Bulex Theta Bruksanvisning


Läs gratis den bruksanvisning för Bulex Theta (36 sidor) i kategorin Temperaturregulator. Guiden har ansetts hjälpsam av 12 personer och har ett genomsnittsbetyg på 4.9 stjärnor baserat på 6.5 recensioner. Har du en fråga om Bulex Theta eller vill du ställa frågor till andra användare av produkten? Ställ en fråga

Sida 1/36
Regelsysteem
Handleiding voor de vakman
Montage- en installatie-instructies
Centraal apparaat
Ruimtestation
Ketelschakelveld
É
2
Inhoud
Algemene veiligheidsinstructies......................................................3
Veiligheidsmaatregelen voor de montage volgens de EMC-
richtlijn .............................................................................................3
Centraal apparaat ...........................................................................5
Montage...................................................................................................................5
Elektrische installatie...............................................................................................5
Elektrische aansluiting.............................................................................................6
Ketelschakelveld ............................................................................7
Montage...................................................................................................................7
Elektrische installatie...............................................................................................7
Elektrische aansluiting.............................................................................................8
Wandsokkel MS-K ..........................................................................8
Montage en elektrische installatie ...........................................................................9
Elektrische aansluiting...........................................................................................10
Ruimtestation................................................................................11
Montageplaats.......................................................................................................11
Montage.................................................................................................................11
Elektrische aansluiting...........................................................................................12
Elektrische aansluiting aan de regelaar ................................................................12
Databusadressering ..............................................................................................12
Toebehoren...................................................................................14
Buitenvoeler AF.....................................................................................................14
Dompelvoeler KVT ................................................................................................14
Toevoercontactvoeler VF ......................................................................................15
Weerstandswaarden van de voelers afhankelijk van de temperatuur ..................16
Ingebruikname van de thermostaat ...............................................17
Code-invoer ...........................................................................................................17
Automatische set-functie.............................................................18
Storingsmeldingen.......................................................................19
Installatie-informatie ....................................................................20
Parameteroverzicht ......................................................................24
Overzicht van de installateursparameters en hun instelmogelijkheden................26
3
Algemene veiligheidsinstructies
Alle elektrische aansluitingen, bescherm-
maatregelen en beveiligingen moeten
door een vakman rekening houdend met
de telkens geldende normen en VDE-
richtlijnen en met de plaatselijke voor-
schriften worden uitgevoerd.
De elektrische aansluiting moet als vaste
aansluiting volgens VDE 0100 voorzien
worden.
De elektrische aansluiting gebeurt volgens
het schakelschema van het betreffende
schakelveld.
Opgelet!
Installatie vóór het openen van het
schakelveld stroomloos schakelen!
Ondeskundige steekpogingen onder
spanning kunnen de regelaar onher-
stelbaar beschadigen en gevaarlijke
elektrische schokken veroorzaken.
Veiligheidsmaatregelen voor de
montage volgens de EMC-richtlijn
1. Netvoedingskabels en voeler- resp.
databuskabels moeten in principe
gescheiden gelegd worden. Hierbij moet
een minimumafstand van 2 cm tussen de
leidingen aangehouden worden.
Kabelkruisingen zijn toegelaten.
2. Bij regelapparaten met eigen
netaansluiting moet er absoluut op
worden gelet dat net- en voeler- resp.
busleidingen gescheiden worden
gelegd. Bij het gebruik van
kabelkanalen moeten deze van
scheidingsbruggen voorzien worden.
3. Bij de montage van regelapparaten of
ruimtestations moet tot andere elek-
trische inrichtingen met elektromag-
netische emissie zoals contactgevers,
motoren, transformators, dimmers, mi-
crogolf- en televisietoestellen, luidspre-
kers, computers, radiotelefoons enz.
een minimumafstand van 40 cm
worden aangehouden.
4. Tussen ruimteapparaten en centrale
apparaten moet een minimumafstand
van 40 cm worden aangehouden.
Meerdere centrale apparaten in de
databusverbinding kunnen direct naast
elkaar gemonteerd worden.
5. De netaansluiting van de verwar-
mingsinstallatie (d.w.z. ketel - schakel-
veld - regelinrichting) moet gerealiseerd
zijn als zelfstandig stroomcircuit. Er
mogen geen TL-buizen noch andere als
storingsbronnen in aanmerking
komende machines aangesloten wor-
den resp. aansluitbaar zijn.
Afb. 1: Minimumafstanden bij de elektrische
installatie
Databusleiding 12 V~
2
cm
Afb. 2: Minimumafstand tot andere elektrische
apparaten
Afb. 3: Elektrisch circuit in de stookruimte
Zekering 16 A
Verwarmingsruimte-
noodschakelaar
Verlichting en
contactdozen alleen
aansluiten op
gescheiden
stroomcircuit!
Warmte-
opwekker
Ruimte-
apparaat
(Ruimte-
apparaten)
Net 230 V
15 cm
40 cm
5
Centraal apparaat
Montage
Alle centrale apparaten zijn geconcipieerd
als inbouwapparaten en worden nadat de
elektrische aansluitingen zijn gerealiseerd
van voor in het betreffende ketelschakel-
veld gezet.
De bevestiging gebeurt met de klok mee
met de beide zijdelingse snelkleminrichtin-
gen (1).
De demontage gebeurt in omgekeerde
volgorde.
Elektrische installatie
De elektrische aansluiting en de verdere
bekabeling naar de regelinrichtingen
gebeurt aan de achterkant van het
apparaat met de vier aansluitcontactstrips
X1, X2, X3 en X4 in het schakelveld (of
meegeleverd) conform de kenmerking in
de gekleurd gemarkeerde aansluitvelden.
Alle aansluitklemmen binnen het blauw
gemarkeerde veld (X1) staan onder
veiligheidskleinspanning en mogen in
geen geval in contact komen met de
netspanning! Gebeurt dit wel, dan
wordt het apparaat onvermijdelijk
onherstelbaar beschadigd en verliest u
elk recht op garantie!
Aansluitklemmen in de rood gemarkeerde
velden (X2...X4) geleiden al naargelang
de versie van het apparaat en de
bedrijfstoestand in principe netspanning.
Meer informatie moet worden afgeleid uit
de documenten van de fabrikant van de
warmteopwekker.
Aansluitbezetting zie volgende bladzijde.
Aanwijzing:
Bij de bedrading van het apparaat moet er
absoluut op worden gelet dat voeler- resp.
databusleidingen en netspanninggeleiden-
de kabels gescheiden worden gelegd.
Het samen leiden van leidingen binnen
een kabel is niet toegelaten. Voeler- en
databusleidingen mogen niet samen met
netleidingen gelegd worden die
elektrische apparaten voeden die niet zijn
ontstoord volgens EN 60555-2.
230 V~
11
6
Elektrische aansluiting
Aansluiting aan netzijde
1 - Uitgang relais warmteopwekker
(leidingsniveau)
2 - Ingang relais warmteopwekker
(leidingsniveau)
3 - Pomp directe groep
4 - Codeerstekker
5 - Waterverwarmerlaadpomp
6 - L 1 / 230 V
7 - Mengerklep 1 OPEN
8 - Mengerklep 1 DICHT
9 - Menggroeppomp 1
10 - Variabele uitgang 1
11 - Variabele uitgang 2
12 - L 1 / 230 V
13 - Mengerklep 2 OPEN
14 - Mengerklep 2 DICHT
15 - Menggroeppomp 2
16 -
17 - Uitgang relais warmteopwekker -
(volgniveau)
18 - Ingang relais warmteopwekker -
(volgniveau)
19 - Bedrijfsurenteller brander -
(volgniveau)
20 - Bedrijfsurenteller brander -
(leidingsniveau)
21 - N / 230 V
22 - L 1 / 230 V
Voeler-/databusaansluiting
23 - GND voor bus en voeler
24 - Databusaansluiting signaal A
25 - Databusaansluiting signaal B
26 - Buitenvoeler
27 - Warmteopwekkervoeler/ketelvoeler
28 - Reservoirvoeler
29 - Toevoervoeler menggroep 1
30 - Variabele ingang 1
31 - Variabele ingang 2
32 - Variabele ingang 3
33 - Toevoervoeler menggroep 2
34 - Collectortoevoervoeler 1)
35 - Zonnereservoirvoeler
36 - Impulsingang
37 - Warmteopwekker-databus A
38 - Warmteopwekker-databus B
Ketelinbouwmontage
zie technische documentatie van de
ketelfabrikant
Wandmontage
zie technische documentatie wandop-
bouwbehuizing THETA WG
1) alleen bij zonnetoepassing
} Netaansluiting
7
Ketelschakelveld
Montage
Het ketelschakelveld is geconcipieerd als
compleet voorgemonteerd inbouwschakel-
veld en wordt nadat de elektrische aan-
sluitingen zijn gerealiseerd van voor in de
betreffende uitsparing van de schakel-
velddrager in de warmteopwekker gezet.
De bevestiging gebeurt met vier plaat-
schroeven.
De demontage gebeurt in omgekeerde
volgorde.
De capillaire voeler van de veiligheids-
temperatuurbegrenzer en de bijhorende
voelers en verbindingskabels moeten in
de voorziene dompelhulzen in de
warmteopwekker gestoken worden.
Opgelet: De capillaire leiding mag in
geen geval geknikt of
beschadigd worden.
Meer informatie moet worden afgeleid uit
de documenten van de warmteopwekker.
Toebehoren op verzoek:
Om de elektrische installatie te verge-
makkelijken staan op verzoek uitzwenk-
hulpen ter beschikking, die zijdelings in
het schakelveld geklikt worden en
verhinderen dat het schakelveld er bij het
openen uitvalt.
Elektrische installatie
De elektrische aansluiting en de verdere
bekabeling naar de regelinrichtingen
gebeurt aan de achterkant van het
apparaat aan de gekleurd gemarkeerde
Rast-5 aansluitcontactstrips.
Klemmen met veiligheidskleinspanning:
Alle aansluitklemmen binnen het blauw
gemarkeerde veld staan onder veilig-
heidskleinspanning en mogen in geen
geval in contact komen met de net-
spanning!
Gebeurt dit wel, dan wordt het apparaat
onvermijdelijk onherstelbaar beschadigd
en verliest u elk recht op garantie!
Aansluitbezetting zie volgende bladzijde.
Klemmen met netspanning:
Aansluitklemmen in de rood gemarkeerde
velden geleiden al naargelang de
uitvoering van het apparaat en de
bedrijfstoestand netspanning.
Aansluitbezetting zie volgende bladzijde.
Aanwijzing:
Bij de bedrading van het apparaat moet er
absoluut op worden gelet dat voeler- resp.
databusleidingen en netspanninggeleiden-
de kabels gescheiden worden gelegd.
Het samen leiden van leidingen binnen
een kabel is niet toegelaten. Voeler- en
databusleidingen mogen niet samen met
netleidingen gelegd worden die
elektrische apparaten voeden die niet zijn
ontstoord volgens EN 60555-2.
230 V~
230 V~
8
Elektrische aansluiting
Aansluiting aan netzijde
01 - Netaansluiting 230V~ +6/-10%, 50 Hz
02 - Veiligheidscircuit 1 (branderlus)
03 - Veiligheidscircuit 2 (branderlus)
04 - Brander 1 (eentraps uitvoering)
05 - Brander 2 (tweetraps uitvoering)
06 - Pomp direct circuit
07 - Waterverwarmerlaadpomp
08 - Mengerverwarmingscircuitpomp 1
09 - Stelaandrijving menger 1
10 - Menggroeppomp 2
11 - Stelaandrijving menger 2
12 - Variabele uitgang 1
Werking volgens opgave
(HYDRAULICA)
13 - Variabele uitgang 2
Werking volgens opgave
(HYDRAULICA)
Voeler-/databusaansluiting
14 - Buitenvoeler
15 - Warmteopwekkervoeler/ketelvoeler
16 - Reservoirvoeler
17 - Toevoervoeler menggroep 1
18 - Toevoervoeler menggroep 2
19 - Variabele ingang 1
20 - Variabele ingang 2
21 - Variabele ingang 3
22 - Collectortoevoervoeler 1)
23 - Zonnereservoirvoeler 1)
24 - Impulsingang
25 - Databusaansluiting T2B
26 - Databusaansluiting RS 485 2)
1) alleen bij zonnetoepassing
2) alleen bij hoogrendementuitvoering
14 15 16 17 19 25 18 22 23 24 5 4 3 2 1
20 21 26 11 10 12 13 9 8 6 7
9
Wandsokkel MS-K
Toepassing:
De wandsokkel MS-K dient om het
centraal apparaat te dragen en wordt
gebruikt bij de wandmontage.
Uitvoering
De wandaansluitsokkel is uitsluitend
voorbereid om het centraal apparaat te
dragen.
Het centraal apparaat is operationeel
nadat het op de basisprintplaat gestoken
en de uitgaande elektrische bedrading
gerealiseerd is.
Montage en elektrische installatie
1- Kabeldoorvoeren volgens aantal en
grootte overeenkomstig de ligging van
het kabelkanaal op de gemarkeerde
plaatsen boven resp. onder uitbreken.
Aanwijzing:
Indien er geen kabelkanaal wordt
gebruikt moet op de plaats van
installatie voor een adequate
trekontlasting van de kabels gezorgd
worden.
2- Arrêteringsschroeven (1) horizontaal
zetten en klemafdekkingen zijdelings
eraf trekken.
3- Wandsokkel met de meegeleverde
schroeven en pluggen op een vlakke
ondergrond niet-trekkend monteren.
Meegeleverde boorsjabloon gebruiken.
4- Elektrische bedrading uitvoeren
conform installatie-uitvoering en
aansluitschema op ommezijde.
De aansluitklemmen van de klem-
blokken X5 en X6 in het linker aansluit-
bereik geleiden veiligheidsklein-
spanning en mogen in geen geval in
contact komen met de netspanning!
Gebeurt dit wel, dan wordt het
apparaat onvermijdelijk onherstelbaar
beschadigd en verliest u elk recht op
garantie!
De aansluitklemmen van de
klemblokken X7 tot X10 in het rechter
aansluitbereik geleiden al naargelang
de uitvoering van het apparaat en de
bedrijfstoestand netspanning.
Bij de aansluiting moet vóór het
inbrengen van de leiding de
activeringshefboom van de
schroefloze klemmen omlaag gedrukt
worden.
5- Zijdelingse klemafdekkingen erop
steken en arteren.
6- Centraal apparaat erin zetten en in
laten klikken onder gelijkmatig
verdeelde druk. De elektrische
verbinding wordt gemaakt via de
busstrip op de grondplaat. Centraal
apparaat met beide zijdelingse
snelkleminrichtingen met de klok mee
arrêteren.
Aanwijzing:
Bij de bedrading van het apparaat moet er
absoluut op worden gelet dat voeler- resp.
databusleidingen en netspanninggeleiden-
de kabels gescheiden worden gelegd.
Leidingen mogen niet samen binnen een
kabel gelegd worden. Evt. moeten kabel-
kanalen met scheidingsbruggen gebruikt
worden.
230 V~
10
Elektrische aansluiting
Aansluitingen aan netzijde
Voeler- en databusaansluitingen Aansluitingen van de brander
T1 Regelaansluiting niveau 1
T2 Regelaansluiting niveau 1
B4 Bedrijfsurenteller niveau 1
B5 Bedrijfsurenteller niveau 2
T6 Regelaansluiting niveau 2
T7 Regelaansluiting niveau 2
T8 Regelaansluiting niveau 2
L1 Net 230 V~ (fase)
N Net 230 V~ (nul)
Pompen en instelorganen
DGP Pomp directe groep
RLP Reservoirlaadpomp
MGP1 Mengercircuitpomp 1
MGP2 Mengercircuitpomp 2
1 m v Stelaandrijving menger 1 (OPEN)
1 m b Stelaandrijving menger 1 (DICHT)
2 m v Stelaandrijving menger 2 (OPEN)
2 m b Stelaandrijving menger 2 (DICHT)
LVA1 Variabele uitgang 1 (fase)
LVA2 Variabele uitgang 2 (fase)
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
N
X7 X8 X9 X10
T2
M
M
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
1
1
MGP2
2
b
LVA2
LVA1
MGP1
1
b
RLP
DGP
L1(Net)
B4
B5
T6
T8
T7
T1
N (Net)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Variabele in
g
an
g
1
Variabele in
g
an
g
2
Warmwaterreservoir
Warmteopwekker
Buiten
Impulsingang
X5 X6
Zonnereservoir
Collectortoevoer
Aanvoer menggroep 2
Variabele in
g
an
g
3
Aanvoer menggroep 1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Warmteopwekker-databus
A B
B - databus - A
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
v
v
11
Ruimtestation
Montageplaats
a – bij gebruik zonder ruimtevoeler
Voorzover de interne ruimtevoeler niet
geactiveerd hoeft te worden kan het
apparaat op elke willekeurige plaats
binnen gemonteerd worden.
b – bij gebruik met ruimtevoeler
Bij geactiveerde ruimtevoeler moet het
apparaat op een hoogte van ca. 1,20–
1,50 m op een neutrale, d.w.z. voor
alle ruimtes representatieve meet-
plaats aangebracht worden. Het is
praktisch om hiervoor een tussenmuur
van de koelste dagverblijfruimte te
kiezen. Om een toereikende
luchtcirculatie aan het ruimtestation te
kunnen garanderen moet dit vrij
hangend aan de muur gemonteerd
worden.
Het apparaat mag niet gemonteerd
worden:
op plaatsen met rechtstreeks invallend
zonlicht (rekening houden met de
zonnestand in de winter).
in de buurt van apparaten die externe
warmte opwekken, zoals televisie-
toestellen, koelkasten, wandlampen,
radiators enz.
aan muren waarachter verwarmings-
resp. warmwaterbuizen of verwarmde
schoorstenen lopen.
– aan ongeïsoleerde buitenmuren.
in hoeken of nissen, rekken of achter
gordijnen (onvoldoende luchtcircula-
tie).
in de buurt van deuren naar
onverwarmde ruimtes (invloed van
externe koude).
op niet afgedichte ingelaten
contactdozen (invloed van externe
koude door schoorsteeneffect in de
installatiebuizen).
in ruimtes waar de radiators geregeld
worden met thermostaatkleppen (we-
derzijdse beïnvloeding).
Montage
Na het losmaken van het bovendeel door
op de vergrendeling te drukken kan de
montageplaat eraf genomen en op de
plaats van montage met de meegeleverde
schroeven en pluggen bevestigd worden.
De databusleiding moet hierbij door de
onderste opening geleid worden.
Aanbevolen aansluitkabel:
J-Y(ST)Y 2 x 0.6 mm2 (2 aders vrij)
Max. kabellengte: 50 m.
Aanwijzing:
Bij nieuwe installaties wordt voor een
verantwoorde kabelinvoer een aparte
inbouwlasdoos, gescheiden van de overige
elektrische installatie, aanbevolen.
vergrendeling
12
Elektrische aansluiting
De 2-aderige databusleiding wordt
aangesloten aan de klemmen A en B van
de 2-polige aansluiting op de
montageplaat. De aansluitingen kunnen
niet verwisseld worden en moeten
overeenkomstig de kenmerking A/B in de
sokkel geïnstalleerd worden. Als de beide
aansluitingen verwisseld worden, dan
verschijnt er evt. niets in het display.
Aansluitsokkel (bovendeel verwijderd)
Na gerealiseerde elektrische aansluiting
wordt het ruimtestation zoals getoond in
de vorige afbeelding vlak ingehangen en
naar beneden geklapt tot hij hoorbaar
inklikt in de wandaansluitsokkel.
Elektrische aansluiting aan de
regelaar
Zie montagehandleiding van het centraal
apparaat.
Databusadressering
De aansluiting van een of meerdere
ruimteapparaten aan het centraal
apparaat gebeurt via een 2-aderige
databusleiding. Aangezien deze
aansluiting altijd parallel op dezelfde
leiding gebeurt, moet de
gegevensoverdracht door dienovereen-
komstig toegekende busadressen gese-
lecteerd worden.
Op dezelfde manier moet bij meerdere
centrale apparaten in de
databusverbinding (b.v. bij uitbreidingen
van het verwarmingscircuit) een selectieve
gegevensuitwisseling van de centrale
apparaten onderling plaats kunnen
vinden, die op dezelfde databusleiding
wordt afgewikkeld.
Om deze redenen krijgen de centrale
apparaten en de ruimteapparaten
zogenaamde busadressen.
Busadres in centraal apparaat
Voorzover er slechts één centraal
apparaat voorhanden is, krijgt deze altijd
het busadres 10. Bij meerdere centrale
apparaten in verbinding (max. vijf) krijgt de
leidingsregelaar die de warmteopwekker
stuurt, het adres 10, de andere regelaars
krijgen na elkaar de busadressen 20, 30,
40 en 50 toegewezen.
Instelling van het busadres in de
regeleenheid
De instelling van het busadres gebeurt na
invoer van de bijhorende installateurcode
in het databusniveau van het betreffende
centrale apparaat (zie Ingebruikname
centraal apparaat).
Busadres in ruimteapparaat
De toewijzing van de busadressen van de
centrale apparaten en van de
busadressen van de ruimteapparaten is
onderworpen aan een strak, vanuit de
fabriek vastgelegd schema conform de
volgende tabel:


Produktspecifikationer

Varumärke: Bulex
Kategori: Temperaturregulator
Modell: Theta

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Bulex Theta ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig




Temperaturregulator Bulex Manualer

Bulex

Bulex Theta Bruksanvisning

10 Augusti 2024

Temperaturregulator Manualer

Nyaste Temperaturregulator Manualer