniveau een probleem aan-
geeft, wordt de volgende cyclus herhaald
totdat de storing is opgeheven: Het waar-
schuwingslampje brandstofniveau knippert
acht keer en dooft dan gedurende 3.0 se-
conden. Als dit zich voordoet, vraag dan
een Yamaha dealer de machine te contro-
leren.
DAU1142D
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motor oververhit raakt. Verminder als dit
gebeurt onmiddellijk de belasting van de
motor. Als de melding “HI” knippert in de

U2CXD1D0.book Page 5 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
weergave koelvloeistoftemperatuur, stop
de machine dan, stop vervolgens de motor
en laat de motor afkoelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
OPMERKING
Bij machines met een of meer radia-
torkoelvinnen schakelt de radiator-
koelvin automatisch in of uit op basis
van de koelvloeistoftemperatuur in de
radiator.
Als de motor oververhit raakt, staan
op pagina 6-47 nadere instructies ver-
meld.

U2CXD1D0.book Page 6 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
Weergave Status Wat te doen
Onder 40 °C
(Onder 104 °F)
De aanduiding “Lo” wordt
getoond. OK. U kunt rijden.
40–116 °C
(104–242 °F)
Koelvloeistoftemperatuur
wordt getoond. OK. U kunt rijden.
117–134 °C
(243–274 °F)
Koelvloeistoftemperatuur
knippert.
Het waarschuwingslampje
gaat branden.
Verminder de belasting van de motor
door met een gematigde snelheid te rij-
den, op een laag toerental, totdat de
koelvloeistoftemperatuur daalt.
Zet de motor af als de temperatuur niet
daalt. (Zie pagina 6-47.)
Boven 134 °C
(Boven 274 °F)
Aanduiding “HI” knippert.
Het waarschuwingslampje
brandt.
Zet de motor af en laat afkoelen. (Zie
pagina 6-47.)
TRIP A
˚C
TRIP A
˚C
TRIP A
˚C
TRIP A ˚C

U2CXD1D0.book Page 7 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
DAU42775
Waarschuwingslampje
motorstoring “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer er een probleem wordt aangege-
ven in het elektrisch circuit dat de motor
controleert. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het zelfdiagnosesysteem te contro-
leren. (Zie pagina 3-11 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU11575
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zo worden ingesteld
dat het bij de gewenste motortoerentallen
aan- of uitgaat en wordt gebruikt om aan te
geven wanneer naar de volgende hogere
versnelling moet worden geschakeld.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren. (Zie pagina 3-12 voor een uitgebreide
uitleg over de functie van dit controlelampje
en het instellen daarvan.)
DAU38626
Controlelampje startb glokkerin
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)

U2CXD1D0.book Page 8 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
DAU3904A
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12423
Zorg d at de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter g baat aan ren-
g ben. Het aan reng gen van wijzi ingen tij-
d d dens het rij en kan u aflei en en
vergroot het risico op een ongeval.
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter
een toerenteller
een kilometerteller
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het waarschuwingslampje brandstof-
reserve aanging)
een stopwatch
een klok
een weergave koelvloeistoftempera-
tuur
een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur
een voorziening voor zelfdiagnose
een instelfunctie voor de displayhel-
derheid en het controlelampje scha-
kelmoment
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de toetsen “SE-
LECT” en “RESET” gebruikt. Dat hoeft
echter niet als u de displayhelderheid
en het controlelampje van het scha-
kelmoment wilt instellen.
Alleen Verenigd Koninkrijk: Om te wis-
selen tussen de kilometer- en mijlen-
weergave van de snelheidsmeter en
de kilometerteller/ritteller drukt u de
toets “SELECT” minstens 1 seconde
in.
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de be-
stuurder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
1. Snelheidsmeter
2. Klok
3. Toerenteller
4. Koelvloeistoftemperatuurdisplay/inlaatlucht-
temperatuurdisplay
5. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve/stopwatch
6. Controlelampje schakelmoment
7. “RESET”-toets
8. “SELECT”-toets
SELECT
RESET
2 3 4
5
6
1
8
7
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
2
1

U2CXD1D0.book Page 9 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot het hoogste aantal toeren
per minuut en keert daarna weer terug naar
nul tpm om het elektrische circuit te testen.
LET OP
DCA10032
Laat d d de motor niet raaien terwijl e toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 16500 tpm en hoger
Klok
Om de klok op tijd te zetten
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “SELECT”-toets en de “RE-
SET”-toets tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de “RESET”-toets
om de uren in te stellen.
4. Druk op de “SELECT”-toets en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de “RESET”-toets om de mi-
nuten in te stellen.
6. Druk op de “SELECT”-toets en laat
deze dan los om de klok te starten.
Kilometerteller-, ritteller- en stopwatch-
weergave
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave tussen de kilometer-
tellermodus “ODO”, de rittellermodi “TRIP
A” en “TRIP B” en de stopwatchmodus, in
de onderstaande volgorde:
TRIP A → TRIP B → ODO → Stopwatch →
TRIP A
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau aangaat (zie pagina 3-3), wisselt de
weergave automatisch naar de brandstof-
reserve-rittellermodus “F-TRIP” en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt aan-
gegeven. In dat geval wordt door het in-
drukken van de toets “SELECT” in de
onderstaande volgorde gewisseld tussen
de diverse weergaven van rittellers, kilome-
terteller en stopwatch:
F-TRIP → Stopwatch → → TRIP A TRIP B
→ → ODO F-TRIP
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets “SELECT”
te drukken en dan de toets “RESET” min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en ver-
schijnt de vorige weergavemodus weer.
Stopwatchfunctie
Om het display te wijzigen in weergave van
de stopwatch, selecteert u deze door op de
toets “SELECT” te drukken. (De cijfers van
de stopwatch gaan knipperen.) Laat de
toets “SELECT” los, en houd deze weer
een paar seconden lang ingedrukt, totdat
de cijfers van de stopwatch niet meer knip-
peren.
1. Klok
km/h
TRIP A
1
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve/stopwatch
TRIP A
˚C
1

U2CXD1D0.book Page 10 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
Normale tijdmeting
1. Druk op de “RESET”-toets om de
stopwatch te starten.
2. Druk op de “SELECT”-toets om de
stopwatch te stoppen.
3. Druk nogmaals op de toets “SELECT”
om de stopwatch op nul terug te stel-
len.
Tussentijdmeting
1. Druk op de “RESET”-toets om de
stopwatch te starten.
2. Druk op de toets “RESET” of op de
startknop “ ” om tussentijden te me-
ten. (De dubbele punt “:” begint te
knipperen.)
3. Druk op de toets “RESET” of op de
startknop “ ” om de laatste tussen-
tijd weer te geven of op de toets “SE-
LECT” om de stopwatch stop te
zetten en de totaal verstreken tijd
weer te geven.
4. Druk op de “SELECT”-toets om de
stopwatch terug te zetten.
OPMERKING
Om het display terug te zetten op de vorige
weergave, houdt u de toets “SELECT” een
paar seconden lang ingedrukt totdat de cij-
fers van de stopwatch knipperen.
Weergave koelvloeistoftemperatuur
De weergave koelvloeistoftemperatuur
geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan.
OPMERKING
Als de weergave koelvloeistof wordt gese-
lecteerd, wordt eerst gedurende 1 seconde
“C” weergegeven. Daarna wordt de koel-
vloeistoftemperatuur getoond.
LET OP
DCA10022
Laat ezede motor niet draaien terwijl d
oververhit is.
Weergave luchtaanzuigtemperatuur
De weergave luchtaanzuigtemperatuur
geeft de temperatuur aan van de lucht die
het luchtinlaatkanaal wordt binnengezo-
gen. Druk op de toets “RESET” om van de
weergave koelvloeistoftemperatuur te wis-
selen naar de weergave luchtaanzuigtem-
peratuur.
OPMERKING
Zelfs als de weergave luchtaanzuig-
temperatuur is geselecteerd, gaat het
waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur branden als de motor
oververhit raakt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, wordt automatisch de koel-
vloeistoftemperatuur weergegeven,
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
TRIP A
˚C
1
1. Weergave luchtaanzuigtemperatuur
TRIP A
˚C
1

U2CXD1D0.book Page 11 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
zelfs als de luchtaanzuigtemperatuur
werd weergegeven voordat de sleutel
naar “OFF” werd gedraaid.
Als de weergave luchtaanzuigtempe-
ratuur wordt geselecteerd, wordt ge-
durende 1 seconde “A” weergegeven
en wordt vervolgens “A” en de lucht-
aanzuigtemperatuur weergegeven.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het rechter display een foutcode
weer.
Als het rechterdisplay foutcodes weergeeft,
noteer deze dan en vraag een Yamaha dea-
ler om het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersy-
steem een storing wordt gedetecteerd,
gaat het controlelampje startblokkering
knipperen en geeft het rechter display een
foutcode weer.
OPMERKING
Als het rechterdisplay foutcode 52 weer-
geeft, betreft dit mogelijk een storing in het
transpondersignaal. Als deze fout zich
voordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKING
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
LET OP
DCA11591
Wanneer het display een foutcode aan-
g d d geeft, moet e machine zo spoe i mo-
g d g delijk wor en econtroleer om
motorschade te voorkomen.
1. Controlelampje startblokkering
2. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
3. Weergave foutcode
3
2
1

U2CXD1D0.book Page 12 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 13 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2. Druk op de toets “SELECT” om de ge-
selecteerde activiteit van het controle-
lampje te bevestigen. De instelfunctie
gaat over naar de functie activering
van het controlelampje schakelmo-
ment.
Instellen van de functie activering van het
controlelampje schakelmoment
OPMERKING
De functie activering van het controlelamp-
je schakelmoment kan worden ingesteld
tussen 10000 tpm en 18000 tpm. Van
10000 tpm tot 13000 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen van
500 tpm. Van 13000 tpm tot 18000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld in
stappen van 200 tpm.
1. Druk de “RESET”-toets in om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmoment.
Instellen van de functie deactiveren van het
controlelampje schakelmoment
OPMERKING
De functie deactiveren van het contro-
lelampje schakelmoment kan worden
ingesteld tussen 10000 tpm en 18000
tpm. Van 10000 tpm tot 13000 tpm
kan het controlelampje worden inge-
steld in stappen van 500 tpm. Van
13000 tpm tot 18000 tpm kan het con-
trolelampje worden ingesteld in stap-
pen van 200 tpm.
Denk eraan dat de deactiveerfunctie
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan de activeerfunctie, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment gedeactiveerd blijven.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie gaat over
naar de functie helderheid van het
controlelampje schakelmoment.
Instellen van de helderheid van het contro-
lelampje schakelmoment
1. Druk op de toets “RESET” om de ge-
wenste helderheid van het controle-
lampje te kiezen.
2. Druk de “SELECT”-toets in om de ge-
selecteerde helderheid van het con-
trolelampje te bevestigen. Het
rechterdisplay keert terug naar de ki-
lometerteller- of rittellerweergave.

U2CXD1D0.book Page 14 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
DAU1234H
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU12351
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet g de u-
rende langere tijd als de motor niet
d d d draait om at hier oor e accu kan ont-
laden.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
DAU12821
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-27.)
DAU12872
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU33854
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, moet u de stelknop
draaien terwijl u de hendel van de gasgreep
vandaan houdt. Als de gewenste positie is
bereikt, stel deze dan in door een groef op
de stelknop uit te lijnen met het
merkteken “ ” op de remhendel.
1. Koppelingshendel 1. Schakelpedaal 1. Remhendel
2. Afstand tussen remhendel en gasgreep
3. “ ”-merkteken
4. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
21
3
4

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
3
DAU12944
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13075
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd g dop oe
worden aang de raaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
1. Rempedaal 1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2

U2CXD1D0.book Page 17 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-17
3
DAU13222
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
b g d drandbaar. Vol e on erstaande in-
structies om b dran en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te b dran stof onmiddellijk af met een
schone, d g d gro e, zachte oek, aan e-
zien de b dran stof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten. [DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
d gen veroorzaken. Sprin zorg d gvul i om
met benzine. Prob beer nooit om enzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk med d bische hulp in na at u en-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ing d dea em of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid
terechtkomt, was d deze an af met water
en zeep. Als u benzine op uw kled gin
morst, trek dan andere kled gin aan.
DAU54601
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhouden e d benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwend gi e motor-
onderd gelen als kleppen en zui erveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
21
Voorgeschreven brandstof:
Loodvrije superbenzine (Gasohol
(E10) acceptabel)
Inhoud b randstoftank:
17.3 L (4.57 US gal, 3.81 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwing b dslampje ran -
stofniveau gaat branden):
3.5 L (0.92 US gal, 0.77 Imp.gal)

U2CXD1D0.book Page 18 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 19 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-19
3
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
g be ruik van lood d d bhou en e enzine zal
onherstelbare schade worden toege-
b dracht aan e uitlaatkatalysator.
DAU39034
Zadels
Bestuurderszadel
Verwijderen van het bestuurderszadel
Licht het bestuurderszadel op aan de ach-
terzijde zoals afgebeeld, verwijder de bou-
ten en neem het zadel los.
Aanbrengen van het bestuurderszadel
Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van
het bestuurderszadel in de zadelbevesti-
ging zoals afgebeeld, plaats het zadel in de
oorspronkelijke positie en breng dan de
bouten aan.
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai rechtsom.
1. Bout
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-20
3
2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het duozadel aan de voorzijde
omhoog en trek dan het zadel naar vo-
ren.
Aanbrengen van het duozadel
1. Steek de uitsteeksels aan het duoza-
del in de zadelbevestiging zoals afge-
beeld, en druk dan de voorzijde van
het zadel omlaag om het duozadel te
vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit.
OPMERKING
Controleer of de zadels stevig zijn vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
DAU39074
Helmborgkabel
In de boordgereedschapsset bevindt zich
een helmborgkabel, waarmee twee helmen
vastgezet kunnen worden aan de helmbe-
vestiging onderaan het duozadel.
Een helm met de helmb gor kabel vast-
zetten
1. Verwijder het duozadel. (Zie pagina
3-19.)
2. Klem het middelste klikhaakje van de
helmborgkabel vast op de helmbe-
vestiging.
3. Leid een van de andere klikhaakjes
van de helmborgkabel door de gesp
van de helmriem, en klem daarna het
klikhaakje vast op de helmbevestiging
zoals getoond.
4. Installeer het duozadel.
WAARSCHUWING! Ga nooit rijden
met een helm bevestigd aan een
helmhouderkabel, aangezien de
helm objecten kan raken met mo-
gelijk verlies van de controle over
d g ge machine en een on eval tot e-
volg. [DWA14332]
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Helmborgkabel
2. Helmbevestiging
3. Middelste klikhaakje
1. Klikhaakje
2. Helmborgkabel
3. Helm
1 2 3

U2CXD1D0.book Page 21 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-21
3
Een helm uit de helmb g bor ka el halen
1. Verwijder het duozadel.
2. Maak de klikhaakjes los van de helm-
bevestiging, en verwijder vervolgens
de helmborgkabel uit de gesp van de
helmriem.
3. Installeer het duozadel.
DAU39672
Achteruitkijkspiegels
De achteruitkijkspiegels van dit voertuig
kunnen naar voren of naar achteren worden
ingeklapt om het parkeren in smalle ruimten
te vergemakkelijken. Klap de spiegels terug
in hun oorspronkelijke stand voordat u gaat
rijden.
WAARSCHUWING
DWA14372
Vergeet niet de achteruitkijkspiegels in
hun oorspronkelijk stand terug te klap-
pen alvorens weg te rijden.
DAU38946
Voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA10181
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en vermind der e rijstabiliteit het g gevol
zijn.
Deze voorvork is uitgerust met stelbouten
voor de veervoorspanning, stelschroeven
voor de uitgaande demping, stelbouten
voor de ingaande demping bij snelle inve-
ring en stelbouten voor de ingaande dem-
ping bij langzame invering.
LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b).
1. Helmborgkabel
2. Helm
1. Rijstand
2. Parkeerstand
2
2
1
2
2
1

U2CXD1D0.book Page 22 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-22
3
Breng de gewenste groef op het stelme-
chanisme in lijn met het bovenvlak van de
voorvorkbus.
Uitgaande d gempin
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelschroef op beide vorkpoten in de rich-
ting (a). Draai om de uitgaande demping te
verlagen en zo de vering zachter te maken
de stelschroef op beide vorkpoten in de
richting (b).
Ingaande demping
Afstellen van de ingaande demping (voor
snelle ingaande demping)
Draai om de ingaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelbout op beide vorkpoten in de richting
(a). Draai om de ingaande demping te ver-
lagen en zo de vering zachter te maken de
stelbout op beide vorkpoten in de richting
(b).
1. Stelbout veervoorspanning
1. Huidige instelling
2. Voorvorkbus
1
(a) (b)
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
0
Standaard:
2
Maximum (hard):
5
1. Stelschroef voor uitveerdemping
1
(a) (b)
Afstelling uitg d d gaan e empin :
Minimum (zacht):
25 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
20 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig ge-
draaid in de richting (a)

U2CXD1D0.book Page 23 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-23
3
Afstellen van de ingaande demping (voor
langzame ingaande demping)
Draai om de ingaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelbout op beide vorkpoten in de richting
(a). Draai om de ingaande demping te ver-
lagen en zo de vering zachter te maken de
stelbout op beide vorkpoten in de richting
(b).
OPMERKING
Door geringe productieafwijkingen zal het
totale aantal klikken of slagen van een veer-
dempingsinstelmechanisme niet altijd
exact met bovenstaande specificaties
overeenkomen, maar het werkelijke aantal
klikken of slagen vormt wel altijd het com-
plete afstelbereik. Voor een precieze afstel-
ling is het aan te raden het aantal klikken of
slagen van elk veerdempingsinstelmecha-
nisme te controleren en de specificaties
dienovereenkomstig aan te passen.
1. Stelbout voor inveerdemping (voor snelle in-
veerdemping)
Afstelling ingaan e d demping (voor
snelle ing d d gaan e empin ):
Minimum (zacht):
4 slag(en) in de richting (b)*
Standaard:
2 slag(en) in de richting (b)*
Maximum (hard):
0 slag(en) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1
(a)
(b)
1. Stelbout voor inveerdemping (voor langza-
me inveerdemping)
Afstelling ingaan e d demping (voor
langzame ingaan e d demping):
Minimum (zacht):
20 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
15 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1
(a)
(b)

U2CXD1D0.book Page 25 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-25
3
gaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelbout in de
richting (b).
Ingaande demping (voor langzame ingaan-
de demping)
Draai om de ingaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelbout in de richting (a). Draai om de in-
gaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelbout in de
richting (b).
OPMERKING
Om een nauwkeurige afstelling te bereiken,
is het raadzaam om het aantal klikken of
slagen te tellen waarmee elk afstelmecha-
nisme van de demping wordt verdraaid.
Het kan voorkomen dat dit afstelbereik
vanwege kleine productieverschillen niet
exact overeenkomt met de opgegeven
specificaties.
WAARSCHUWING
DWA10222
Deze schokdemperunit is g devul met
stikstofgas onder hog d de ruk. Lees e
onderstaand g d ge informatie zor vul i
door alvorens werkzaamheden uit te
voeren aan de schokdemperunit.
Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
Stel de schokdemperunit niet bloot
aan open vuur of een andere hitte-
b d d g dron. Hier oor kan e as ruk zo
hoog oplopen dat de unit explo-
deert.
Voorkom vervorming b d of escha i-
g gin van de cilinder. Schade aan de
cilinder zal resulteren in slechte
d gempin sprestaties.
Werp een b descha igde of versleten
schokdemperunit niet zelf weg.
Breng de schokdemperunit voor elk
onderhoud naar een Yamaha-dea-
ler.
1. Stelbout voor inveerdemping (voor snelle in-
veerdemping)
Afstelling ingaan e d demping (voor
snelle ing d d gaan e empin ):
Minimum (zacht):
4 slag(en) in de richting (b)*
Standaard:
3 slag(en) in de richting (b)*
Maximum (hard):
0 slag(en) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1
(a)
(b)
1. Stelbout voor inveerdemping (voor langza-
me inveerdemping)
Afstelling ingaan e d demping (voor
langzame ingaan e d demping):
Minimum (zacht):
20 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
16 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelbout volledig gedraaid in
de richting (a)
1
(a)
(b)

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-26
3
DAU38963
Bag ga eriembevestiging
Er zijn zes bagageriembevestigingen, vier
onderaan het duozadel en één op elke pas-
sagiersvoetsteun. Verwijder het duozadel
om de bagageriembevestigingen op het
duozadel te gebruiken. (Zie pagina 3-19.)
Haak de riemen uit de haken en breng ver-
volgens het duozadel weer aan terwijl de
riemen eronder vrijhangen.
DAU41942
EXUP-systeem
Dit model is uitgerust met het Yamaha
EXUP-systeem (regelsysteem voor uitlaat-
druk). Dit systeem verhoogt het motorver-
mogen door een klep die de
binnendiameter van de uitlaatpijp reguleert.
De stand van de EXUP-klep wordt door een
computergestuurde servomotor constant
aangepast overeenkomstig het motortoe-
rental.
LET OP
DCA15611
Het EXUP-systeem werd afg destel en
uitgebreid getest op de Yamaha fabriek.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de mo-
tor achteruitgaan of word dt e motor be-
schadi .gd
1. Bagageriembevestiging
2. Haak
1. Bagageriembevestiging
2
1
1
2

U2CXD1D0.book Page 27 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 28 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15598
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en proce-
dures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevond b den. Als een pro leem niet kan wor en opg d delost via e proce ures in deze hand d glei in , laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer de tankbeluchtingsslang en overloopslang op obstakels, scheuren of
beschadiging en controleer de slangaansluitingen.
3-17, 3-18
Motorolie
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
6-14
Koelvloeistof
• Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage.
6-17
Voorrem
• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge-
schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-26, 6-27

U2CXD1D0.book Page 2 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 3 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-3
4
Zijstandaard• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig het scharnierpunt. 6-33
Frameb g gevesti in en • Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast. —
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
• Controleer de werking.
• Corrigeer indien nodig. —
Zijstandaardschakelaar
• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.
3-27
ITEM CONTROLES PAGINA

U2CXD1D0.book Page 1 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvold doen e vertrouwd dhei met de
b de ieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot g gevol .
DAU47152
OPMERKING
Dit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. Het display
geeft in dat geval foutcode 30 weer,
maar dit betreft geen storing. Draai de
sleutel naar “OFF” en vervolgens naar
“ON” om de foutcode te wissen. Als u
dat niet doet zal de motor niet starten,
ondanks dat de motor wordt aange-
zwengeld als u op de startknop drukt.
een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Het display
geeft in dat geval foutcode 70 weer,
maar dit betreft geen storing. Druk op
de startschakelaar om de foutcode te
wissen en de motor opnieuw te star-
ten.
DAU33016
Starten van de motor
Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-27 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en controlelampjes moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau
Waarschuwingslampje brand-
stofniveau
Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
Controlelampje schakelmoment
Waarschuwingslampje motor-
storing
Controlelampje startblokkering

U2CXD1D0.book Page 2 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
LET OP
DCA11834
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet g b daat ran en wanneer de
sleutel naar “ON” word g dt e raaid, of
wanneer een waarschuwings- of contro-
lelampje niet dooft, zie an pad gina 3-3
voor een controle van het circuit van het
b d getreffen e waarschuwin s- of contro-
lelampje.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand. Het vrijstandcontrolelampje
moet gaan branden. Als dit niet ge-
beurt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrische circuit na te kijken.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort mo-
gelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan 10
seconden achtereen draaien.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensd duur van e
motor!
DAU16673
Schakelen
Door de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.
OPMERKING
Om de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de
slag bereikt is, waarna het pedaal iets
wordt opgetrokken.
LET OP
DCA10261
Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnel-
lingsbak in de vrijstand, en sleep de
motorfiets niet over lange afstan-
den. De versnelling bs ak wordt al-
leen afd doen e gesmeerd terwijl de
motor draait. Door onvoldoende
smering kan de versnelling bs ak
worden beschadigd.
Gebruik altijd d e koppeling om de
versnellingsbak te schakelen om zo
schade aan de motor, de versnel-
lingsbak en de aandrijving te voor-
komen; door hun constructie zijn
d b deze niet estan teg den e schok-
ken en die optred bij belast schake-
len.
1. Schakelpedaal
2. Vrijstand

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16811
Tips voor een zuinig b dran stof-
verbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele-
reert.
Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe-
last met een hoog toerental draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16842
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit de eerste 1600 km (1000 mi) niet te
zwaar worden belast. De verschillende on-
derdelen van de motor slijten op elkaar in
totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn be-
reikt. Rijd tijdens deze periode nooit lang-
durig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAU17084
0–1000 km (0–600 mi)
Laat de motor niet langer dan 8300 tpm
achtereen draaien. LET OP: Na 1000 km
(600 mi) moet de motorolie worden ver-
verst en moet de oliefilterpatroon of het
oliefilterelement worden vervangen.
[DCA10303]
1000–1600 km (600–1000 mi)
Laat de motor niet langer dan 9900 tpm
achtereen draaien.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.
LET OP
DCA10311
Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone
wijst.
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag d an direct
een Yamaha d dealer e machine te
controleren.
OPMERKING
Tijdens en na de inrijperiode van de motor
kan door de hitte van de uitlaatgassen de
uitlaatpijp iets verkleuren, maar dit is volko-
men normaal.

U2CXD1D0.book Page 4 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-3
6
DAU46862
OPMERKING
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te word g d b den uit evoer , ehalve wanneer in plaats aarvan een onderhouds-
b b b deurt op kilometer asis of, voor Groot-Brittannië, op mijl asis wor t verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km (30000 mi), beginnend vanaf 10000 km (6000 mi).
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal ge-
reedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
DAU46911
Periodiek ond derhou sschema voor het uitstootcontrolesysteem
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDS-
BEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
10000 km
(6000 mi)
20000 km
(12000 mi)
30000 km
(18000 mi)
40000 km
(24000 mi)
1*Brandstofleiding• Controleer de brandstofslangen
op scheurtjes of beschadigingen. √ √ √ √ √
2*Bougies
• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand af-
stellen.
√ √
• Vervangen. √ √
3*Ventielen • Controleer de klepspeling.
• Afstellen. Elke 40000 km (24000 mi)
4*Brandstofinjectiesy-
steem • Stel de synchronisatie af. √ √ √ √ √ √
5*Uitlaatdemper en
uitlaatpijp
• Controleer of de schroef-
klem(men) goed vastzit(ten). √ √ √ √ √

U2CXD1D0.book Page 5 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

U2CXD1D0.book Page 6 Monday, July 21, 2014 4:24 PM

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18681
OPMERKING
Luchtfilter
• Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.
• Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
29 *
Lampen, richting-
aanwijzers en scha-
kelaars
• Controleer de werking.
• Stel de koplamplichtbundel af. √ √ √ √ √ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDS-
BEURT
KILOMETERSTAND JAARLIJK-
SE CON-
TROLE
1000 km
(600 mi)
10000 km
(6000 mi)
20000 km
(12000 mi)
30000 km
(18000 mi)
40000 km
(24000 mi)
Produktspecifikationer
| Varumärke: | Yamaha |
| Kategori: | Motor |
| Modell: | YZF-R6 (2015) |
Behöver du hjälp?
Om du behöver hjälp med Yamaha YZF-R6 (2015) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig
Motor Yamaha Manualer
16 Februari 2025
2 Februari 2025
4 Januari 2025
4 Januari 2025
31 December 2025
27 Oktober 2024
1 Oktober 2024
28 September 2024
23 September 2024
23 September 2024
Motor Manualer
- Milwaukee
- Husqvarna
- Chang Jiang
- Indian
- Mash
- Texas
- Sherco
- TVS
- Moto Guzzi
- Cagiva
- Kawasaki
- Beta
- Aprilia
- Mercedes-Benz
- Piaggio
Nyaste Motor Manualer
1 Mars 2025
22 Februari 2025
18 Februari 2025
17 Februari 2025
16 Februari 2025
15 Februari 2025
14 Februari 2025
8 Februari 2025
8 Februari 2025
8 Februari 2025