Hyundai i10 AC3 2021 Bruksanvisning

Hyundai Personbil i10 AC3 2021

Läs nedan 📖 manual på svenska för Hyundai i10 AC3 2021 (496 sidor) i kategorin Personbil. Denna guide var användbar för 11 personer och betygsatt med 4.8 stjärnor i genomsnitt av 6 användare

Sida 1/496
INSTRUCTIEBOEKJE
Bediening
Onderhoud
Technische gegevens
Alle informatie in dit instructieboekje was actueel ten tijde van
publicatie. Door HYUNDAI's streven naar een doorlopende ver-
betering van haar producten behouden wij ons tussentijdse wijzi-
gingen voor.
Dit instructieboekje is van toepassing op alle uitvoeringen van dit
model en bevat beschrijvingen van en uitleg over opties en de
standaarduitrusting.
Hierdoor staan in dit instructieboekje mogelijk zaken beschreven
die niet van toepassing zijn op uw auto.
Er mogen geen aanpassingen aan uw HYUNDAI worden gedaan.
Aanpassingen kunnen de prestaties, veiligheid of levensduur van uw
HYUNDAI in negatieve zin beïnvloeden en kunnen daarnaast in strijd zijn
met de bepalingen van de beperkte garantie. Bepaalde aanpassingen kun-
nen tevens in strijd zijn met de regelgeving van het betreffende ministerie en
andere overheidsinstanties in uw land.
OPMERKING: WIJZIGINGEN AAN UW HYUNDAI
Uw auto is voorzien van elektronisch geregelde brandstofinspuiting en ande-
re elektronische componenten. Als een tweewegradio of mobiele telefoon
niet op de juiste wijze wordt ingebouwd/ aangepast, heeft dat mogelijk een
nadelige invloed op elektronische systemen. We raden u daarom aan de
instructies van de fabrikant van de radio nauwkeurig te volgen of uw
HYUNDAI-dealer te raadplegen over voorzorgsmaatregelen of speciale
instructies met betrekking tot het inbouwen van dergelijke apparatuur.
De auto is uitgerust met een apparaat van het systeem Pan-european eCall
dat de hulpdiensten belt. Elke eigenhandige of ongeautoriseerde inbreuk op
het eCall-systeem, voertuigsystemen of onderdelen daarvan, de installatie
van apparatuur die niet wordt aanbevolen door de autofabrikant en/of door
geautoriseerde HYUNDAI-dealers, kan leiden tot een onjuiste werking (van
het apparaat van) het eCall-systeem, foutieve oproepen, storingen in het
apparaat (in auto's) in het geval van een verkeersongeval of andere onge-
lukken, terwijl u noodhulp nodig hebt.
Dit kan gevaarlijk zijn en uw leven bedreigen!
WAARSCHUWING M.B.T. STEREO
GELUIDSINSTALLATIES
WAARSCHUWING!
ǣINDIEN 9AN TOEPASSINGǤ
In dit instructieboekje vindt u informatie onder de koppen GEVAAR,
WAARSCHUWING, OPMERKING en AANWIJZING.
Deze koppen geven het volgende aan:
GEVAAR
GEVAAR verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet ver-
meden, ernstig letsel tot gevolg zal hebben.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien
niet vermeden, ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
OPMERKING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet
vermeden, licht tot middelzwaar letsel tot gevolg kan hebben.
AANWIJZING
AANWIJZING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet
vermeden, kan leiden tot schade aan de auto.
WAARSCHUWING INZAKE 9EILIGHEID EN
9OERTUIG SCHADE
Inhoudsopgave
Voorwoord
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidssysteem van uw auto
Instrumentenpaneel
Handige functies van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Index
1
2
3
4
5
6
7
8
I
1
1. Een woord vooraf
Voorwoord ............................................................................................................1-2
Hyundai Motor Company ....................................................................................1-2
Gebruik van dit instructieboekje ........................................................................1-3
Veiligheidsmeldingen ..........................................................................................1-3
Vereiste brandstof............................................................................................... 1-5
Benzinemotor .................................................................................................. 1-5
Aanpassingen aan de auto .................................................................................1-8
Inrijprocedure .....................................................................................................1-8
Retourneren van gebruikte auto's (Europa) ......................................................1-8
1-2
Een woord vooraf
EEN WOORD VOORAF
Gefeliciteerd en hartelijk dank voor het kiezen van een HYUNDAI. We vinden het
fijn u te verwelkomen bij de groeiende groep mensen die zich onderscheiden door
HYUNDAI te rijden.We zijn erg trots op de geavanceerde techniek en hoogwaardi-
ge constructie van elke HYUNDAI die we maken.
In dit instructieboekje maakt u kennis met de kenmerken en bediening van uw nieu-
we HYUNDAI. Om vertrouwd te raken met uw nieuwe HYUNDAI en er optimaal van
te genieten, raden we u aan dit instructieboekje zorgvuldig door te lezen alvorens
met uw nieuwe auto te gaan rijden.
In dit instructieboekje staan belangrijke veiligheidsaspecten en instructies die
bedoeld zijn om u vertrouwd te maken met de bedieningselementen en veiligheids-
voorzieningen van uw auto, zodat u veilig met uw auto kunt rijden.
In dit instructieboekje staat ook informatie over onderhoud dat erop is gericht een
veilige bediening van uw auto te mogelijk te maken. We raden u aan alle service en
onderhoud aan uw auto door een officiële HYUNDAI-dealer te laten uitvoeren.
HYUNDAI-dealers zijn toegerust om kwalitatief hoogwaardige service, onderhoud
en overige assistentie te bieden.
Dit instructieboekje hoort bij de auto en moet bewaard worden in de auto, zodat u
het op elk moment kunt raadplegen. Dit instructieboekje moet bij de auto blijven als
u de auto verkoopt, zodat de volgende eigenaar de beschikking heeft over belang-
rijke informatie met betrekking tot de bediening, de veiligheid en het onderhoud.
HYUNDAI MOTOR COMPANY
OPMERKING
Het gebruik van brandstoffen en smeermiddelen van een slechte kwaliteit die
niet aan de HYUNDAIspecificaties voldoen, kan leiden tot ernstige schade
aan de motor en transmissie. Gebruik altijd brandstoffen en smeermiddelen
van hoge kwaliteit die voldoen aan de specificaties die op bladzijde 2-14 in
het hoofdstuk Technische gegevens van de gebruikshandleiding zijn ver-
meld.
Copyright 2020 HYUNDAI Motor Company. Alle rechten voorbehouden. Niets uit
deze uitgave mag worden gereproduceerd, opgeslagen in een systeem voor het
opslaan en terughalen van informatie of verspreid in welke vorm en op welke wijze
dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HYUNDAI Motor
Company.
1-3
01
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructie-
boekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het
complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u
met name de gedeeltes met GEVAAR, WAAR-SCHUWING en OPMERKING door
het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructie-
boekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten
en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vindt u in de inhoudsopgave. Gebruik
de index als u op zoek bent naar een specifiek onderdeel of onderwerp; de index
bestaat uit een alfabetische lijst van alle informatie in dit instructieboekje.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofd-
stuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste
hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
VEILIGHEIDSBERICHTEN
Uw veiligheid, en de veiligheid van anderen, is heel belangrijk. Dit instructieboekje
voorziet u van vele veiligheidsmaatregelen en werkingsprocedures. Deze informa-
tie maakt u attent op mogelijke gevaren die u of anderen kunnen kwetsen, maar
ook schade kunnen aanbrengen aan uw auto.
De waarschuwingen en instructies in dit instructieboekje zijn voor uw veiligheid. Het
niet opvolgen van deze waarschuwingen en instructies kan leiden tot ernstig letsel.
Waarschuwingen en instructies opgenomen in dit instructieboekje zijn er voor uw
veiligheid. Gebrekkige opvolging van de veiligheidswaarschuwingen en instructies
kan leiden tot ernstig letsel of de dood.
1-4
Een woord vooraf
In dit gehele instructieboekje zullen GEVAAR, WAARSCHUWING, OPMERKING,
AANWIJZING en het veiligheidswaarschuwingssymbool worden gebruikt.
Dit is het veiligheidswaarschuwingssymbool. Het wordt gebruikt om u te
waarschuwen voor mogelijk lichamelijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwij-
zingen bij dit symbool op om mogelijk letsel of de dood te voorkomen. Het
waarschuwingssymbool gaat vooraf aan de signaalwoorden GEVAAR,
WAARSCHUWING en OPMERKING.
GEVAAR
GEVAAR verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden, ern-
stig letsel tot gevolg zal hebben.
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet ver-
meden, ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
OPMERKING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
licht tot middelzwaar letsel tot gevolg kan hebben.
AANWIJZING
AANWIJZING verwijst naar een gevaarlijke situatie die, indien niet vermeden,
kan leiden tot schade aan de auto.
1-5
01
VEREISTE BRANDSTOF
Benzinemotor
Loodvrij
Europa
Voor optimale prestaties raden we u aan ongelode benzine te en met een octaan-
getal van RON (Research Octane Number) 95/AKI (Anti Klop Index) van 91 of
hoger. U kunt ook loodvrije benzine tanken met een octaangetal van RON 91-94/
AKI 87-90, maar hierdoor nemen de prestaties van de auto mogelijk enigszins af.
(Gebruik geen brandstof die methanol bevat)
Behalve Europa
Voor optimale prestaties raden we u aan ongelode benzine te en met een octaan-
getal van RON (Research Octane Number) 91/AKI (Anti Klop Index) van 87 of
hoger. (Gebruik geen brandstof die methanol bevat)
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaat-
gassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is
schadelijk voor de katalysatoren de lambdasensor van het motorregelsys-
teem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit andere dan de voorgeschreven brandstofadditieven toe aan de
brandstoftank (We raden u aan een officiële HYUNDAI-dealer te raadplegen
voor meer informatie.)
WAARSCHUWING
 3UREHHUGHWDQNQLHWYHUGHUWHYXOOHQQDGDWKHWYXOSLVWRRODXWRPDWLVFKLV
afgeslagen.
 &RQWUROHHU DOWLMG RI GH WDQNGRS JRHG YDVWJHGUDDLG LV RP PRUVHQ YDQ
brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
1-6
Een woord vooraf
Loodhoudend (indien van toepassing)
In sommige landen moet er loodhoudende benzine worden gebruikt. We adviseren
u contact op te nemen met een officiële HYUNDAI-dealer als u loodhoudende ben-
zine gaat gebruiken.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije
benzine.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel
van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of
mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade
aan het brandstofsysteem, het motormanagementsysteem en het emissieregelsys-
teem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie
wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Gasohol met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine of loodhoudende gasohol.
OPMERKING
Gebruik nooit gasohol die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet
langer wanneer er rijproblemen optreden.
Overige brandstoffen
Het gebruik van brandstofadditieven als:
- Brandstofadditieven met siliconen
- Brandstofadditieven met MMT (mangaan, Mn)
- Brandstofadditieven met ferroceen (op basis van ijzer)
- Andere brandstofadditieven op basis van metalen
kan leiden tot overslaan, slechte acceleratie, afslaan van de motor, schade aan de
katalysator of abnormale corrosie en kan schade aan de motor veroorzaken het-
geen leidt tot een afname van de totale levensduur van de aandrijflijn.
AANWIJZING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van proble-
men met betrekking tot de prestaties van de auto door de toepassing van
deze brandstoffen wordt niet gedekt door de beperkte garantie van uw nieu-
we auto.
1-7
01
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0
volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat
kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvorming of
slecht aanslaan veroorzaken.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van proble-
men met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garan-
tie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of
brandstof die meer dan 15,0% volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl
Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type
brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade
aan het brandstofsysteem, het motormanagementsysteem en het emissieregelsys-
teem veroorzaken.
Brandstofadditieven
HYUNDAI raadt u aan loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van RON
(Research Octane Number) 95/AKI (Anti Klop Index) van 91 of hoger (Europa).
Klanten die niet de beschikking hebben over kwalitatief hoogwaardige benzine
brandstoffen met de juiste additieven wordt geadviseerd om conform het onder-
houdsschema een fles additieven toe te voegen aan de brandstoftank als er proble-
men zijn met het starten of als de motor niet soepel draait (zie hoofdstuk 8 "Normaal
onderhoudsschema").
Uw officiële HYUNDAI-dealer kan u de additieven leveren en kan tevens informatie
verstrekken over het gebruik daarvan. Gebruik nooit meerdere additieven tegelijk.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
 =RUJHUYRRUGDWXZDXWRYROGRHWDDQGHLQGDWODQGJHOGHQGHZHWWHOLMNHYRRUVFKULI-
ten met betrekking tot registratie en verzekering.
 ,QIRUPHHURIGHMXLVWHEUDQGVWRIYHUNULMJEDDULV
1-8
Een woord vooraf
AANPASSINGEN AAN DE AUTO
 (UPRJHQJHHQDDQSDVVLQJHQDDQGH]HDXWRZRUGHQJHGDDQ'RRUDDQSDVVLQ-
gen kunnen de prestaties, de veiligheid of de levensduur van uw auto beïnvloed
worden. Aanpassingen kunnen zelfs in strijd zijn met overheidsbepalingen en
milieuvoorschriften.
Bovendien worden eventuele schade en problemen die door een dergelijke ver-
andering ontstaan, niet gedekt door de garantie.
 $OVXQLHWWRHJHVWDQHHOHNWURQLVFKHDSSDUDWHQJHEUXLNWNDQGHDXWR]LFKDEQRU-
maal gedragen, kan schade aan de bedrading ontstaan, raakt de accu mogelijk
ontladen of is er kans op brand. Voor uw veiligheid raden wij u aan geen ongeau-
toriseerde elektronische apparaten te gebruiken.
INRIJPROCEDURE
U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende
de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw
auto in positieve zin beïnvloeden.
 /DDWGHPRWRUQLHWPHWWHYHHOWRHUHQGUDDLHQ
 +RXGWLMGHQVKHWULMGHQKHWPRWRUWRHUHQWDOWXVVHQGHRPZPLQ
 5LMGQLHWJHGXUHQGHODQJHUHWLMGPHWHHQFRQVWDQWHVQHOKHLG2PGHPRWRUJRHG
in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
 9HUPLMG SORWVHOLQJDIUHPPHQEHKDOYH LQQRRGJHYDOOHQ RPGH RQGHUGHOHQYDQ
het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
RETOURNEREN VAN GEBRUIKTE AUTOŔS ǣEUROPAǤ
HYUNDAI stimuleert een milieuvriendelijke afvoer voor auto’s die aan het einde
van hun levenscyclus zijn gekomen en biedt aan uw auto in te nemen volgens de
richtlijnen van de Europese Unie (EU) voor voertuigen die aan het einde van hun
levenscyclus gekomen zijn.
Gedetailleerde informatie vindt u op de homepage van de Nederlandse HYUNDAI-
importeur.
Overzicht exterieur (I) ........................................................................................2-2
Overzicht exterieur (II) ......................................................................................2-4
Overzicht interieur ............................................................................................2-6
Overzicht dashboard .........................................................................................2-7
Motorruimte ......................................................................................................2-8
Afmetingen ........................................................................................................ 2-11
Motor specificatie .............................................................................................2-11
Wattage gloeilampen ......................................................................................2-12
Banden en wielen ............................................................................................2-13
Airconditioningssysteem .................................................................................2-14
Belastingsindex en snelheidsindex banden ..................................................2-14
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht .........................................................2-15
Inhoud bagageruimte ......................................................................................2-15
Aanbevolen smeermiddelen en hoeveelheden .............................................2-16
Aanbevolen SAE-viscositeitsindex .............................................................. 2-17
Voertuig-identificatienummer (VIN) ..............................................................2-18
Voertuigcertificatielabel ..................................................................................2-18
Bandenspanningslabel .................................................................................... 2-19
Motornummer ..................................................................................................2-19
Label aircocompressor ................................................................................... 2-20
Brandstoflabel ................................................................................................. 2-20
Verklaring van conformiteit .............................................................................2-21
2. Uw auto in één oogopslag
2
2-2
Uw auto in één oogopslag
OVERZICHT E;TERIEUR ǣIǤ
1. Motorkap ..............................................................................................................5-30
2. Koplamp ...............................................................................................................8-53
3. Dagrijverlichting ....................................................................................................8-56
4. Mistlamp vóór*......................................................................................................8-56
5. Banden en wielen ................................................................................................8-31
6. Buitenspiegel ........................................................................................................5-24
7. Voorruitenwisserbladen ........................................................................................8-25
8. Ruiten ..................................................................................................................5-26
*: indien van toepassing
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OAC3019001TU
Vooraanzicht
3RUWLHU
2-3
02
1. Motorkap ..............................................................................................................5-30
2. Koplamp ...............................................................................................................8-53
3. Dagrijverlichting ....................................................................................................8-56
4. Mistlamp vóór*......................................................................................................8-56
5. Banden en wielen ................................................................................................8-31
6. Buitenspiegel ........................................................................................................5-24
7. Voorruitenwisserbladen ........................................................................................8-25
8. Ruiten ..................................................................................................................5-26
*: indien van toepassing
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OAC3N010001TU
Vooraanzicht
1OLQH
2-4
Uw auto in één oogopslag
OVERZICHT E;TERIEUR ǣIIǤ
1. Antenne ................................................................................................................5-90
2. 3RUWLHUVORWHQ .........................................................................................................5-13
3. Tankdopklep .........................................................................................................5-33
4. Derde remlicht ......................................................................................................8-66
5. Achterruitenwisserblad* ........................................................................................8-26
6. Achterklep .............................................................................................................5-31
7. Achteruitrijcamera* ...............................................................................................5-48
8. Kentekenplaatverlichting ......................................................................................8-66
9. Ultrasoonsensoren achter* ...................................................................................5-49
10. Lamp achterlichtunit ...........................................................................................8-64
11. Mistachterlicht .....................................................................................................8-66
12. Achteruitrijlicht ....................................................................................................8-66
* : indien van toepassing
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OAC3019002TU
Achteraanzicht
3RUWLHU
2-5
02
1. Antenne ................................................................................................................5-90
2. 3RUWLHUVORWHQ .........................................................................................................5-13
3. Tankdopklep .........................................................................................................5-33
4. Derde remlicht ......................................................................................................8-66
5. Achterruitenwisserblad* ........................................................................................8-26
6. Achterklep .............................................................................................................5-31
7. Achteruitrijcamera* ...............................................................................................5-48
8. Kentekenplaatverlichting ......................................................................................8-66
9. Ultrasoonsensoren achter* ...................................................................................5-49
10. Lamp achterlichtunit ...........................................................................................8-64
11. Mistachterlicht .....................................................................................................8-66
12. Achteruitrijlicht ....................................................................................................8-66
* : indien van toepassing
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OAC3N010002R
Achteraanzicht
1OLQH
2-6
Uw auto in één oogopslag
OVERZICHT INTERIEUR
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding. OAC3019003TU
3RUWLHUJUHHS ..........................................................................................................5-15
2. Schakelaar spiegelbediening. ..............................................................................5-25
3. Schakelaar ruitbediening .....................................................................................5-26
4. Blokkeerschakelaar ruitbediening ........................................................................5-29
5. Lane Safety-knop .................................................................................................6-62
&RQWUROHV\VWHHP/DJH%DQGHQVSDQQLQJ7306 .............................................7-10
(OHNWURQLVFKHVWDELOLWHLWVUHJHOLQJ(6& ...............................................................6-37
8. Koplampverstelling ...............................................................................................5-43
9. Zekeringkast .........................................................................................................8-40
10. Contactslot ...........................................................................................................6-7
Toets Engine Start/Stop* ....................................................................................6-10
11. Stuurwiel .............................................................................................................5-20
12. Hendel motorkapontgrendeling ..........................................................................5-30
13. Ontgrendelknop tankdopklep .............................................................................5-33
14. Stoelen .................................................................................................................3-4
*: indien van toepassing
2-7
02
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OAC3019004TU
OVERZICHT DASHBOARD
1. Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers ................................. 5-36
2. Schakelaar ruitenwissers
en -sproeiers .........................................5-46
3. Instrumentenpaneel ................................4-2
4. Claxon .................................................5-22
5. Stuurwielbediening audiosysteem ........5-90
6. Cruise controls* ....................................6-83
Schakelaar Manual Speed
Limit Assist* ..........................................6-69
7. Bestuurdersairbag ................................3-43
8. Infotainmentsysteem* ...........................5-90
9. Schakelaar alarmknipperlichten .............7-3
10. Schakelaar centrale de
portiervergrendeling/- ontgrendeling
...5-16
11. Verwarmings- en
ventilatiesysteem* .................... 5-53, 5-62
12. 12V-aansluiting* .................................5-82
Aansteker * ........................................ 5-79
13. Draadloos laadsysteem
mobiele telefoon* ............................... 5-83
14. USB-aansluiting* ................................5-90
15. Stoelverwarming* ...............................3-18
16. Schakelaar stuurwielverwarming* ......5-22
7RHWV,GOH6WRS*R,6*2)) ......6-45
3DUNHHUNQRS .....................................5-52
19. Versnellingspook ...................... 6-15, 6-18
20. Airbag voorpassagier* ........................3-43
21. Dashboardkastje ................................5-78
* : Indien van toepassing
4-6
Instrumentenpaneel
Kilometerteller
OIG046114
De kilometerteller geeft de totale
afstand aan die met de auto is gereden
en dient ook te worden gebruikt om te
bepalen wanneer periodiek onderhoud
nodig is.
Actieradius
OJS048328
 De actieradius is de geschatte
afstand die de auto kan afleggen met
de resterende brandstof.
 Als de geschatte actieradius minder
dan 1 km is, geeft de tripcomputer
"---" weer in plaats van de actieradi-
us.
i Informatie
 $OV GH DXWR QLHW RS HHQ KRUL]RQWDDO
YODNVWDDWRIQDGDWGHDFFXSROHQORV-
JHQRPHQ ]LMQ JHZHHVW NDQ KHW
JHEHXUHQ GDW GH IXQFWLH DFWLHUDGLXV
QLHWJRHGZHUNW
 'H ZHHUJHJHYHQ DFWLHUDGLXV LV HHQ
VFKDWWLQJYDQ GH DIVWDQGGLHPHWGH
DXWRJHUHGHQNDQZRUGHQHQNDQGXV
DIZLMNHQ YDQ GH ZHUNHOLMNH DFWLHUD-
GLXV
 ,QGLHQHUPLQGHUGDQOLWHUEUDQG-
VWRI ZRUGW JHWDQNW ZRUGW GDW QLHW
GRRUGHWULSFRPSXWHUJHUHJLVWUHHUG
 $FWLHUDGLXV ]LMQ VWHUN DIKDQNHOLMN
YDQGHULMRPVWDQGLJKHGHQGHULMVWLMO
YDQGHEHVWXXUGHUHQGHVWDDWYDQGH
DXWR
4-7
04
Transmissie schakelindicator
(indien van toepassing)
Geautomatiseerde handmatige
transmissie schakelindicator
(indien van toepassing)
OTL045132
Deze indicator geeft de huidige inge-
schakelde versnelling aan.
 $FKWHUXLW5
 1HXWUDDOVWDQG1
 5LMGPRGXV'''''
 +DQGPDWLJPRGXV
OIK047141
9HUVFKXLYLQJVLQGLFDWRU3RSXS
De pop-up die de huidige versnellings-
stand aangeeft wordt gedurende onge-
veer 2 seconden weergegeven op het
dashboard bij het schakelen naar ande-
UHVWDQGHQ51'
De pop-upfunctie van de schakelindica-
tor kan worden in- of uitgeschakeld
vanuit de modus Gebruikersinstellingen
op het LCD-display.
4-8
Instrumentenpaneel
Handmatige transmissie schake-
lindicator (indien van toepas-
sing)
OPDE046142
Deze indicator geeft aan in welke ver-
snelling u het beste kunt rijden om
brandstof te besparen.
 2SVFKDNHOHQS2, S3, S4, S5
 7HUXJVFKDNHOHQT1, T2, T3, T4
Bijvoorbeeld
: Geeft aan dat opschakelen naar
de 3e versnelling wenselijk is (de
selectiehendel staat in de 2e of
1e versnelling).
: Geeft aan dat terugschakelen
naar de 3e versnelling wenselijk
is (de selectiehendel staat in de
4e, 5e versnelling).
Waarschuwings- en controle-
lampjes
i Informatie
=RUJ HUYRRU GDW DOOH ZDDUVFKXZLQJV-
ODPSMHV8,7]LMQQDKHWVWDUWHQYDQGH
PRWRU (YHQWXHOH ODPSMHV GLH QRJ
EUDQGHQ NXQQHQ RS HHQ VWRULQJ GXL-
GHQ
Waarschuwings-
lampje Air Bag
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 6 secon-
den branden en gaat dan uit.
 In het geval van een storing in het
656
 In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Waarschuwings-
lampje
veiligheidsgordel
Dit waarschuwingslampje informeert de
bestuurder en voorpassagier dat de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt.
Zie voor meer informatie "Veilig-
heidsgordels” in hoofdstuk 3.
4-9
04
Waarschuwings-
lampje Parkeerrem en
Remvloeistofniveau
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den
- Het blijft aan totdat de parkeerrem
is geactiveerd.
 Wanneer de parkeerrem is geacti-
veerd.
 Wanneer het peil van de remvloeistof
te laag is.
- Als het waarschuwingslampje blijft
branden terwijl de parkeerrem niet
geactiveerd is, kan dit duiden op
een te laag remvloeistofniveau in
het reservoir.
$OVKHWSHLOYDQGHUHPYORHLVWRIWH
ODDJLV
5LMGYRRU]LFKWLJQDDUGHNDQWYDQGH
weg en breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand.
2. Schakel de motor uit en controleer
het remvloeistofpeil direct. Vul indien
nodig remvloeistof bij (Zie voor
meer informatie "Remvloeistof ”
in hoofdstuk 8.) Controleer na het
bijvullen van remvloeistof alle onder-
delen van het remsysteem op lekk-
DJH5LMGQLHWPHWGHDXWRDOVHUHHQ
lekkage is gevonden, als het waar-
schuwingslampje blijft branden of als
de remmen niet goed werken. We
adviseren u de auto te laten contro-
leren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
'XEEHOGLDJRQDDOUHPV\VWHHP
Uw auto is uitgerust met een diagonaal
gescheiden remsysteem. Dat betekent
dat als er in een van de remcircuits een
probleem optreedt, u de auto met het
overgebleven remcircuit tot stilstand
kunt brengen.
Als er een van de remcircuits is uitge-
vallen, wordt de slag van het rempe-
daal groter en moet er meer druk op het
rempedaal worden uitgeoefend om de
auto tot stilstand te brengen.
Verder zal in dat geval de remweg toe-
nemen.
Schakel bij een defect in het remsys-
teem terug om sterker op de motor af te
kunnen remmen en breng de auto op
een veilige plaats tot stilstand.
WAARSCHUWING
Waarschuwingslampje
Parkeerrem en
Remvloeistofniveau
Rijden met een auto waarvan het
waarschuwingslampje brandt, is
gevaarlijk. Als het controlelampje
voor de handrem & de remvloeistof
oplicht met de handrem in ontkop-
pelde toestand, geeft dit aan dat het
peil van de remvloeistof te laag is.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officië-
le HYUNDAI-dealer.
4-10
Instrumentenpaneel
Antiblokkeersysteem
(ABS) Waar-
schuwingslampje
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den branden en gaat dan uit.
 In het geval van een storing in het
ABS (Het normale remsysteem werkt
in dat geval nog wel maar het anti-
blokkeersysteem niet).
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Waarschuwings-
lampje EBD
(Electronic Brake
Force Distribution)
systeem
'H]HWLMGHQVKHWULMGHQWZHHZDDU-
VFKXZLQJVODPSMHVJHOLMNWLMGLJJDDQ
EUDQGHQ
 Wanneer het antiblokkeersysteem en
het remsysteem misschien niet nor-
maal.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Waarschuwingslampje EBD
(Electronic Brake Force
Distribution) systeem
Als het waarschuwingslampje ABS
en het waarschuwingslampje par-
keerrem en remvloeistofniveau
gelijktijdig branden, werkt het rem-
systeem niet normaal en kan er dus
een onverwachte en gevaarlijke situ-
atie ontstaan bij plotseling remmen.
Vermijd in dit geval hard rijden en
plotseling remmen.
We adviseren u de auto te laten zo
snel mogelijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
i Informatie
Waarschuwingslampje EBD
$OV KHW ZDDUVFKXZLQJVODPSMH$%6 DO
GDQ QLHW LQ FRPELQDWLH PHW KHW ZDDU-
VFKXZLQJVODPSMHSDUNHHUUHPHQUHP-
YORHLVWRIQLYHDX EUDQGW ZHUNHQ GH
VQHOKHLGVPHWHU GH NLORPHWHUWHOOHU HQ
GH GDJWHOOHU PRJHOLMN QLHW %RYHQGLHQ
NDQ KHW ZDDUVFKXZLQJVODPSMH (36
JDDQ EUDQGHQ HQ NDQ GH EHQRGLJGH
VWXXUNUDFKWWRHRIDIQHPHQ
,QGDWJHYDODGYLVHUHQZHXGHDXWRWH
ODWHQ]RVQHOPRJHOLMNFRQWUROHUHQGRRU
HHQRIILFLsOH+<81'$,GHDOHU
4-11
04
Elektrische stuurbe-
krachtiging (EPS)
Waarschuwings-
lampje
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den branden en gaat dan uit.
 In het geval van een storing in het
EPS.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Controlelampje
Motormanagement
(MIL)
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den branden en gaat dan uit.
 In het geval van een storing in het
emissieregelsysteem.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING
Rijden met de Controlelampje Motor-
management (MIL) aan, kan schade
berokkenen aan het systeem voor
emissiebeperking wat de rijeigen-
schappen en/of het brandstofver-
bruik kunnen beïnvloeden.
OPMERKING
Wanneer het Controlelampje Motor-
management (MIL) gaat branden,
kan de katalysator beschadigd zijn.
Hierdoor kan het motorvermogen
teruglopen.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten zo snel mogelijk controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
4-12
Instrumentenpaneel
Waarschuwings-
lampje laadsysteem
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Wanneer zich een storing voordoet
met betrekking tot de dynamo of het
elektrische laadsysteem.
$OV]LFKHHQVWRULQJYRRUGRHWPHW
EHWUHNNLQJWRWGHG\QDPRRIKHW
HOHNWULVFKHODDGV\VWHHP
5LMGYRRU]LFKWLJQDDUGHNDQWYDQGH
weg en breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand.
2. Schakel de motor uit en controleer of
de dynamoriem onvoldoende span-
ning heeft of gebroken is.
Als de dynamoriem in orde is,
bevindt het probleem zich in het
laadsysteem.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten zo snel mogelijk controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
Waarschuwings-
lampje oliedruk van
de motor
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Wanneer de oliedruk van de motor
laag is.
$OVGHROLHGUXNYDQGHPRWRUODDJ
LV
5LMGYRRU]LFKWLJQDDUGHNDQWYDQGH
weg en breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand.
2. Controleer het motoroliepeil wan-
neer de motor uit is (Zie voor meer
informatie "Motorolie” in hoofd-
stuk 8). Vul indien nodig olie bij wan-
neer het peil laag is.
Adviseren we u de auto te laten zo
snel mogelijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer als het
waarschuwingslampje na het bijvul-
len blijft branden of als er geen olie
beschikbaar is.
4-13
04
AANWIJZING
 Als de motor niet direct uit wordt
gezet nadat het Oliedruklampje is
gaan branden, kan er ernstige
motorschade ontstaan.
 Wanneer het waarschuwingslamp-
je aan blijft terwijl de motor loopt,
dan betekent dit dat er een groot
probleem kan zijn met de motor,
schade of slechte werking. In dat
geval:
1. De auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats tot stilstand bren-
gen.
2. Controleer het motoroliepeil
wanneer de motor uit is. Vul
indien nodig olie bij tot het juis-
te niveau.
3. Start nogmaals de motor.
Wanneer het waarschuwings-
lampje aan blijft terwijl de motor
loopt, zet dan de motor onmid-
dellijk uit. In dat geval adviseren
we u de auto te laten controle-
ren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Waarschuwings-
lampje motoroliepeil
(indien van toepas-
sing)
Het waarschuwingslampje motoroliepeil
gaat branden wanneer het motoroliepeil
moet worden gecontroleerd.
Controleer als het lampje gaat branden
het motoroliepeil zo snel mogelijk en
vul indien nodig motorolie bij.
Giet de aanbevolen olie voorzichtig in
een trechter. (Hoeveelheid olie: onge-
veer 0,6 - 1,0 l)
Gebruik alleen de voorgeschreven
motorolie. (Zie "Aanbevolen smeer mid-
delen en hoeveelheden" in hoofdstuk 2.)
Vul niet te veel motorolie bij. Zorg
ervoor dat het oliepeil niet boven F
(Full) op de peilstok komt.
i Informatie
 $OVXQDKHWELMYXOOHQYDQPRWRUROLH
HQ KHW ZDUPGUDDLHQ YDQ GH PRWRU
RQJHYHHUaNPULMGWJDDWKHW
ZDDUVFKXZLQJVODPSMHXLW
 =HWKHWFRQWDFWELQQHQVHFRQGHQ
NHHUDDQHQXLWKHWZDDUVFKXZLQJV-
ODPSMH JDDW GDQ RQPLGGHOOLMN XLW
:DQQHHU X HFKWHU KHW ZDDUVFKX-
ZLQJVODPSMHXLW]HW]RQGHUPRWRUROLH
ELM WH YXOOHQ JDDW KHW ODPSMH ZHHU
EUDQGHQQDGDWXQDKHWZDUPGUDDL-
HQ YDQ GH PRWRU RQJHYHHU  a 
NPKHEWJHUHGHQ
4-14
Instrumentenpaneel
AANWIJZING
Als het lampje blijft branden nadat u
motorolie hebt bijgevuld en onge-
veer 50 -100 km hebt gereden nadat
de motor op bedrijfstem-peratuur is
gekomen, raden we u aan het sys-
teem na te laten kijken door een offi-
ciële HYUNDAI-dealer.
Zelfs als het lampje niet gaat bran-
den als de motor is gestart, moet de
motorolie regelmatig worden gecon-
troleerd en bijgevuld.
Waarschuwings-
lampje Laag
Brandstofniveau
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Wanneer de brandstoftank bijna leeg
is.Ga zo snel mogelijk tanken.
AANWIJZING
Doorrijden met een brandend waar-
schuwingslampje voor een laag
brandstofniveau of een lager brand-
stofniveau dan "0" op de brandstof-
meter, kan leiden tot overslaan van
de motor en beschadiging van de
katalysator (indien van toepassing).
Hoofd-
waarschuwings-
lampje
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Wanneer een storing is in een van de
volgende systemen:
- Forward Collision-Avoidance Assist
(FCA) (indien van toepassing)
 5DGDU YDQ )RUZDUG &ROOLVLRQ
Avoidance Assist geblokkeerd
(indien aanwezig)
- Defecte lamp verlichtingssysteem
(indien van toepassing)
- Storing in het HBA (High Beam
Assist) (indien van toepassing)
- Controlesysteem lage banden-
spanning (TPMS) (indien van toe-
passing)
Kijk op het LCD-display voor meer
informatie over de waarschuwing.
4-15
04
Waarschuwings-
lampje Lage
Bandenspanning
(indien van toepas-
sing)
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den branden en gaat dan uit.
 Wanneer een of meer van uw banden
aanzienlijke onderspanning hebben
(De locatie van de te zacht opge-
pompte banden wordt weergegeven
op het LCD-scherm).
Zie voor meer informatie "Banden-
spanningscontrolesysteem
(TPMS)” in hoofdstuk 7.
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHEOLMIW
EUDQGHQQDRQJHYHHUVHFRQGHQ
NQLSSHUHQRIKHUKDDOWKHWNQLSSHUHQ
HQXLWJDDQPHWHHQLQWHUYDOYDQ
RQJHYHHUVHFRQGHQ
 In het geval van een storing in het
TPMS.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten zo snel mogelijk controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
Zie voor meer informatie "Banden-
spanningscontrolesysteem
(TPMS)” in hoofdstuk 7.
WAARSCHUWING
Veilig Stoppen
 Het TPMS waarschuwt niet voor
ernstige en plotselinge schade aan
de banden veroorzaakt door exter-
ne factoren.
 Als de auto instabiel aanvoelt, haal
dan onmiddellijk uw voet van het
gaspedaal, trap het rempedaal
licht in en breng uw auto op een
veilige plaats tot stilstand.
Exhaust Systeem
(GPF) Waar-
schuwingslampjes
(Benzinemotor,
indien van
toepassing)
 'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDWEUDQ-
den, wanneer het verzamelde roet
een bepaalde hoeveelheid bereikt.
 :DQQHHU GLW ZDDUVFKXZLQJVODPSMH
brandt, kan het na het gedurende
ongeveer 30 minuten rijden met het
voertuig met meer dan 80 km/h in
een hogere versnelling dan de 3de
met toerental tussen de 1500 en
4000 rpm worden uitgeschakeld.
Als dit waarschuwingslampje knippert
ondanks de procedure (op dit ogenblik
zal een LCD-waarschuwingsbericht
worden weergegeven), adviseren wij u
om het GPF-systeem te laten controle-
ren door een erkende Hyundai-dealer.
AANWIJZING
Indien u gedurende lange tijd blijft
doorrijden terwijl het GPF-storings
lampje knippert, kan het GPF-
systeem beschadigd raken en het
brandstofverbruik toenemen.
4-16
Instrumentenpaneel
Controlelampje ESC
(Electronic Stability
Control)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den branden en gaat dan uit.
 In het geval van een storing in het
ESC.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
'LWODPSMHNQLSSHUW
 Terwijl het ESC in werking is.
Zie voor meer informatie "Elekt-
ronisch stabiliteitsprogramma
(ESC)" in hoofdstuk 6.
Controlelampje ESC
(Electronic Stability
Control) OFF
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den branden en gaat dan uit.
 Als u het ESC uitschakelt door op de
toets ESC OFF te drukken.
Zie voor meer informatie "Elekt-
ronisch stabiliteitsprogramma
(ESC)" in hoofdstuk 6.
Controlelampje AUTO
STOP (indien van toe-
passing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 :DQQHHU GH PRWRU RYHUJDDW LQ GH
Idle Stop-modus van het ISGsysteem
(Idle Stop & Go).
 $OV GH PRWRU DXWRPDWLVFK ZRUGW
gestart, gaat het controlelampje
AUTO STOP op het instrumentenpa-
neel 5 seconden knipperen.
Zie voor meer informatie “ISG (Idle
Stop & Go) in hoofdstuk 6.
i Informatie
$OV GH PRWRU DXWRPDWLVFK ZRUGW
JHVWDUWGRRUKHW,6*V\VWHHPJDDQHHQ
DDQWDO ZDDUVFKXZLQJVODPSMHV $%6
(6& (6& 2)) (36 RI SDUNHHUUHP
PRJHOLMNHHQSDDUVHFRQGHQEUDQGHQ
'LW ZRUGW YHURRU]DDNW GRRU GH ODJH
DFFXVSDQQLQJ+HWEHWHNHQWQLHWGDWHU
HHQVWRULQJLQKHWV\VWHHP]LW
4-17
04
Controlelampje start-
blokkeer (zonder
smart key) (indien
van toepassing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Als de auto de deblokkeercode van
de sleutel herkent als het contact in
de stand ON wordt gezet.
- Op dat moment kunt u de motor
starten.
- De controlelampje gaat uit nadat de
motor aanslaat.
'LWODPSMHNQLSSHUW
 In het geval van een storing in het
startblokkeersysteem.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Controlelampje
Startblokkeer (met
smart key) (indien
van toepassing)
(indien van toepas-
sing)
'LWFRQWUROHODPSMHOLFKWPD[LPDDO
VHFRQGHQ
 Als de auto de Smart Key in de auto
detecteert als de startknop in de
stand ACC of ON wordt gezet.
- Op dat moment kunt u de motor
starten.
- De controlelampje gaat uit nadat de
motor aanslaat.
'LWFRQWUROHODPSMHNQLSSHUWJHGX-
UHQGHHHQSDDUVHFRQGHQ
 Wanneer de Smart Key zich niet in de
auto bevindt.
- Op dat moment kunt u de motor
niet starten.
'LWFRQWUROHODPSMHOLFKWVHFRQGHQ
RSHQJDDWXLW
 Als Smart Key die zich in de auto en
de Engine Start/Stop knop op ON
staat, maar de auto de smart key
bevindt niet detecteert.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
'LWODPSMHNQLSSHUW
 In het geval van een storing in het
startblokkeersysteem.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
4-18
Instrumentenpaneel
Richtingaanwijzers
'LWODPSMHNQLSSHUW
 Als u de richtingaanwijzers inscha-
kelt.
Als een van de volgende condities zich
voordoen, geeft dit een storing aan in
het richtingaanwijzersysteem.
- Het controlelampje richtingaanwij-
zers knippert niet, maar blijft bran-
den.
- Het controlelampje knippert sneller
dan normaal.
 +HW5LFKWLQJDDQZLM]HUVOLFKWKHOHPDDO
niet op.
Als een van de volgende condities zich
voordoen, wij raden u aan uw auto te
laten nakijken door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Controlelampje
Dimlicht
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Wanneer het dimlicht is ingescha-
keld.
Controlelampje
Grootlicht
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Als het dimlicht is ingeschakeld en
wordt overgeschakeld op grootlicht.
 Wanneer de hendel van de richting-
aanwijzer in de Flash-to-Pass stand
gezet is.
High Beam Assist
(HBA) Controlelampje
(indien van toepas-
sing)
'LWZDDUVFKXZLQJVODPSMHJDDW
EUDQGHQ
 Als het grootlicht is ingeschakeld ter-
wijl de lichtschakelaar in de stand
AUTO staat.
 Als uw auto tegenliggers of voorlig-
gers detecteert, zal het High Beam
Assist het grootlicht automatisch
overschakelen naar dimlicht.
Zie "High Beam Assist (HBA)" in
hoofdstuk 5 voor meer informatie.
Licht AAN
Indicatorlamp
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Als de parkeerverlichting of het dim-
licht wordt ingeschakeld.
Controlelampje
Mistlampen Vóór
(indien van toepas-
sing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Wanneer de mistlampen vóór is inge-
schakeld.
Controlelampje
Mistlampen Achter
(indien van toepas-
sing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Wanneer de mistlampen achter is
ingeschakeld.
4-19
04
Druk rem
(voor geautomatiseer-
de handmatige trans-
missie)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 :DQQHHU X YDQ YHUVQHOOLQJ ZLVVHOW
zonder het rempedaal in te trappen.
 :DQQHHUXGHPRWRUSUREHHUWWHVWDU-
ten zonder het rempedaal in te trap-
pen.
Parkeerrem is
Aangetrokken
(voor geautomatiseer-
de handmatige trans-
missie)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 :DQQHHU GH PRWRU XLW ZRUGW JH]HW
zonder de parkeerrem in te schake-
len. Dit controlelampje licht ca. 5
seconden op en gaat dan uit:
Controlelampje
Cruise (indien van
toepassing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Wanneer het cruise control-systeem
is ingesteld.
Zie voor meer informatie "Cruise
Control Systeem” in hoofdstuk 6.
Controlelampje snel-
heidsbegrenzer
(indien van toepas-
sing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 $OV GH VQHOKHLGVEHJUHQ]HU LV LQJH-
schakeld.
Zie "Manual Speed Limit Assist
(MSLA)" of "Intelligent Speed Limit
Warning" in hoofdstuk 6 voor meer
informatie.
Type A
Type A
Type B
Type B
4-20
Instrumentenpaneel
Forward Collision-
Avoidance Assist
Waarschuwings-
lampjes (indien van
toepassing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 Als het contact of de Engine Start/
Stop-knop in de stand ON wordt
gezet.
- Het lampje blijft ongeveer 3 secon-
den branden en gaat dan uit.
 In het geval van een storing in het
FCA.
In dat geval adviseren we u de auto te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie "Forward Collision-Avoidance
Assist (FCA)" in hoofdstuk 6 voor
meer informatie.
Controlelampje Lane
Keeping Assist
(indien van toepas-
sing)
'LWODPSMHJDDWEUDQGHQ
 [Groen] Er wordt aan de voorwaar-
den voor de werking van het systeem
voldaan.
 [Wit] Er wordt niet aan de voorwaar-
den voor de werking van het systeem
voldaan.
 [Geel] In het geval van een storing in
het Lane Keeping Assistsysteem.
In dat geval adviseren we u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie “Lane Keeping Assist (LKA)”
in hoofdstuk 6 voor meer infor-
matie.
Meldingen LCD-display
Smart Key niet in auto
(auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als u met het contact in
stand ACC of ON het portier opent of
sluit terwijl de Smart Key zich niet in de
auto bevindt. Er klinkt een waarschu-
wingsgeluid als u het portier sluit terwijl
de Smart Key zich in de auto bevindt.
De melding attendeert u erop dat u
altijd de Smart Key bij u moet hebben.
Smart Key niet gevonden
(auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als u de Engine Start/
Stop-knop indrukt terwijl de Smart Key
niet is gedetecteerd.
Druk op “START” met Smart Key
(auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als u de Engine Start/
Stop-knop indrukt terwijl de melding
"Key not detected (Smart Key niet
gevonden)" wordt weergegeven.
Het controlelampje startblokkeer-sys-
teem gaat dan knipperen.
Batterij Smart Key bijna leeg
(auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als bij het in de stand
OFF zetten van het contact de batterij
van de Smart Key bijna leeg is.
4-21
04
Druk rem in voor starten motor
(auto's met Smart Key-systeem
en geautomatiseerde handmati-
ge transmissie)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de Engine Start/Stop-
knop tweemaal naar de stand ACC
gaat doordat u herhaaldelijk op de knop
drukt zonder het rempedaal in te trap-
pen.
Zorg ervoor dat u altijd de Smart Key bij
u hebt als u probeert de auto te starten.
Druk koppeling in voor starten
(auto's met Smart Key-systeem
en handmatige transmissie)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de Engine Start/Stop-
knop in ACC-stand staat tweemaal,
door de knop herhaaldelijk in te druk-
ken zonder de koppelingspedaal in te
drukken.
Druk het koppelingspedaal in om de
motor te starten.
Druk nogmaals op Start
(auto's met Smart Key-systeem)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de motor niet gestart
wordt terwijl u de startknop indrukt.
Probeer de motor in dat geval te starten
door nogmaals op de startknop te druk-
ken.
Als het waarschuwingsmelding wordt
gaat branden telkens wanneer u de
Engine Start/Stop-knop indrukt, raden
wij u aan de auto te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
Kies N voor starten motor
(auto's met Smart Key-systeem
en geautomatiseerde handmati-
ge transmissie)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als u probeert de motor
te starten terwijl de selectie knop drukt
niet in stand N (neutraal) staat.
i Informatie
8NXQWGHPRWRUVWDUWHQDOVGHVHOHFWLH-
KHQGHOLQVWDQG11HXWUDDOVWDDW
Controleer zekering "BRAKE
SWITCH" (auto's met Smart Key-
systeem en Geautomatiseerde
handmatige transmissie)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de remlichtzekering is
doorgebrand.
U moet de zekering door een nieuw
exemplaar vervangen. Als het niet
mogelijk is, kunt u de motor starten
door de toets Engine Start/Stop in
stand ACC 10 seconden ingedrukt te
houden.
4-22
Instrumentenpaneel
Portier, motorkap, achterklep
open
OAC3059001TU
Deze waarschuwing wordt weergege-
ven om aan te geven dat een van de
portieren, de motorkap of de achterklep
geopend is.
OPMERKING
Controleer, voordat u gaat rijden, of
de portieren/ motorkap/achterklep
geheel gesloten zijn. Controleer of er
geen waarschuwingslampje voor
een open portier/kap/achterklep
oplicht of een bericht weergegeven
wordt op het instrumentenpaneel.
Schakel "ZEKERING
SCHAKELAAR"
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de zekeringsschake-
laar die zich in de zekeringkast onder
het stuurwiel bevindt, uitgeschakeld is.
U de zekeringschakelaar moet inscha-
kelen.
Zie voor meer informatie "Zeke-
ringen” in hoofdstuk 8.
4-23
04
Lage bandenspanning (indien
van toepassing)
OAC3079033TU
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de bandenspanning
te laag is. Aangegeven wordt in welke
band de spanning te laag is.
Zie voor meer informatie "Banden-
spanningscontrolesysteem
(TPMS)” in hoofdstuk 7.
Stuurwielverwarming Uit (indien
van toepassing)
Deze melding wordt weergegeven als
de stuurwielverwarming ongeveer 30
minuten na het inschakelen automa-
tisch zal worden uitgeschakeld.
Zie "Stuurwielverwarming" in
hoofdstuk 5 voor meer informatie.
Lage Brandstof
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de brandstoftank
bijna leeg is.
Als deze melding weergegeven wordt,
gaat waarschuwingslampje laag brand-
stofniveau in het instrumentenpaneel
branden.
Geadviseerd wordt het dichtstbijzijnde
tankstation te bezoeken en zo snel
mogelijk te tanken.
4-24
Instrumentenpaneel
Oliepeil laag (indien van toepas-
sing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als het motoroliepeil
moet worden gecontroleerd.
Controleer als deze waarschuwings-
melding wordt weergegeven zo snel
mogelijk het motoroliepeil en vul indien
nodig motorolie bij.
Giet de aanbevolen olie voorzichtig in
een trechter. (Hoeveelheid olie: onge-
veer 0,6 - 1,0 l)
Gebruik alleen de voorgeschreven
motorolie. (Zie "Aanbevolen smeer mid-
delen en hoeveelheden" in hoofdstuk 8.)
Vul niet te veel motorolie bij. Zorg
ervoor dat het oliepeil niet boven F
(Full) op de peilstok komt.
AANWIJZING
Als deze melding weergegeven
wordt nadat u motorolie hebt bijge-
vuld en ongeveer 50 -100 km hebt
gereden nadat de motor op bedrijf-
stem-peratuur is gekomen, raden we
u aan het systeem na te laten kijken
door een officiële HYUNDAI-dealer.
Motor is oververhit
(indien van toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de koelvloeistoftem-
peratuur hoger is dan 120°C. Dit bete-
kent dat de motor oververhit is en
beschadigd kan geraken.
Raadpleeg "Oververhitting" in
hoofdstuk 7 wanneer de motor
oververhit raakt.
Controleer koplamp (indien van
toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als de koplampen niet
goed werken.
Verder wordt er, als een specifieke lamp
(richtingaanwijzer, enz.) niet werkt, een
waarschuwingsmelding weergegeven
voor die specifieke lamp (richtingaanwij-
zer, enz.). Mogelijk moet de desbetref-
fende gloeilamp worden vervangen.
Zorg ervoor dat de doorgebrande lamp
vervangen wordt door een nieuwe met
dezelfde wattage.
Controleer remlicht (indien van
toepassing)
Deze waarschuwing wordt weergege-
ven als de remlichten niet goed werken.
Er moet wellicht een lamp worden ver-
vangen.
Zorg ervoor dat de doorgebrande lamp
vervangen wordt door een nieuwe met
dezelfde wattage.
4-25
04
Controleer HBA (High Beam
Assist) systeem (indien van toe-
passing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als er een probleem is
met de High Beam Assistsysteem. We
adviseren u de auto te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
Zie "High Beam Assist (HBA)" in
hoofdstuk 5 voor meer informatie.
Controleer het Forward Safety-
systeem (indien van toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als er een probleem is
met het Forward Collision-Avoidance
Assistsysteem. We adviseren u de auto
te laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie "Forward Collision-Avoidance
Assist (FCA)" in hoofdstuk 6 voor
meer informatie.
Controleer DAW (Waarschuwing
oplettendheid bestuurder) sys-
teem (indien van toepassing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als er een probleem is
met het Driver Attention Warning-
systeem. We adviseren u de auto te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Zie "Waarschuwing oplettend-
heid bestuurder (Driver Attention
Warning) (DAW)" in hoofdstuk 6
voor meer informatie.
Controleer (LKA) Lane Keeping
Assist-systeem (indien van toe-
passing)
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven als er een probleem is
met het Lane Keeping Assistsysteem.
We adviseren u de auto te laten contro-
leren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Zie “Lane Keeping Assist (LKA)”
in hoofdstuk 6 voor meer infor-
matie.
Controleer uitlaatsysteem
(indien van toepassing)
Deze waarschuwing licht op wanneer
er zich een storing voordoet met betrek-
king tot het GPF-systeem. Het GPF
waarschuwingslampje knippert gelijktij-
dig.
In dat geval, adviseren we u het GPF-
systeem te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
GPF: Benzineroetfilter
Zie "Waarschuwingslampje" in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
4-26
Instrumentenpaneel
LCDǘDISPLAY
Bediening LCD-display
De instellingen van het LCD-display kunnen worden gewijzigd met de bedieningstoet-
sen.
(1) : Toets MODE voor het selecteren van modi
(2) , 9(53/$$76GHVFKDNHODDUYRRUKHWZLM]LJHQYDQLWHPV
2.6(/(&75(6(7NQRSYRRUKHWLQVWHOOHQRIKHWRSQLHXZLQVWHOOHQYDQKHWJHVH-
lecteerde item
OAC3059002TU
4-27
04
Modi LCD-display
Menu
Tripcomputer Rijbegeleiding Gebruikersins-
tellingen Master
Waarschuwing
Omhoog/omlaag
Brandstofverbruik 5LMEDDQYHLOLJKHLG Bestuurdershulp
De hoofdwaarschu-
wingsmodus geeft
waarschuwingsberich-
ten weer die betrekking
hebben op de auto
wanneer een of meer
systemen niet normaal
functioneren.
Portier
Cumulatieve informatie Waarschuwing oplet-
tendheid bestuurder Verlichting
Convenience [Handig]
5LWLQIRUPDWLH
Intelligent Speed Limit
Warning
Onderhoudsinterval
Andere toepassingen
Digitale Snelheidsmeter Taal
5HVHWWHQ
Transmissie
De gegeven informatie kan verschillen, afhankelijk van welke functies van toepassing zijn op uw auto.
4-28
Instrumentenpaneel
Tripcomputer modus
OAC3069038TU
In de tripcomputer-modus wordt infor-
matie weergegeven met betrekking tot
de parameters tijdens het rijden, waar-
onder brandstofverbruik, dagteller
informatie en rijsnelheid.
Zie "Tripcomputer" in dit hoofd-
stuk voor meer informatie.
Rijhulpmodus
OAC3069013TU
/.$'$:,6/:
Deze modus toont de status van de
Lane Keeping Assist, Driver Attention
Warning en Intelligent Speed Limit
Warning.
Zie de desbetreffende systemen in
hoofdstuk 6 voor meer informatie.
Master Waarschuwing modus
OAC3069028TU
Dit waarschuwingslampje informeert de
bestuurder over de volgende situaties.
- Forward Collision-Avoidance Assist
(FCA) (indien van toepassing)
 5DGDU YDQ )RUZDUG &ROOLVLRQ
Avoidance Assist geblokkeerd (indien
aanwezig)
- Defecte lamp verlichtingssysteem
(indien van toepassing)
- Storing in het HBA (High Beam
Assist) (indien van toepassing)
- Controlesysteem lage bandenspan-
ning (TPMS) (indien van toepassing)
Het hoofdwaarschuwingslampje gaat
branden als een of meer van de boven-
staande waarschuwingssituaties zich
voordoen.
Op dit moment verschijnt er naast het
pictogram van de gebruikersinstellin-
gen ( ) op het LCD-display een picto-
gram van de hoofdwaarschuwing ( ).
Als de waarschuwingssituatie is opge-
lost, wordt het hoofdwaarschuwings-
lampje uitgeschakeld en verdwijnt het
hoofdwaarschuwingspictogram.
4-29
04
Modus Gebruikersinstellingen
Via deze modus kunt u de instellingen
met betrekking tot het instrumentenpa-
neel, de portieren, de verlichting, enz.
wijzigen.
1. Bestuurdershulp
2. Verlichting
3. Portier
4. Convenience [Handig]
5. Onderhoudsinterval
6. Andere Toepassingen
7. Taal
5HVHWWHQ
De gegeven informatie kan ver-
schillen, afhankelijk van welke
functies van toepassing zijn op
uw auto.
,QVWHOOLQJHQEHVFKLNEDDUQDLQVFKD-
NHOHQSDUNHHUUHP
Deze waarschuwingsmelding wordt
weergegeven wanneer u tijdens het rij-
den selecteren een item uit de modus
Gebruikersinstellingen probeert.
Voor de veiligheid, verander de gebrui-
kersinstellingen pas na het parkeren
van de auto, gebruik de handrem en op
de toets P (parkeren) drukt.
6QHOOHKDQGOHLGLQJ+HOS
Deze modus biedt korte handleidingen
voor de systemen in de modus
Gebruikersinstellingen.
Selecteer een item en houd de toets
OK ingedrukt.
Raadpleeg het instructieboekje
voor meer informatie over elk sys-
teem.
4-30
Instrumentenpaneel
%HVWXXUGHUVKXOS
Onderwerpen Toelichting
5LMEHJHOHLGLQJ
6/:6SHHG/LPLW:DUQLQJ
In- en uitschakelen van de Intelligent Speed Limit Warning Speed-functie
(ISLW).
Zie "Intelligent Speed Limit Warning (ISLW)" in hoofdstuk 6 voor meer
informatie.
Timing van de
waarschuwing
1RUPDDO/DDW
Instellen van de timing van de waarschuwing voor het rijbegeleidingssys-
teem.
DAW
(Waarschuwing
oplettendheid
bestuurder)
/HDGLQJ9HKLFOH'HSDUWXUH$OHUWV\VWHHP
In- en uitschakelen van Leading Vehicle Departure Alert.
:DDUVFKXZLQJYRRUVOLQJHUHQ
Het instellen van de eigenschappen van het Driver Attention Warning.
Zie "Waarschuwing oplettendheid bestuurder (Driver Attention
Warning) (DAW)" in hoofdstuk 6 voor meer informatie.
Kop-
staartveiligheid
$FWLHYHKXOS,QGLHQJHVHOHFWHHUGFRQWUROHHUWKHWV\VWHHPGHDXWRHQJHHIW
het een waarschuwing wanneer een botsing wordt gedetecteerd.
$OOHHQZDDUVFKXZLQJ,QGLHQJHVHOHFWHHUGJHHIWKHWV\VWHHPHHQZDDU-
schuwing wanneer een botsing wordt gedetecteerd.
2II8LW6FKDNHOWKHWV\VWHHPXLW
Zie "Forward Collision-Avoidance Assist (FCA)" in hoofdstuk 6 voor
meer informatie.
5LMEDDQYHLOLJKHLG
/.$/DQH.HHSLQJ$VVLVW,QGLHQJHVHOHFWHHUGFRQWUROHHUWKHWV\VWHHPGH
auto en geeft het een waarschuwing wanneer de auto de rijstrook verlaat.
:DDUVFKXZLQJVV\VWHHPYRRU/':KHWRQEHGRHOGYHUODWHQYDQGHULM-
strook): Indien geselecteerd, geeft het systeem een waarschuwing wan-
neer de auto de rijstrook verlaat.
2II8LW'HDFWLYHHUWKHW/.$V\VWHHP
Zie “Lane Keeping Assist (LKA)” in hoofdstuk 6 voor meer informatie.
9HUOLFKWLQJ
Onderwerpen Toelichting
Eén druk richtin-
gaanindicator
2II8LW'HppQGUXNULFKWLQJDDQZLM]HUIXQFWLH]DOZRUGHQJHGHDFWLYHHUG
)OLWVHQ'HULFKWLQJDDQZLM]HUV]XOOHQRINHHUNQLSSHUHQZDQ-
neer de hendel van de richtingaanwijzers lichtjes wordt bewogen.
Zie voor meer informatie "Verlichting” in hoofdstuk 5.
Follow me home
verlichting In- en uitschakelen van de follow me home-functie.
Zie voor meer informatie "Verlichting” in hoofdstuk 5.
HBA (High Beam
Assist) In- en uitschakelen van de High Beam Assist.
Zie "High Beam Assist (HBA)" in hoofdstuk 5 voor meer informatie.
4-31
04
3RUWLHU
Onderwerpen Toelichting
Automatische
vergrendeling
2II8LW'HFHQWUDOHYHUJUHQGHOLQJZRUGWXLWJHVFKDNHOG
,QVFKDNHOHQRSVQHOKHLG$OOHSRUWLHUHQZRUGHQDXWRPDWLVFKYHUJUHQGHOG
als een snelheid van 15 km/h (9.3 mph) wordt bereikt.
Auto
Ontgrendelen
2II8LW'HFHQWUDOHRQWJUHQGHOLQJZRUGWXLWJHVFKDNHOG
$XWRXLWDDQVOHXWHOHUXLW$OOHSRUWLHUHQZRUGHQDXWRPDWLVFKRQWJUHQGHOG
als de contactsleutel uit het contactslot wordt verwijderd of als de Engine
Start/Stop-knop in de stand OFF wordt gezet.
Ú De gegeven informatie kan verschillen, afhankelijk van welke functies van toe-
passing zijn op uw auto.
+DQGLJ
Onderwerpen Toelichting
Draadloze
laadsysteem In- en uitschakelen van de draadloze laadsysteem op de voorstoel.
Zie voor meer informatie "Draadloze laadsysteem” in hoofdstuk 5.
Versnellingsstand
Pop-up In- en uitschakelen van de pop-up voor de ingeschakelde versnelling.
Indien geactiveerd wordt de schakelstand weergegeven op het LCD-display.
Ijzige weg
Waarschuwing Als deze optie wordt aangevinkt, wordt het Waarschuwing voor ijs op weg
geactiveerd.
Ú De gegeven informatie kan verschillen, afhankelijk van welke functies van toe-
passing zijn op uw auto.
4-32
Instrumentenpaneel
2QGHUKRXGVLQWHUYDO
Onderwerpen Toelichting
Inschakelen ser-
vice-interval In- en uitschakelen van de onderhoudsintervalfunctie.
Stel interval in Als het service-intervalmenu geactiveerd is kunt u het tijdstip en de afstand
instellen.
Als het service-intervalmenu geactiveerd is en het tijdstip en de afstand ingesteld
zijn, worden er meldingen weergegeven in de volgende situaties, elke keer als het
contact in stand ON gezet wordt.
- Onderhoud over: Wordt weergegeven om de bestuurder te informeren over het
aantal kilometers en het aantal dagen totdat er onderhoud moet worden uitge-
voerd.
- Onderhoud vereist: Wordt weergegeven als het aantal kilometers en het aantal
dagen bereikt of verstreken zijn.
i Informatie
2QGHUGHYROJHQGH RPVWDQGLJKHGHQLVKHW PRJHOLMNGDWKHWDDQWDO NPRIGDJHQ
QLHWFRUUHFWZRUGWZHHUJHJHYHQ
 1DKHWORVQHPHQHQZHHUDDQVOXLWHQYDQGHDFFXNDEHOV
 1DKHWXLWVFKDNHOHQHQZHHULQVFKDNHOHQYDQGH]HNHULQJVFKDNHODDU
 1DGDWGHDFFXRQWODGHQLVJHZHHVW
Ú De gegeven informatie kan verschillen, afhankelijk van welke functies van toe-
passing zijn op uw auto.
4-33
04
$QGHUH7RHSDVVLQJHQ
Onderwerpen Toelichting
Brandstofverbruik
Autoreset
2II+HWJHPLGGHOGHEUDQGVWRIYHUEUXLNZRUGWQLHWQDHONHWDQNEHXUWDXWR-
matisch gereset.
1D$XWRDDQ$OVGHPRWRUWHQPLQVWHXXUXLWJHVFKDNHOGLVJHZHHVW
wordt het gemiddelde brandstofverbruik automatisch gereset.
1DWDQNHQ+HWJHPLGGHOGHEUDQGVWRIYHUEUXLNZRUGWDXWRPDWLVFKJHUHVHW
nadat er ten minste 6 liter (1.6 gallons) brandstof is getankt en de rijsnel-
heid hoger is dan 1 km/h (1 mph).
Zie "Tripcomputer" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
Snelheidsmeter
Eenheid Selecteren van de snelheidsmeter en kilometerteller.
.PK03+
Brandstofverbruik
Eenheid Selecteren van de eenheid voor brandstofverbruik.
NP//NPRI86JDOORQ8.JDOORQ
Temperatuur-
eenheid Selecteren van de eenheid voor temperatuur.
&)
7DDO
Onderwerpen Toelichting
Taal Om taal te selecteren.
5HVHWWHQ
Onderwerpen Toelichting
5HVHWWHQ U kunt de menu's resetten in de modus Gebruikersinstellingen. Alle menu's
in de modus Gebruikersinstellingen worden gereset naar de fabrieksinstel-
lingen, met uitzondering van taal en onderhoudsinterval.
Ú De gegeven informatie kan verschillen, afhankelijk van welke functies van toe-
passing zijn op uw auto.
4-34
Instrumentenpaneel
Tripcomputer
De boordcomputer voorziet de bestuur-
der via een display van informatie over
de rit.
i Informatie
%HSDDOGH ULM LQIRUPDWLH GLH GRRU GH
WULSFRPSXWHU LV RSJHVODJHQ ELMYRRU-
EHHOGGHJHPLGGHOGHULMVQHOKHLGZRUGW
JHUHVHWDOVGHDFFXZRUGWORVJHNRSSHOG
Tripmodi
Brandstofverbruik
*HPLGGHOG%UDQGVWRIYHUEUXLN
$FWXHHO%UDQGVWRIYHUEUXLN
Cumulatieve informatie
'DJWHOOHU
*HPLGGHOG%UDQGVWRIYHUEUXLN
9HUVWUHNHQ7LMG
Ritinformatie
'DJWHOOHU
*HPLGGHOG%UDQGVWRIYHUEUXLN
9HUVWUHNHQ7LMG
Digitale Snelheidsmeter
Transmissie
(indien van toepassing)
4-35
04
Type A
OQX069060L
Type B
Druk de toets " , " op het stuurwiel in
om de modus van de tripcomputer te
wijzigen.
Brandstofverbruik
OAC3069039TU
*HPLGGHOGEUDQGVWRIYHUEUXLN
 Het gemiddelde brandstofverbruik
wordt berekend op basis van de tota-
le gereden afstand en het totale
brandstofverbruik sinds het gemid-
delde brandstofverbruik voor het
laatst gereset werd.
 Het gemiddelde brandstofverbruik
kan zowel handmatig als automatisch
gereset worden.
Handmatig resetten
Om het gemiddelde brandstofverbruik
handmatig te wissen, druk langer dan 1
seconde op de [OK] knop op het stuur-
wiel wanneer het gemiddelde brand-
stofverbruik wordt weergegeven.
Automatisch resetten
Om het gemiddelde brandstofverbruik
sinds het tanken automatisch te reset-
ten, selecteer "Brandstofverbruik
modus "Na het tanken" in het menu
"Gebruikersinstellingen" op het LCD-
display.
- Na Auto aan: Het gemiddelde brand-
stofverbruik wordt automatisch gere-
set als er 4 uur verstreken zijn nadat
de motor UIT gezet is.
- Na tanken: Het gemiddelde brand-
stofverbruik wordt automatisch gere-
set als er harder dan 1 km/h gereden
wordt nadat er ten minste 6 liter
brandstof is getankt.
i Informatie
(UPRHWPLQLPDDOPPHWGHDXWR
JHUHGHQ ]LMQ QDGDW KHW FRQWDFW $$1
JH]HWLVYRRUGDWKHWJHPLGGHOGHEUDQG-
VWRIYHUEUXLNRSQLHXZZRUGWEHUHNHQG
Actueel Brandstofverbruik (2)
 Deze modus geeft bij een rijsnelheid
van ten minste 10 km/h het brand-
stofverbruik over de laatste paar
seconden weer.
4-36
Instrumentenpaneel
Display cumulatieve informatie
OAC3069041TU
Dit display toont de totale gereden
afstand (1), het totale gemiddelde
brandstofverbruik (2) en de totale reis-
duur (3).
De informatie wordt accumuleren vanaf
de laatste reset.
Houd om de informatie handmatig te
resetten de knop OK ingedrukt terwijl u
de cumulatieve ritinformatie bekijkt De
gereden afstand, het gemiddelde
brandstofverbruik en de totale reisduur
worden gelijktijdig gereset.
De cumulatieve ritinformatie loopt door
als de motor draait (bijvoorbeeld als u
in de file staat of wacht bij een ver-
keerslicht).
i Informatie
(UPRHWPLQLPDDOPPHWGHDXWR
JHUHGHQ ]LMQ QDGDW KHW FRQWDFW $$1
JH]HWLVYRRUGDWKHWJHPLGGHOGHEUDQG-
VWRIYHUEUXLNRSQLHXZZRUGWEHUHNHQG
Display Ritinformatie
OAC3069040TU
Dit display toont de gereden afstand
(1), het gemiddelde brandstofverbruik
(2) en de totale reisduur (3).
De informatie wordt gecombineerd voor
elke ontstekingscyclus. Echter, als de
motor echter ten minste 4 uur uitge-
schakeld is geweest, wordt het scherm
5LWLQIRUPDWLHJHUHVHW
Om de informatie handmatig te reset-
ten, houdt u de knop OK ingedrukt tij-
GHQVKHWEHNLMNHQYDQGH5LWLQIRUPDWLH
De gereden afstand, het gemiddelde
brandstofverbruik en de totale reisduur
worden gelijktijdig gereset.
De ritinformatie loopt door als de motor
draait (bijvoorbeeld als u in de file staat
of wacht bij een verkeerslicht).
4-37
04
i Informatie
(UPRHWPLQLPDDOPPHWGHDXWR
JHUHGHQ ]LMQ QDGDW KHW FRQWDFW $$1
JH]HWLVYRRUGDWKHWJHPLGGHOGHEUDQG-
VWRIYHUEUXLNRSQLHXZZRUGWEHUHNHQG
Digitale snelheidsmeter
OAC3069042TU
Deze boodschap geeft de snelheid van
de auto aan (km/u, MPH).
Transmissie
(indien van toepassing)
OAC3069029TU
Deze modus geeft de temperatuur van
de geautomatiseerde handmatige
transmissie weer.
Zie voor meer informatie "Geauto-
matiseerde handmatige transmis-
sie (AMT)” in hoofdstuk 6.
Toegang tot uw auto ........................................................................................5-4
Afstandsbediening .........................................................................................5-4
Voorzorgsmaatregelen voor de afstandsbediening ...................................5-6
Smart Key ........................................................................................................5-7
Voorzorgsmaatregelen voor de Smart Key .................................................5-11
Startblokkeersysteem ..................................................................................5-12
Sloten ................................................................................................................5-14
Portiersloten van buitenaf vergrendelen/ontgrendelen ...........................5-14
Portiersloten van binnenuit ........................................................................5-16
Portier vergendel/ontgrendel-functies ......................................................5-17
Kinderslot op portierslot achter .................................................................5-18
Het vergrendelen van de deur in geval van nood ......................................5-18
Antidiefstalsysteem ........................................................................................5-19
Stuurwiel .........................................................................................................5-20
Elektrische stuurbekrachtiging (EPS) ........................................................5-20
Kantelbesturing / Telescoopbesturing .......................................................5-21
Stuurwielverwarming .................................................................................. 5-22
Claxon........................................................................................................... 5-22
Spiegels .......................................................................................................... 5-23
Binnenspiegel .............................................................................................. 5-23
Buitenspiegel .............................................................................................. 5-24
Ruiten ..............................................................................................................5-26
Elektrisch bedienbare ruiten ......................................................................5-26
Exterieur ........................................................................................................... 5-31
Motorkap .......................................................................................................5-31
Achterklep ................................................................................................... 5-32
Tankdopklep ................................................................................................5-34
Verlichting ........................................................................................................5-37
Exterieurverlichting......................................................................................5-37
Interieurverlichting......................................................................................5-45
Ruitenwissers en ruitensproeiers .................................................................5-47
Ruitenwissers voor ...................................................................................... 5-47
Ruitensproeier voorruit ...............................................................................5-48
Schakelaar achterruitenwisser en -sproeier ............................................5-48
Rear View Monitor (RVM) ..............................................................................5-49
5. Handige functies van uw
auto
5
5
Parking Distance Warning-systeem (achteruit) (PDW) ..............................5-50
Verwarmings- en ventilatiesysteem, handbediend ....................................5-54
Verwarming en airconditioning..................................................................5-55
Werking systeem .........................................................................................5-59
Onderhoudssysteem ...................................................................................5-59
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem ........................................5-62
Automatische verwarming en airconditioning .........................................5-63
Handmatig bediende verwarming en airconditioning .............................5-64
Werking systeem .........................................................................................5-68
Onderhoudssysteem ................................................................................... 5-70
Voorruit ontdooien en ontwasemen .............................................................5-73
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem .....................................5-74
Ontwaseming ..............................................................................................5-75
Opbergvak .......................................................................................................5-77
Opbergvak middenconsole ........................................................................5-77
Dashboardkastje ..........................................................................................5-78
Overige voorzieningen .................................................................................. 5-79
Aansteker .................................................................................................... 5-79
Asbak ............................................................................................................ 5-79
Bekerhouder ...............................................................................................5-80
Zonneklep .....................................................................................................5-81
Aansluiting ..................................................................................................5-82
USB-lader ....................................................................................................5-83
Draadloos laadsysteem mobiele telefoon ................................................5-83
Clock .............................................................................................................5-86
Kledinghaak ................................................................................................5-86
Bevestigingspunt(en) vloermat .................................................................5-87
Bagagenethouder .......................................................................................5-88
Afdekscherm bagageruimte ......................................................................5-88
Exterieur ..........................................................................................................5-89
Roof rack ......................................................................................................5-89
Infotainmentsysteem ......................................................................................5-90
USB-aansluiting ...........................................................................................5-90
Antenne ........................................................................................................ 5-90
Audiobediening op stuurwiel ......................................................................5-91
5
5. Handige functies van uw
auto
Audio / Video / Navigatiesysteem ............................................................5-92
Bluetooth® Wireless Technology handsfree .............................................5-93
Uitleg werking autoradio ............................................................................5-93
AUDIO (Zonder Touchscreen) ........................................................................5-97
Systeemindeling - bedieningspaneel ........................................................ 5-97
Systeemindeling - Audiobediening op stuurwiel ....................................5-101
Het systeem in- of uitschakelen ...............................................................5-103
Het display in- of uitschakelen ................................................................. 5-104
Het leren kennen van de basishandelingen ........................................... 5-104
Radio ............................................................................................................... 5 -105
De radio inschakelen ..................................................................................5-105
De radiomodus wijzigen ........................................................................... 5-108
Scannen voor beschikbare radiozenders ................................................ 5-108
Zoeken voor radiozenders ........................................................................ 5-108
Radiozenders opslaan ............................................................................... 5-109
Luisteren naar opgeslagen radiozenders ................................................ 5-109
Mediaspeler ................................................................................................... 5-110
Gebruik van de mediaspeler .....................................................................5-110
Gebruik van de USB-modus ...................................................................... 5-110
Bluetooth ........................................................................................................5-114
Verbinding maken met Bluetooth-apparaten ...........................................5-114
Gebruik van een Bluetoothaudioapparaat ................................................5-117
Gebruik van een Bluetoothtelefoon .......................................................... 5-119
Pan-europees eCall .......................................................................................5-124
SOS ..............................................................................................................5-124
SOS Test ......................................................................................................5-124
Systeemstatusiconen ....................................................................................5-125
Specificaties infotainmentsysteem .............................................................5-126
USB ..............................................................................................................5-126
Bluetooth .....................................................................................................5-127
Handelsmerken ..............................................................................................5-127
Verklaring van conformiteit ...........................................................................5-128
CE RED voor de EU .....................................................................................5-128
5-4
Handige functies van uw auto
TOEGANG TOT UW AUTO
Afstandsbediening
(indien van toepassing)
OIB034040
Uw HYUNDAI maakt gebruik van een
sleutel met afstandsbediening, die u
kunt gebruiken om een portier (en de
achterklep) te vergrendelen of ontgren-
delen en zelfs om de motor te starten.
(1) Portier vergrendelen
(2) Portier ontgrendelen
(3) Achterklep ontgrendelen
Vergrendelen
Om te vergrendelen:
1. Sluit alle portieren, de motorkap en
de achterklep.
2. Druk op de knop portiervergrende-
ling (1) op de afstandsbediening.
3. De portieren vergrendeld. De alarm-
knipperlichten knipperen eenmaal.
4. Zorg ervoor dat de deuren vergren-
deld zijn door aan de deurklink te
trekken.
WAARSCHUWING
Laat kinderen NOOIT zonder toe-
zicht achter met de contactsleutel in
de auto. Kinderen zonder toezicht
zouden de sleutel in het contactslot
kunnen plaatsen en elektrisch
bedienbare ramen of andere functies
kunnen bedienen, of zelfs de wagen
verplaatsen, wat kan leiden tot ern-
stig letsel of de dood.
Ontgrendelen
Om te ontgrendelen:
1. Druk op de knop portier openen (2)
op de afstandsbediening.
2. De portieren ontgrendeld. De alarm-
knipperlichten knipperen twee keer.
i Informatie
Na het ontgrendelen van de portieren,
zal de portieren automatisch vergren-
delen tenzij ze na 30 seconden wordt
geopend.
Ontgrendelen van de achterklep
Om te ontgrendelen:
1. Druk langer dan een seconde op de
knop achterklep ontgrendelen (3) op
de afstandsbedieningstoets.
2. De alarmknipperlichten knipperen
twee keer. Als achterklep vervolgens
geopend en gesloten wordt, zal deze
automatisch vergrendeld worden.
i Informatie
 1DKHWRSHQHQYDQGHDFKWHUNOHS]DO
GH DFKWHUNOHS DXWRPDWLVFK YHUJUHQ-
delen.
 2S GH WRHWV VWDDW ³+2/'´ LQJH-
GUXNWKRXGHQRPDDQWHJHYHQGDWX
GH WRHWV PRHW LQGUXNNHQ HQ LQJH-
GUXNWPRHWKRXGHQ
5-5
05
Starten
Zie voor meer informatie "Standen con-
tactslot" in hoofdstuk 6.
AANWIJZING
Om beschadiging aan de sleutel met
afstandsbediening te voorkomen:
 =RUJHUYRRUGDWGHDIVWDQGVEHGLH-
ning niet nat wordt en brand. Als
het binnenste van de sleutel met
afstandsbediening vochtig wordt
(door vloeistof of damp) of te heet
wordt, kan er een defect ontstaan
in het interne circuit. Dit wordt niet
gedekt door de garantie op de
auto.
 9HUPLMG KHW YDOOHQ YDQ HQ JRRLHQ
met de sleutel met afstandsbedie-
ning.
 %HVFKHUPGHVOHXWHOPHWDIVWDQGV-
bediening tegen extreme tempera-
turen.
Mechanische sleutel
OYDECO2231
Type B
OIB044178
Als de afstandsbediening niet normaal
werkt, kunnen de portieren met de
mechanische sleutel vergrendeld of
ontgrendeld worden.
Type B
Druk de ontgrendelknop in om de sleu-
tel open te klappen. De sleutel klapt
dan automatisch open.
Houd om de sleutel in te klappen de
ontgrendelknop ingedrukt en klap de
sleutel handmatig in.
AANWIJZING
Klap de sleutel niet in zonder de ont-
grendelknop ingedrukt te houden.
Hierdoor kan de sleutel beschadigd
raken.
5-6
Handige functies van uw auto
9RRU]RUJVPDDWUHJHOHQYRRUGH
afstandsbediening
Onder de volgende omstandigheden
werkt de Afstandsbediening niet:
 $OV GH FRQWDFWVOHXWHO LQ KHW FRQWDFW-
slot zit.
 $OV GH DIVWDQGVEHGLHQLQJ EXLWHQ KHW
bereik is van de ontvanger (ongeveer
30 m [90 feet]).
 'H EDWWHULM YDQ GH VOHXWHO PHW
afstandsbediening is zwak.
 $OV KHW VLJQDDO ZRUGW JHEORNNHHUG
door andere auto's of objecten.
 $OV GH EXLWHQWHPSHUDWXXU H[WUHHP
laag is.
 $OV GH DIVWDQGVEHGLHQLQJ ]LFK LQ GH
buurt van een andere zender (bij-
voorbeeld van een radiostation of
een luchthaven) bevindt, waardoor
de normale werking van de afstands-
bediening verstoord wordt.
Vergrendel en ontgrendel de portieren
met de contactsleutel wanneer de
afstandsbediening niet correct werkt.
Als u een probleem hebt met de
afstandsbediening, adviseren we u
contact op te nemen met een officiële
HYUNDAI-dealer.
Wanneer de sleutel met afstandsbedie-
ning zich erg dicht bij uw mobiele tele-
foon of smartphone bevindt, kan het sig-
naal van de afstandsbediening worden
verstoord door het gebruik van uw
mobiele telefoon of smartphone. Dit
geldt met name tijdens het voeren van
een telefoongesprek, het ontvangen van
een oproep, het versturen van sms-be-
richten en/of het versturen en ontvan-
gen van e-mailberichten. Bewaar de
afstandsbediening daarom niet in
dezelfde broek- of jaszak als uw mobie-
le telefoon; zorg dat er voldoende
afstand is tussen beide apparaten.
i Informatie
'RRUKHWDDQEUHQJHQYDQZLM]LQJHQHQ
aanpassingen waarvoor geen toestem-
PLQJ LV YHUOHHQG NXQQHQ GH UHFKWHQ
YDQ GH JHEUXLNHU NRPHQ WH YHUYDOOHQ
Als de portier vergrendeling met
DIVWDQGVEHGLHQLQJGRRUZLM]LJLQJHQRI
aanpassingen waarvoor geen toestem-
PLQJ LV YHUOHHQG QLHW PHHU EHGLHQG
NDQ ZRUGHQ YDOW GLW QLHW RQGHU GH
IDEULHNVJDUDQWLH
AANWIJZING
Houd de afstandsbediening uit de
buurt van elektromagnetische mate-
rialen die de elektromagnetische
golven naar de sleutel tegenhouden.
5-7
05
Vervangen van batterij
Als de sleutel met afstandsbediening
niet goed werkt, probeer de batterij te
vervangen door een nieuwe.
OIB044180
Type batterij: CR2032
Om de batterij te vervangen:
1. Plaats een smal stukje gereedschap
in de opening en wrik de deksel.
2. Verwijder de oude batterij en plaats
de nieuwe batterij. Zorg ervoor dat
de batterijpositie correct is.
3. Zet de achterklep van de afstands-
bediening terug op zijn plaats.
Als u vermoedt dat uw sleutel met
afstandsbediening schade kan opgelo-
pen hebben, of u voelt dat uw sleutel
met afstandsbediening niet goed werkt,
is het raadzaam contact op te nemen
met een erkende HYUNDAI-dealer.
i Informatie
(HQRQMXLVWDIJHYRHUGHEDW-
WHULM NDQ VFKDGHOLMN ]LMQ
voor het milieu en voor uw
gezondheid. Zorg ervoor
GDW GH EDWWHULM YROJHQV GH
ZHWWHOLMNH YRRUVFKULIWHQ
wordt afgevoerd.
Smart key
(indien van toepassing)
OIB044179
Uw HYUNDAI maakt gebruik van een
sleutel met afstandsbediening, die u
kunt gebruiken om een portier (en de
achterklep) te vergrendelen of ontgren-
delen en zelfs om de motor te starten.
(1) Portier vergrendelen
(2) Portier ontgrendelen
(3) Achterklep ontgrendelen
5-8
Handige functies van uw auto
Vergrendelen
OAC3059004TU
Om te vergrendelen:
1. Sluit alle portieren, de motorkap en
de achterklep.
2. Druk op de portierhandgreepknop of
op de portiervergendelknop (1) op
de Smart Key.
3. De alarmknipperlichten knipperen
eenmaal.
4. Zorg ervoor dat de deuren vergren-
deld zijn door aan de deurklink te
trekken.
i Informatie
'HWRHWVZHUNWDOOHHQDOVGH6PDUW.H\
]LFK ELQQHQ HHQ DIVWDQG YDQ 
PYDQGHSRUWLHUJUHSHQDDQGHEXL-
WHQ]LMGHEHYLQGW
Als u op de knop aan de buitenkant van
de portiergrepen drukt, zullen in de
onderstaande gevallen de portieren
niet worden vergrendeld en zal de
waarschuwingszoemer drie seconden
klinken:
 'H6PDUW.H\EHYLQGW]LFKLQGHDXWR
 'HWRHWV(QJLQH6WDUW6WRSVWDDWLQGH
stand ACC of ON.
 (HQ SRUWLHU JHRSHQG ZRUGW EHKDOYH
de achterklep).
WAARSCHUWING
Laat kinderen NOOIT zonder toe-
zicht achter met de Smart Key in de
auto. Kinderen zonder toezicht zou-
den op de Engine Start/Stop-knop
kunnen drukken en elektrisch
bedienbare ramen of andere functies
kunnen bedienen, of zelfs de wagen
verplaatsen, wat kan leiden tot ern-
stig letsel of de dood.
5-9
05
Ontgrendelen
OAC3059004TU
Om te ontgrendelen:
1. Neem de smart key mee.
2. Druk op de portierhandgreepknop of
op de portierontgrendelknop (2) op
de Smart Key.
3. De portieren ontgrendeld. De alarm-
knipperlichten knipperen twee keer.
i Informatie
 'H WRHWV ZHUNW DOOHHQ DOV GH 6PDUW
.H\ ]LFK ELQQHQ HHQ DIVWDQG YDQ
PYDQGHSRUWLHUJUHSHQDDQGH
EXLWHQ]LMGHEHYLQGW$QGHUHPHQVHQ
NXQQHQ RRN GH SRUWLHUHQ RSHQHQ
]RQGHUGH6PDUW.H\LQKXQEH]LWWH
KHEEHQ
 1D KHW RQWJUHQGHOHQ YDQ GH SRUWLH-
ren, zal de portieren automatisch
vergrendelen tenzij ze na 30 secon-
den wordt geopend.
Ontgrendelen van de achterklep
Om te ontgrendelen:
1. Neem de smart key mee.
2. Druk langer dan een seconde op de
knop op de handgreep van de ach-
terklep of druk op de achterklep ont-
grendelknop (3) op de Smart Key.
3. De alarmknipperlichten knipperen
twee keer.
Als achterklep vervolgens geopend en
gesloten wordt, zal deze automatisch
vergrendeld worden.
i Informatie
1D KHW RSHQHQ YDQ GH DFKWHUNOHS ]DO
GHDFKWHUNOHSDXWRPDWLVFKYHUJUHQGH-
OHQWHQ]LMXKHPELQQHQVRSHQW
5-10
Handige functies van uw auto
Starten
U kunt de motor starten zonder de sleu-
tel in het contactslot te plaatsen. Zie
voor meer informatie "Engine Start/
Stop-knop " in hoofdstuk 6.
AANWIJZING
Om beschadiging aan de Smart Key
te voorkomen:
 +RXG GH 6PDUW .H\ XLW GH EXXUW
van water en andere vloeistoffen,
en van vuur. Als het binnenste van
de Smart Key vochtig wordt (door
vloeistof of damp) of te heet wordt,
kan er een defect ontstaan in het
interne circuit. Dit wordt niet
gedekt door de garantie op de
auto.
 9HUPLMG KHW YDOOHQ YDQ HQ JRRLHQ
met de Smart Key.
 %HVFKHUP GH 6PDUW .H\ WHJHQ
extreme temperaturen.
AANWIJZING
=RUJHUYRRUGDWXDOWLMGGH6PDUW.H\
ELMXKHEWDOVX GH DXWR YHUODDW$OV
de Smart Key in of in de buurt van de
DXWRDFKWHUEOLMIWNDQGHDFFXYDQGH
auto ontladen raken.
Mechanische sleutel
Als de Smart Key niet normaal werkt,
kunnen de portieren met de mechani-
sche sleutel vergrendeld of ontgrendeld
worden.
OIB044175
Houd de sleutelontgrendelknop (1)
ingedrukt en verwijder de mechanische
sleutel (2). Steek de mechanische sleu-
tel in het sleutelgat op het portier.
Om de mechanische sleutel terug te
plaatsen moet de sleutel in de opening
worden gestoken tot een klikgeluid
hoorbaar is.
Verlies van een Smart Key
(UNXQQHQSHUDXWRPD[LPDDO6PDUW
Keys worden geregistreerd. Als u toe-
vallig uw Smart Key verliest, is het
raadzaam dat u onmiddellijk de auto en
de resterende sleutel naar uw erkende
HYUNDAI-dealer brengt of de auto
sleept, indien nodig.
5-11
05
9RRU]RUJVPDDWUHJHOHQYRRUGH
Smart Key
Onder de volgende omstandigheden
werkt de Smart Key niet:
 $OVGH6PDUW.H\]LFKLQGHEXXUWYDQ
een andere zender (bijvoorbeeld van
een radiostation of een luchthaven)
bevindt, waardoor de normale wer-
king van de zender verstoord wordt.
 'H6PDUW.H\EHYLQGW]LFKLQGHEXXUW
van een radio met zend- en ont-
vangstinstallatie of een mobiele tele-
foon.
 'LFKWELMXZDXWRZRUGWGH6PDUW.H\
van een andere auto gebruikt.
Vergrendel en ontgrendel de portieren
met de contactsleutel wanneer de
Smart Key niet correct werkt. Als u een
probleem hebt met de Smart Key, advi-
seren we u contact op te nemen met
een officiële HYUNDAI-dealer.
Wanneer de Smart Key zich erg dicht
bij uw mobiele telefoon of smartphone
bevindt, kan het signaal van de Smart
Key worden verstoord door het gebruik
van uw mobiele telefoon of smartpho-
ne. Dit geldt met name tijdens het voe-
ren van een telefoongesprek, het ont-
vangen van een oproep, het versturen
van sms-berichten en/of het versturen
en ontvangen van e-mailberichten.
Bewaar de Smart Key daarom niet in
dezelfde broek- of jaszak als uw mobie-
le telefoon of smartphone; zorg dat er
voldoende afstand is tussen beide
apparaten.
i Informatie
'RRUKHWDDQEUHQJHQYDQZLM]LQJHQHQ
aanpassingen waarvoor geen toestem-
PLQJ LV YHUOHHQG NXQQHQ GH UHFKWHQ
YDQ GH JHEUXLNHU NRPHQ WH YHUYDOOHQ
Als de portier vergrendeling met
DIVWDQGVEHGLHQLQJGRRUZLM]LJLQJHQRI
aanpassingen waarvoor geen toestem-
PLQJ LV YHUOHHQG QLHW PHHU EHGLHQG
NDQ ZRUGHQ YDOW GLW QLHW RQGHU GH
IDEULHNVJDUDQWLH
AANWIJZING
Houd de Smart Key uit de buurt van
elektromagnetische materialen die
de elektromagnetische golven naar
de sleutel tegenhouden.
5-12
Handige functies van uw auto
Vervangen van batterij
OLF044008
Als de Smart Key niet goed werkt, pro-
beer de batterij te vervangen door een
nieuwe.
Type batterij: CR2032
Om de batterij te vervangen:
1. Wrik de achterklep van de Smart
Key open.
2. Verwijder de oude batterij en plaats
de nieuwe batterij. Zorg ervoor dat
de batterijpositie correct is.
3. Plaats het deksel aan de achterzijde
van de Smart Key.
Als u vermoedt dat uw Smart Key scha-
de kan opgelopen hebben, of u voelt
dat uw Smart Key niet goed werkt, is
het raadzaam contact op te nemen met
een erkende HYUNDAI-dealer
i Informatie
(HQRQMXLVWDIJHYRHUGHEDW-
WHULM NDQ VFKDGHOLMN ]LMQ
voor het milieu en voor uw
gezondheid. Zorg ervoor
GDW GH EDWWHULM YROJHQV GH
ZHWWHOLMNH YRRUVFKULIWHQ
wordt afgevoerd.
Startblokkeersysteem
(indien van toepassing)
Het startonderbrekingssysteem besch-
ermt de auto tegen diefstal. Als een
onjuist gecodeerde sleutel (of ander
apparaat) wordt gebruikt, wordt het
brandstofsysteem van de motor uitge-
schakeld.
Wanneer het contactslot in de positie
AAN staat, moet de startblokkeringsin-
dicator kort oplichten, dan uitgaan. Als
de indicator knippert, herkent het sys-
teem van de codering de sleutel niet.
Plaats het contact in stand LOCK/OFF,
plaats dan het contactslot terug in de
stand ON.
Het systeem kan de code van uw sleu-
tel niet herkennen als een andere star-
tonderbrekersleutel of een ander meta-
len voorwerp (dwz, sleutelhanger) zich
in de buurt van de sleutel bevindt. Deze
metalen voorwerpen kunnen het sig-
naal van de transponder storen, waar-
door de motor niet kan worden gestart.
Als het systeem nog steeds de code
van de sleutel niet herkent, is het raad-
zaam contact op te nemen met uw
HYUNDAI-dealer.
Probeer niet om dit systeem te wijzigen
of er andere apparaten aan toe te voe-
gen. Dit kan elektrische problemen ver-
oorzaken die uw auto onbruikbaar kun-
nen maken.
5-13
05
WAARSCHUWING
%HZDDU JHHQ UHVHUYHVOHXWHOV LQ XZ
auto, om diefstal van uw auto te
voorkomen. Uw wachtwoord van de
startblokkering is uniek en strikt
SHUVRRQOLMN
AANWIJZING
De transponder in uw contact sleutel
LV HHQ EHODQJULMN RQGHUGHHO YDQ KHW
VWDUWEORNNHHUV\VWHHP+LMLVRQWZRU-
SHQ YRRU MDUHQODQJ SUREOHHPORRV
gebruik. Let op voor vocht, statische
elektriciteit en een ruwe behande-
ling. Hierdoor kan de startblokkering
defect raken.
5-14
Handige functies van uw auto
Portiersloten van buitenaf
vergrendelen/ontgrendelen
Mechanische sleutel
OAC3059005TU
Afstandsbediening
OAC3059006TU
Smart Key
1. Druk op de hendel onder de afdek-
king met de mechanische sleutel. (1)
2. Druk de hendel in om te voorkomen
dat de mechanische sleutel uit het gat
valt en druk hem langzaam omhoog
en verwijder de afdekking. (2)
3. Na het verwijderen van de afdekking
kan alleen het bestuurdersportier
met een mechanische sleutel wor-
den vergrendeld of ontgrendeld.
4. Draai de sleutel in de richting van de
voorzijde van de auto om het portier
te ontgrendelen en in de richting van
de achterzijde om het portier te ver-
grendelen. (3)
Als het bestuurdersportier met de sleu-
tel wordt vergrendeld/ontgrendeld, zul-
len het alle portieren gelijktijdig ver-
grendeld/ontgrendeld worden.
Trek de portiergreep na het ontgrende-
len omhoog om het portier te openen.
Druk het portier met de hand dicht om
het te sluiten. Zorg ervoor dat de portie-
ren goed dicht zitten.
i Informatie
 :HHV YRRU]LFKWLJELM KHW YHUJUHQGH-
len van de deur met een mechanische
VOHXWHODOOHHQKHWEHVWXXUGHUVSRUWLHU
NDQZRUGHQYHUJUHQGHOGRIRQWJUHQ-
deld.
 6OXLW DOOH GHXUHQ PHW GH FHQWUDOH
GHXUYHUJUHQGHOLQJVVFKDNHODDU LQ GH
auto als alle deuren met de mechani-
VFKH VOHXWHO ]LMQ YHUJUHQGHOG 2SHQ
de deur met de handgreep aan de
ELQQHQNDQWYDQKHWEHVWXXUGHUVSRU-
tier, sluit de deur en vergrendel het
EHVWXXUGHUVSRUWLHUPHWGHPHFKDQL-
sche sleutel.
 =LH KRRIGVWXN  ³3RUWLHUVORWHQ YDQ
ELQQHQXLW´RPYDQXLWKHWYRHUWXLJWH
vergrendelen.
i Informatie
 /HW HU ELM KHW YHUZLMGHUHQ YDQ GH
DIGHNNLQJRSGDWXGHDIGHNNLQJQLHW
NZLMWUDDNW HQ JHHQ NUDVVHQ YHURRU-
]DDNW
 :DQQHHU KHW VOHXWHOJDW EHYULHVW HQ
QLHWRSHQWWLNHUGDQOLFKWRSRIYHU-
ZDUP KHW LQGLUHFW PHW HHQ ZDUPH
KDQGHQ]
 *HEUXLNJHHQRYHUPDWLJHNUDFKWELM
GH GHXU RI GH GHXUNOLQN 'H]H NDQ
EHVFKDGLJGUDNHQ
SLOTEN
5-15
05
Afstandsbediening
OIB034040
Om de portieren te vergrendelen, druk
op de knop portiervergrendeling (1) op
de sleutel met afstandsbediening.
Om de portieren te openen, druk op de
knop portierontgrendeling (2) op de
sleutel met afstandsbediening.
Trek de portiergreep na het ontgrende-
len omhoog om het portier te openen.
Druk het portier met de hand dicht om
het te sluiten. Zorg ervoor dat de portie-
ren goed dicht zitten.
i Informatie
 ,Q HHQ NRXG HQ QDW NOLPDDW ZHUNHQ
de portiervergrendeling en portier-
PHFKDQLVPHQ PRJHOLMN QLHW GRRU
EHYULH]LQJVYHUVFKLMQVHOHQ
 $OVKHWSRUWLHUHHQDDQWDONHUHQVQHO
DFKWHU HONDDU ZRUGW YHUJUHQGHOG HQ
weer ontgrendeld, ofwel met de sleu-
WHORIZHO PHW GH VFKDNHODDUSRUWLHU-
YHUJUHQGHOLQJ ]DO GH ZHUNLQJ YDQ
KHW V\VWHHP WLMGHOLMN ZRUGHQ RQGHU-
EURNHQ RP EHVFKDGLJLQJ YDQ GH
RQGHUGHOHQWHYRRUNRPHQ
Smart Key
OAC3059004TU
OLMB043003
(1) Portier vergrendelen
(2) Portier ontgrendelen
(3) Achterklep ontgrendelen
Om de portieren te vergrendelen, druk
op de knop aan de buitenkant van de
portiergrepen, terwijl u de Smart Key bij
u draagt, of druk op de portiervergren-
delknop op de Smart Key.
Om de portieren te openen, druk op de
knop aan de buitenkant van de portier-
grepen, terwijl u de Smart Key bij u
draagt, of druk op de portierontgrendel-
knop op de Smart Key.
Trek de portiergreep na het ontgrende-
len omhoog om het portier te openen.
Druk het portier met de hand dicht om
het te sluiten. Zorg ervoor dat de portie-
ren goed dicht zitten.
5-16
Handige functies van uw auto
i Informatie
 ,Q HHQ NRXG HQ QDW NOLPDDW ZHUNHQ
de portiervergrendeling en portier-
PHFKDQLVPHQ PRJHOLMN QLHW GRRU
EHYULH]LQJVYHUVFKLMQVHOHQ
 $OVKHWSRUWLHUHHQDDQWDONHUHQVQHO
DFKWHU HONDDU ZRUGW YHUJUHQGHOG HQ
weer ontgrendeld, ofwel met de sleu-
WHORIZHO PHW GH VFKDNHODDUSRUWLHU-
YHUJUHQGHOLQJ ]DO GH ZHUNLQJ YDQ
KHW V\VWHHP WLMGHOLMN ZRUGHQ RQGHU-
EURNHQ RP EHVFKDGLJLQJ YDQ GH
RQGHUGHOHQWHYRRUNRPHQ
Portiersloten van binnenuit
Met de portiergreep
OAC3059007TU
 9RRUSRUWLHUHQ
Als langs de binnenzijde aan de por-
tiergreep wordt getrokken (1) als het
portier op slot is, zal het portier ont-
grendelen en openen.
 $FKWHUSRUWLHUHQ
Als langs de binnenzijde aan de por-
tiergreep wordt getrokken als het por-
tier op slot is, zal het portier ontgren-
delen.
Als opnieuw langs de binnenzijde
aan de portiergreep wordt getrokken,
zal het portier openen.
Met schakelaar
portiervergrendeling
OAC3059008TU
 :DQQHHU X RS GH YHUJUHQGHOHQRQW-
grendelen-schakelaar van de portie-
ren drukt, worden alle portieren ver-
grendeld en zal het lampje op de
schakelaar ca. 60 seconden branden
(als de sleutel in het contactslot zit,
gaat het lampje op de schakelaar
continu branden).
Als er een portier geopend is wan-
neer de schakelaar wordt ingedrukt,
zullen alle portieren niet vergrende-
len.
 $OVHUHHQSRUWLHUJHRSHQGLV]DOGH
indicator van de portierslotschakelaar
knipperen. Als u op de knop drukt
wanneer de indicator knippert, zullen
alle portieren vergrendelen.
 $OVXQRJPDDOVRSGHYHUJUHQGHOHQ
ontgrendelen-schakelaar van de por-
tieren drukt, worden alle portieren
ontgrendeld en zal het lampje op de
schakelaar niet branden.
WAARSCHUWING
 'HSRUWLHUHQPRHWHQWLMGHQVKHWULM-
GHQDOWLMGYROOHGLJJHVORWHQHQYHU-
JUHQGHOG EOLMYHQ$OV GH SRUWLHUHQ
RQWJUHQGHOG]LMQQHHPW KHW ULVLFR
YDQ XLW GH DXWR WH YOLHJHQ ELM HHQ
botsing toe.
 7UHN QLHW DDQ GH ELQQHQSRUWLHU-
greep van het bestuurdersportier
RISDVVDJLHUVSRUWLHUWLMGHQVKHWULM-
den.
5-17
05
WAARSCHUWING
Laat kinderen en huisdieren nooit
zonder toezicht achter in de auto.
Een afgesloten auto kan binnenin
erg warm worden, waardoor achter-
gelaten kinderen of huisdieren die
niet uit de auto kunnen komen, letsel
kunnen oplopen.
Kunnen kinderen ernstig gewond
raken door het bedienen van bepaal-
de systemen in de auto.
WAARSCHUWING
/DDWXZDXWRDOWLMGYHLOLJDFKWHU
Als u uw auto niet op slot doet en
achterlaat, kan de auto worden
gestolen of betreden.
Om uw auto te beveiligen, zet de
schakelhendel in de N (Neutraal)
stand (voor geautomatiseerde hand-
matige transmissie) of de eerste ver-
snelling of de R (achteruit, voor
KDQGPDWLJH WUDQVPLVVLH WHUZLMO X
de rem ingedrukt houdt, schakel de
handrem in en zet het contactslot in
stand LOCK/OFF, sluit alle ramen,
vergrendel alle portieren, en neem
GHVOHXWHODOWLMGPHH
WAARSCHUWING
$OV X JHGXUHQGH ODQJHUH WLMG LQ GH
DXWR YHUEOLMIW WHUZLMO KHW EXLWHQ ]HHU
heet of koud is, kan een levensge-
YDDUOLMNH VLWXDWLH RQWVWDDQ 9HUJUHQ
del de auto niet van buitenaf als er
iemand in de auto aanwezig is.
WAARSCHUWING
/HW ELM KHW RSHQHQ YDQ SRUWLHUHQ
goed op of er geen ander verkeer
DDQNRPW/HWELMKHWRSHQHQYDQSRU-
tieren goed op of er geen ander ver-
keer aankomt.
Portier vergendel/
ontgrendel-functies
Aanrijdingsdetectie
portierontgrendelsysteem
(indien aanwezig)
Alle portieren zullen automatisch ont-
grendelen wanneer een aanrijding
wordt veroorzaakt waarbij dat de air-
bags ontplooien.
(Snelheidsafhankelijk) portier-
vergrendelsysteem
(indien aanwezig)
Alle portieren worden automatisch ver-
grendeld als een snelheid van 15 km/h
wordt bereikt.
5-18
Handige functies van uw auto
Kinderslot op portierslot achter
(indien van toepassing)
OAC3059060TU
Het kinderslot zorgt ervoor dat kinderen
de achterportieren niet per ongeluk van
binnenuit kunnen openen.
Schakel het kinderslot altijd in als u
gaat rijden met kinderen.
Het kinderslot is gelegen aan de rand
van de achterportieren. Als het kinder-
slot in stand VERGRENDELD staat,
kan het achterportier niet van binnenuit
worden geopend.
Steek een sleutel (of een schroeven-
draaier) (1) in de opening en draai het
kinderslot in de stand vergrendeld om
het slot te vergrendelen
Om een achterportier te openen van
binnenuit, ontgrendel het kinderslot.
WAARSCHUWING
$OV NLQGHUHQ WLMGHQV KHW ULMGHQ SHU
ongeluk de achterportieren openen,
kunnen ze uit de auto vallen. Schakel
KHWNLQGHUVORWDOWLMGLQDOVXJDDWULM-
den met kinderen.
Het vergrendelen van de deur
in geval van nood
OAC3059061TU
In geval van nood (lege accu, enz.)
kunt u de deur handmatig vergrendelen
met behulp van de noodsleutel.
1. Open het portier.
2. Steek de noodsleutel in het noodslot
aan de achterkant van de deur en
draai de sleutel in horizontale posi-
tie.
3. Sluit het portier.
5-19
05
Dit systeem helpt uw auto en waarde-
YROOHVSXOOHQWHEHVFKHUPHQ'HFOD[RQ
zal klinken en de alarmknipperlichten
knipperen onafgebroken als een van de
volgende situaties zich voordoet:
- De portier wordt geopend zonder de
afstandsbediening of Smart Key.
- De achterklep wordt geopend zonder
de afstandsbediening of Smart Key.
- De motorkap wordt geopend.
Het alarm gaat gedurende 30 secon-
den, dan stelt het systeem zich opnieuw
in. Het systeem kan worden uitgescha-
keld door de portieren te ontgrendelen
met de afstandsbediening of Smart
Key.
Het antidiefstal-alarmsysteem activeert
automatisch 30 seconden na vergren-
delen van de portieren en de achter-
klep. Om het systeem te activeren,
moet u de portieren en de achterklep
van buiten de auto vergrendelen met
de sleutel met afstandsbediening of de
Smart Key of door te drukken op de
knop op de buitenkant van de handgre-
pen met de Smart Key in uw bezit.
De alarmknipperlichten knipperen
tweemaal en zal de zoemer eenmaal
klinken om aan te geven dat het anti-
diefstalsysteem is ingeschakeld.
Zodra het beveiligingssysteem is inge-
schakeld, zal het openen van elk por-
tier, de achterklep of de motorkap zon-
der gebruik van de sleutel met
afstandsbediening of de Smart Key
ervoor zorgen dat het alarm geacti-
veerd wordt.
Het antidiefstal-alarmsysteem zal niet
afgaan wanneer de motorkap, de ach-
terklep, of een portier niet volledig
gesloten is. Als het systeem niet inge-
schakeld kan worden, controleer dan of
de motorkap, de achterklep of de por-
tieren volledig gesloten zijn.
Probeer niet om dit systeem te wijzigen
of er andere apparaten aan toe te voe-
gen.
i Informatie
 9HUJUHQGHOGH SRUWLHUHQQLHWSDV LQDOV
DOOHSDVVDJLHUVGHDXWRYHUODWHQKHEEHQ
Als de resterende passagiers de auto
verlaten wanneer het systeem is inge-
VFKDNHOG ]DO KHW DODUP JHDFWLYHHUG
worden.
 ,QGLHQGHDXWRQLHWZRUGWXLWJHVFKDNHOG
PHWGHVOHXWHOPHWDIVWDQGVEHGLHQLQJRI
GH 6PDUW .H\ RSHQ GH SRUWLHUHQ PHW
EHKXOS YDQ GH PHFKDQLVFKH VOHXWHO HQ
]HWKHWFRQWDFWVORWLQGHVWDQG21YRRU
GH VOHXWHO PHW DIVWDQGVEHGLHQLQJ RI
VWDUWGHPRWRUYRRUGH6PDUW.H\HQ
wacht 30 seconden.
 :DQQHHUKHWV\VWHHP ZRUGW XLWJHVFKD-
NHOGPDDUHHQSRUWLHURIGHDFKWHUNOHS
QLHWJHRSHQGZRUGWELQQHQVHFRQGHQ
]DOKHWV\VWHHPZHHULQJHVFKDNHOGZRU-
den.
WAARSCHUWING
:LMDGYLVHUHQXGHVHUYLFHPHWEHWUHN-
king tot het inbraakalarmsysteem
door een officiële HYUNDAI-dealer uit
WHODWHQYRHUHQ:LOOHNHXULJHZLM]LJLQJ
of aanpassing van het inbraakalarm-
systeem kan een storing veroorza-
ken. Een storing veroorzaakt door
HHQZLOOHNHXULJHZLM]LJLQJRIDDQSDV-
sing valt niet onder de garantie.
i Informatie
Auto's uitgerust met een alarmsysteem
]XOOHQHHQODEHOGUDJHQPHWGHYROJHQGH
woorden:
:$$56&+8:,1*
%(9(,/,*,1*66<67((0
ANTIDIEFSTALSYSTEEM
OJC040170
5-20
Handige functies van uw auto
Elektrische stuurbekrachtiging
(EPS)
Het systeem helpt u bij het besturen
van de auto. Bij een niet-draaiende
motor of bij een defecte stuurbekrachti-
ging blijft de auto bestuurbaar, maar is
de benodigde stuurkracht veel groter.
Zo wordt het sturen zwaarder wanneer
de rijsnelheid toeneemt en lichter wan-
neer de snelheid afneemt. Hierdoor
hebt u een betere controle over het
stuurwiel.
Indien u merkt dat onder normale
omstandigheden het sturen van de
auto zwaarder gaat dan normaal, dan
adviseren wij u de stuurbekrachtiging te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
AANWIJZING
Als de elektrische stuurbekrachti-
ging niet goed werkt, gaat het waar-
VFKXZLQJVODPSMH) op het instru-
mentenpaneel branden. Het stuur
NDQPRHLOLMNWHFRQWUROHRIWHEHGLH-
QHQ]LMQ:LMDGYLVHUHQXRPXZDXWR
naar een officiële HYUNDAI-dealer of
naar een servicestation te brengen
HQ KHW V\VWHHP ]R VQHO PRJHOLMN WH
laten controleren.
i Informatie
'H YROJHQGH V\PSWRPHQ NXQQHQ ]LFK
WLMGHQVQRUPDDOJHEUXLNYRRUGRHQ
 +HW GUDDLHQ DDQ KHW VWXXUZLHO JDDW
zwaarder nadat het contact in stand
21ZRUGWJH]HW'LWJHEHXUWDOVKHW
V\VWHHP GH (36GLDJQRVH XLWYRHUW
Als de zelfdiagnose voltooid is, gaat
het draaien aan het stuur weer net zo
licht als anders.
 :DQQHHU GH DFFXVSDQQLQJ ODDJ LV
NDQKHWVWXUHQPHHUNUDFKWYHUHLVHQ
+HW LV HFKWHU HHQ WLMGHOLMNH VLWXDWLH
die weer naar normale omstandighe-
GHQ ]DO WHUXJNHUHQ QD KHW RSODGHQ
van de accu.
 (UNDQHHQNOLNNHQGJHOXLGKRRUEDDU
]LMQ YDQ KHW (36UHODLV QD KHW LQ
VWDQG21RI/2&.2))]HWWHQYDQ
het contact.
 +HW JHOXLG YDQ GH HOHNWURPRWRU LV
PRJHOLMN KRRUEDDU DOV GH DXWR VWLO-
staat of met lage snelheid rijdt.
 :DQQHHUXLQNRXGHZHHUVRPVWDQGLJ
KHGHQ KHW VWXXUZLHO YHUGUDDLW NDQ
een vreemd geluid te horen zijn.
:DQQHHU GH WHPSHUDWXXU VWLMJW ]DO
KHWJHOXLGYHUGZLMQHQ'LWLVHHQQRU-
maal verschijnsel.
 $OVXELMVWLOVWDDQGHDXWRKHWVWXXU-
wiel continu van aanslag tot aanslag
GUDDLW QHHPW GH EHQRGLJGH VWXXU-
NUDFKWWRH'LWGXLGWQLHWRSHHQVWR-
ULQJ'LWLVJHHQV\VWHHPIRXW1DYHU-
ORRS YDQ WLMG ZRUGW GH EHQRGLJGH
VWXXUNUDFKWZHHUQRUPDDO
STUURWIEL
5-21
05
Kantelbesturing /
Telescoopbesturing
WAARSCHUWING
6WHO KHW VWXXUZLHO 122,7 DI WLMGHQV
KHWULMGHQ$OVXGDWZHOGRHWNXQWX
de macht over het stuur verliezen,
waardoor ongevallen en letsel kun-
nen worden veroorzaakt.
i Informatie
Na afstelling zal de ontgrendelingshen-
del het stuur soms niet vergrendelen.
'LW GXLGW QLHW RS HHQ VWRULQJ 'LW
JHEHXUW DOV WZHH WDQGZLHOHQ QLHW FRU-
UHFWLQHONDDUJULMSHQ,QGDWJHYDOVWHO
het stuurwiel opnieuw in en vergrendel
het stuurwiel dan.
OAC3059009TU
De hoek en hoogte van het stuurwiel
wijzigen:
1. Trek de ontgrendelingshendel (1)
naar beneden.
2. Stel het stuurwiel in volgens de
gewenste hoek (2) en de gewenste
hoogte (3, indien van toepassing).
Verplaats het stuurwiel zo in, dat het
in de richting van je borst wijst en
niet in de richting van je gezicht.
Zorg ervoor dat u de waarschu-
wingslampjes en meters op het
dashboard kunt zien.
3. Trek de ontgrendelingshendel
omhoog om het stuurwiel op zijn
plaats te vergrendelen.
Controleer na het afstellen of het stuur-
wiel goed vastzit door het omhoog en
omlaag te drukken.
OPMERKING
'XZRI WUHN QLHW WH KDUG ELM KHW YHU-
stellen van de hoogte van het stuur-
wiel, omdat de stuurverstelling
beschadigd kan raken.
5-22
Handige functies van uw auto
Stuurwielverwarming
(indien van toepassing)
OAC3059010TU
Wanneer het contactslot in de AAN-
positie staat of wanneer de motor
draait, drukt u op de verwarmingsstuur-
wielknop om het stuurwiel te verwar-
men. Het controlelampje in de schake-
laar gaat branden.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de stuurwielverwarming uit te schake-
len. Het controlelampje in de schake-
laar dooft.
i Informatie
'HVWXXUZLHOYHUZDUPLQJ]DORQJHYHHU
 PLQXWHQ QD KHW LQVFKDNHOHQ DXWR-
PDWLVFKZRUGHQXLWJHVFKDNHOG
AANWIJZING
Installeer geen kap of accessoire op
het stuurwiel. De kap of het acces-
soire zouden schade aan het ver-
warmde stuurwielsysteem kunnen
veroorzaken.
Claxon
OQXI049023
2PWHFOD[RQQHUHQGUXNWXKHWJHGHHO-
WHYDQKHWVWXXUZLHOELMKHWFOD[RQV\P-
ERRO]LH DIEHHOGLQJ 'H FOD[RQ ZRUGW
alleen bediend wanneer op dit gedeelte
wordt gedrukt.
AANWIJZING
Om de claxon te bedienen hoeft u
niet op het claxongedeelte te slaan.
Druk het claxongedeelte niet in met
een scherp voorwerp.
5-23
05
%LQQHQVSLHJHO
Stel de binnenspiegel zo af dat u in het
midden van de spiegel het midden van
de achterruit ziet voordat u gaat rijden.
WAARSCHUWING
=RUJHUYRRUGDWGHOLMQYDQXZ]LFKW
niet wordt belemmerd. Plaats geen
voorwerpen op de achterzetel; de
bagageruimte, of achter de hoofd-
steunen, die het zicht door de ach-
terruit kunnen belemmeren.
WAARSCHUWING
2P HUQVWLJ OHWVHO WH YRRUNRPHQ ELM
HHQRQJHYDORIELMKHWRSEOD]HQYDQ
GH DLUEDJ ZLM]LJ GH DFKWHUXLWNLMN-
spiegel niet en installeer geen grote
spiegel.
WAARSCHUWING
6WHOKHWVSLHJHO122,7DIWLMGHQVKHW
ULMGHQ +LHUGRRU NXQW X GH FRQWUROH
over de auto verliezen waardoor een
ongeluk met ernstig letsel of schade
KHWJHYROJNDQ]LMQ
AANWIJZING
Gebruik voor het reinigen van de
VSLHJHO HHQ SDSLHUHQ GRHNMH RI YHU-
JHOLMNEDDU PDWHULDDO GDW YRFKWLJ LV
gemaakt met glasreiniger. Spuit niet
direct glasreiniger op de spiegel.
Hierdoor kan er glasreiniger in de
spiegelbehuizing komen.
Binnenspiegel met
dag-/nachtstand
(indien van toepassing)
OAH2048020
[A]: Dag, [B]: Nachtstand
Stel de spiegel af voordat u wegrijdt en
deze in de dag stand staat.
Trek de hendel onder aan de spiegel
naar u toe om de spiegel in de nacht-
stand te zetten om verblinding door de
koplampen van achteropkomend ver-
keer te voorkomen.
Houd er rekening mee dat het beeld in
de spiegel in de nachtstand minder dui-
delijk is dan in de dagstand.
SPIEGELS
5-24
Handige functies van uw auto
%XLWHQVSLHJHO
OAI3059018
Stel de spiegels af voordat u gaat rij-
den.
Uw auto is uitgerust met zowel een lin-
ker als een rechter buitenspiegel.
De spiegels kunnen worden ingeklapt
om beschadigingen in een automati-
sche wasserette of bij het rijden door
een smalle straat te voorkomen.
Wanneer de rijsnelheid meer dan 15
km/u bedraagt, zal de buitenspiegel
niet inklappen.
WAARSCHUWING
 'HUHFKWHUEXLWHQVSLHJHOLVFRQYHU-
JHUHQG%LMXLWYRHULQJHQYRRUVRP-
mige landen is ook de linker buiten-
VSLHJHO FRQYHUJHUHQG 2EMHFWHQ LQ
GH VSLHJHO ]LMQ GDDUGRRU GLFKWHUELM
GDQ]HOLMNHQ
 *HEUXLNXZELQQHQVSLHJHORIGUDDL
XZ KRRIG HQ NLMN RP GH DFWXHOH
afstand tussen uzelf en wagens
achter u te bepalen.
WAARSCHUWING
9HUVWHO GH EXLWHQVSLHJHOV QLHW HQ
NODS]HRRNQLHWLQWLMGHQVKHWULMGHQ
Hierdoor kunt u de controle over de
auto verliezen, waardoor er een
ongeval kan ontstaan.
AANWIJZING
 *HEUXLNJHHQNUDEEHURPGHVSLH-
JHO LMVYULM WH PDNHQ KLHUGRRU NDQ
het spiegelglas beschadigd raken.
 )RUFHHU GH EXLWHQVSLHJHO QLHW DOV
deze vastgevroren is. Gebruik een
goedgekeurd ontdooiingsproduct
(geen radiator antivries), of een
spons of een zachte doek met zeer
warm water, of verplaats de wagen
naar een warme plaats en laat het
LMVWHVPHOWHQ
5-25
05
Het instellen van de
buitenspiegels:
OIB034041
+DQGPDWLJLQGLHQYDQWRHSDVVLQJ
Bedien de hendel om een buitenspiegel
te verstellen.
OAC3059011TU
(OHNWULVFKLQGLHQYDQWRHSDVVLQJ
Verplaats de hendel (1) naar L (links) of
R (rechts) om de buitenspiegel te selec-
teren die u wenst aan te passen.
Gebruik de afstellingscontrole van de
spiegel om de stand van de geselec-
teerde spiegel, omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts te verzetten.
AANWIJZING
 'H VSLHJHOV VWRSSHQ KXQ EHZH-
ging als de maximale stelhoek
EHUHLNW LV 'H VWHOPRWRU EOLMIW HFK-
ter draaien zolang de schakelaar
LQJHGUXNW EOLMIW +RXG GH VFKDNH-
laar niet langer ingedrukt dan
nodig om te voorkomen dat de
stelmotor beschadigd wordt.
 3UREHHU GH EXLWHQVWH EXLWHQVSLH-
gels niet met de hand te richten
want dit kan de motor beschadi-
gen.
Buitenspiegel inklappen
OAI3059020
Pak de buitenspiegel bij de behuizing
vast en klap deze naar achteren.
5-26
Handige functies van uw auto
RUITEN
(1) Schakelaar ruitbediening bestuurder-
sportier
(2) Schakelaar ruitbediening passagiers-
portier
(3) Schakelaar ruitbediening
achterportier (Rechts)*
(4) Schakelaar ruitbediening
achterportier (Links)*
(5) Ruiten openen en sluiten (indien van
toepassing
(6) Automatische ruitbediening*
(7) Blokkeertoets ruitbediening*
*: indien van toepassing
Elektrisch bedienbare ruiten (indien van toepassing)
OAC3059013TU
5-27
05
Om de ruiten te kunnen sluiten of ope-
nen, moet het contact in stand ON
staan. Leder portier is voorzien van een
schakelaar voor de bediening van de
desbetreffende ruit. De bestuurder
beschikt over een blokkeerschakelaar
waarmee de ruitbediening op de overi-
ge portieren uitgeschakeld kan worden.
De elektrisch bedienbare ramen zullen
ongeveer 30 seconden werken nadat
het contactslot in de ACC of OFF-
positie is geplaatst. Wanneer de voor-
portieren geopend zijn, kunnen de rui-
ten niet bediend worden, zelfs niet
binnen de periode van 30 seconden.
WAARSCHUWING
6WHHN WLMGHQV KHW ULMGHQ XZ KRRIG
armen of andere lichaamsdelen niet
naar buiten, om ernstig letsel te
voorkomen.
i Informatie
 ,Q HHQ NRXG HQ QDW NOLPDDW ZHUNHQ
GH HOHNWULVFK EHGLHQEDUH UXLWHQ
PRJHOLMN QLHW GRRU EHYULH]LQJVYHU-
schijnselen.
 7LMGHQV KHW ULMGHQ PHW GH ]LMUXLWHQ
DFKWHU RPODDJ RI PHW KHW VFKXLIGDN
LQGLHQ YDQ WRHSDVVLQJ JHKHHO RI
JHGHHOWHOLMN JHRSHQG NDQ ZLQGJH-
ruis of een dreunend geluid hoor-
EDDU]LMQ'LWLVQRUPDDOHQNDQZRU-
den verminderd of verholpen door
KHWYROJHQGHWHGRHQ:DQQHHUZLQG-
JHUXLV RSWUHHGW WHUZLMO HHQ RI EHLGH
]LMUXLWHQDFKWHUJHRSHQG]LMQNXQWX
EHLGH]LMUXLWHQYRRURQJHYHHUFP
ODWHQ]DNNHQ
 $OVKHWJHOXLGKRRUEDDULVWHUZLMOKHW
VFKXLIGDN LV JHRSHQG VFKXLI KHW
VFKXLIGDNGDQLHWVYHUGHUGLFKW
Ruiten openen en sluiten
(indien van toepassing)
OAI3059009
Druk de desbetreffende schakelaar aan
de voorzijde in of trek deze omhoog om
een ruit te openen of te sluiten tot het
eerste zware punt (5).
Automatische ruitbediening
(indien van toepassing)
(ruit bestuurdersportier)
OAC3059015TU
Door de schakelaar kortstondig in te
drukken tot de tweede stand (6), wordt
de ruit automatisch geheel geopend,
zelfs als de schakelaar wordt losgela-
ten. Om de ruitbeweging te stoppen,
trekt u de schakelaar omhoog of drukt u
hem omlaag en laat u hem vervolgens
los in tegenovergestelde richting van
de raambeweging.
5-28
Handige functies van uw auto
Om de elektrisch bedienbare
ruiten te resetten
Als de elektrisch bedienbare ruiten niet
goed werkt, kan de elektrische ruitbe-
diening als volgt worden gereset:
1. Plaats het contact in stand ON.
2. Sluit de ruit en houd de ruitbedie-
ningsschakelaar daarna nog min-
stens 1 seconde omhoog.
Als de elektrisch bedienbare ruiten na
het resetten niet goed werken, raden
we u aan het systeem te laten controle-
ren door een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
'HNOHPEHYHLOLJLQJZHUNWQLHWWLMGHQV
het resetten van de elektrisch
EHGLHQGH UXLWHQ =RUJ HUYRRU GDW
lichaamsdelen en voorwerpen zich
op een veilige afstand bevinden
alvorens de ruiten te sluiten, om let-
sel en schade aan de auto te voorko-
men.
Klembeveiliging
(indien van toepassing)
OIB024001
Als een obstakel gesignaleerd wordt tij-
dens het automatisch sluiten van een
ruit, stopt de beweging van de ruit en
zakt de ruit ongeveer 30 cm, zodat het
voorwerp verwijderd kan worden.
Als de ruit weerstand ondervindt terwijl
de schakelaar ruitbediening omhoog-
getrokken blijft, stopt de omhooggaan-
de beweging van de ruit en zakt de ruit
ongeveer 2,5 cm.
Als de schakelaar opnieuw omhoog
getrokken wordt binnen 5 seconden
nadat de ruit automatisch naar bene-
den is gegaan door de klembeveiliging,
zal de klembeveiliging niet werken.
i Informatie
'H DXWRPDWLVFKH UHYHUVH IXQFWLH LV
alleen actief wanneer de "auto-up"-
IXQFWLHZRUGWJHEUXLNWGRRUKHWYROOH-
GLJRSWUHNNHQYDQGHVFKDNHODDUWRWGH
tweede arretering.
WAARSCHUWING
=RUJ HUYRRU GDW OLFKDDPVGHOHQ HQ
voorwerpen zich op een veilige
afstand bevinden alvorens de ruiten
te sluiten, om letsel en schade aan
de auto te voorkomen.
Als een voorwerp met een diameter
kleiner dan 4 mm tussen de ruit en
de sponning terechtkomt, wordt de
H[WUDZHHUVWDQGPRJHOLMNQLHWRSJH-
merkt, waardoor de klembeveiliging
niet werkt.
AANWIJZING
Plaats geen accessoires op de rui-
ten. De klembeveiliging werkt dan
PRJHOLMNQLHW
5-29
05
Blokkeerschakelaar
ruitbediening
OAC3059016TU
De bestuurder kan de ruitbediening-
schakelaars van de achterportieren uit-
schakelen door de blokkeerschakelaar
voor de ruitbediening in te drukken.
Als de blokkeerschakelaar van de ruit-
bediening ingedrukt is:
 Kunnen alle elektrisch bedienbare
ruiten worden bediend met de hoofd-
schakelaar in het bestuurdersportier.
 Kan de elektrisch bedienbare ruit in
het voorpassagiersportier worden
bediend met de schakelaar in het
voorpassagiersportier.
 Kunnen de elektrisch bedienbare rui-
ten in de achterportieren niet worden
bediend met de schakelaar in de ach-
terportieren.
AANWIJZING
 2SHQRIVOXLWWHONHQVPDDUppQUXLW
WHJHOLMN$QGHUVNDQGHHOHNWULVFKH
ruitbediening beschadigd raken.
Hierdoor zal bovendien de zeke-
ring langer meegaan.
 3UREHHU QRRLW WHJHOLMNHUWLMG GH
hoofdschakelaar voor de ruitbe-
diening in het bestuurdersportier
HQ GH DI]RQGHUOLMNH VFKDNHODDU
voor de ruitbediening in tegenge-
stelde richting in te drukken. In dat
geval stopt de ruit en kan deze niet
meer worden geopend of gesloten.
WAARSCHUWING
 /DDW NLQGHUHQ 122,7 ]RQGHU WRH-
zicht achter met de contactsleutel
in de auto als de motor draait.
 /DDW HHQ NLQG 122,7 ]RQGHU WRH-
zicht achter in de auto. Ook zeer
MRQJH NLQGHUHQ NXQQHQ SHU RQJH-
luk de auto in beweging zetten,
bekneld raken tussen de portier-
ruiten of zichzelf of anderen letsel
toebrengen.
 &RQWUROHHU DOWLMG ]RUJYXOGLJ RI HU
zich geen armen, handen of ande-
re belemmeringen in de buurt
bevinden voordat een ruit gesloten
wordt.
 /DDW NLQGHUHQ QLHW PHW GH UXLWEH-
diening spelen. Laat de blokkeer-
schakelaar voor de ruitbediening
LQGHVWDQG9(5*5(1'(/'LQJH-
drukt) staan. Het onbedoeld bedie-
QHQYDQHHQUXLWNDQYRRUDOELMNLQ-
deren tot letsel leiden.
 6WHHNXZKRRIGDUPHQRIOLFKDDP
QLHWEXLWHQGHUDPHQWLMGHQVKHWULM-
den.
5-30
Handige functies van uw auto
Motorkap
Openen van motorkap
OAC3059017TU
1. Zorg ervoor dat de versnellingspook
in stand N (Neutraal, bij een auto
met geautomatiseerde handmatige
transmissie) of de eerste versnelling
of R (achteruit, voor manuele trans-
missie) staat en trek de handrem
aan.
2. Trek aan de ontgrendelknop om de
motorkap te ontgrendelen. De motor-
kap komt iets omhoog.
OAC3059018TU
3. Open aan de voorzijde van de auto
de motorkap iets, druk de secundai-
re vergrendeling (1) in het midden
van de motorkap in en plaats de
motorkap (2) omhoog.
OAC3059019TU
4. Trek de stang uit de motorkap.
5. Ondersteun de motorkap met de
steun.
Sluiten van motorkap
1. Controleer de volgende punten alvo-
rens de motorkap te sluiten:
2IDOOHYXOGRSSHQFRUUHFWWHUXJJH-
plaatst zijn.
2IHUJHHQKDQGVFKRHQHQGRHNHQ
of andere brandbare materialen in
de motorruimte zijn achtergeble-
ven.
2. Zet de steun vast in de clip om te
voorkomen dat hij gaat rammelen.
3. Laat de kap tot halfweg zakken
(opgetild tot ongeveer 30 cm van de
gesloten positie) en duw ze naar
beneden om ze veilig te vergrende-
len. Voer daarna een dubbele con-
trole uit om er zeker van te zijn dat
de kap beveiligd is.
Als de motorkap iets kan worden
opgetild, is hij niet goed vergrendeld.
Open hem nogmaals en sluit hem
met meer kracht.
EXTERIEUR
5-31
05
WAARSCHUWING
 &RQWUROHHU DOWLMG QRJPDDOV R GH
motorkap goed is vergrendeld
DOYRUHQV PHW GH DXWR WH JDDQ ULM-
den.
 9RHUGDDUQDHHQGXEEHOHFRQWUROH
XLW RP HU ]HNHU YDQ WH ]LMQ GDW GH
kap beveiligd is. Controleer of er
JHHQ ZDDUVFKXZLQJVODPSMH YRRU
een open kap oplicht of een bericht
weergegeven wordt op het instru-
PHQWHQSDQHHO 5LMGHQ PHW PRWRU-
kap geopend kan veroorzaken
voor de bestuurder belemmerd
ZRUGWHQHHQDDQULMGLQJKHWJHYROJ
NDQ]LMQ
 9HUSODDWVGHDXWRQLHWDOVGHPRWRU-
kap omhoog staat omdat dan het
zicht belemmerd wordt, hetgeen
kan leiden tot een ongeval, en de
motorkap naar beneden kan vallen
of beschadigd kan worden.
Achterklep
Open van de achterklep
OAC3059020TU
 'H DFKWHUNOHS ZRUGW YHUJUHQGHOG RI
ontgrendeld door de sleutel in de
stand "Lock" of "Unlock" te draaien.
(indien van toepassing)
 'H DFKWHUNOHS ZRUGW YHUJUHQGHOG RI
ontgrendeld wanneer alle portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld
met behulp van de sleutel met
afstandsbediening, de afstandsbe-
diening, de Smart Key of de schake-
laar voor de portiervergrendeling.
(indien uitgerust met een centraal
portiergrendelsysteem)
 ,QGLHQ RQWJUHQGHOG NDQ GH DFKWHU-
klep worden geopend door de buiten-
ste handgreep van de achterklep
omhoog te trekken.
i Informatie
,QHHQNRXGHQQDWNOLPDDWZHUNHQGH
portiervergrendeling en portiermecha-
QLVPHQPRJHOLMNQLHWGRRUEHYULH]LQJV-
verschijnselen.
WAARSCHUWING
De achterklep klapt naar boven
RSHQ =RUJ GDW HU QLHPDQG ELM GH
DFKWHU]LMGHYDQGHDXWRVWDDWDOVXGH
achterklep opent.
5-32
Handige functies van uw auto
AANWIJZING
Controleer of de achterklep gesloten
LVYRRUGDWXPHWGHDXWRJDDWULMGHQ
Er kan schade ontstaan aan de gas-
veren van de achterklep en de beves-
tigingsmaterialen, als u de achter-
NOHSQLHWVOXLWYRRUGDWXJDDWULMGHQ
Sluiten van de achterklep
Trek de achterklep naar beneden en
druk hem stevig vast om hem te sluiten.
Zorg ervoor dat de achterklep goed ver-
grendeld is.
WAARSCHUWING
=RUJ HUYRRU GDW JHHQ KDQGHQ YRH-
ten of andere lichaamsdelen bekneld
NXQQHQUDNHQ ELM KHW VOXLWHQYDQGH
achterklep.
OPMERKING
=RUJGDWHUQLHWVLQGHEXXUWYDQGH
achterklepslot bevindt wanneer u de
achterklep sluit. Dit kan het slot van
de achterklep beschadigen.
WAARSCHUWING
Uitlaatgas
Als u met een geopende achterklep
ULMGW ZRUGHQ JHYDDUOLMNH XLWODDWJDV-
sen in het interieur gezogen, het-
geen kan leiden tot ernstig letsel.
:DQQHHU KHW QRRG]DNHOLMN LV GDW X
PHW HHQ JHRSHQGH DFKWHUNOHS ULMGW
houd dan de uitstroomopeningen en
alle ruiten open, zodat extra frisse
lucht in het interieur stroomt.
WAARSCHUWING
+RXGGHDFKWHUNOHSWLMGHQVKHWULMGHQ
DOWLMGYROOHGLJJHVORWHQ$OVPHWHHQ
JHGHHOWHOLMN JHRSHQGH DFKWHUNOHS
ZRUGW JHUHGHQ NXQQHQ VFKDGHOLMNH
uitlaatgassen, die koolmonoxide
(CO) bevatten, in het interieur bin-
nendringen.
WAARSCHUWING
%DJDJHUXLPWH
Passagiers dienen niet plaats te
nemen in de bagageruimte, waar
geen veiligheidsgordels aanwezig
]LMQ2PELMHHQDDQULMGLQJRISORWVH-
ling remmen letsel te voorkomen,
GLHQHQ LQ]LWWHQGHQ DOWLMG KXQ YHLOLJ-
heidsgordel te dragen.
5-33
05
WAARSCHUWING
OAC3059062TU
Houdt het onderdeel dat de achter-
klep ondersteunt (de gasveer) niet
YDVW9HUYRUPLQJYDQKHWRQGHUGHHO
kan leiden tot schade aan het voer-
tuig en kan de veiligheid in gevaar
brengen
Tankdopklep
Openen van de tankdopklep
OAC3059021TU
De tankdopklep moet van binnenuit
worden geopend door aan de ontgren-
delingshendel te trekken.
1. Zet de motor uit.
2. Trek de ontgrendeling omhoog om
de tankdopklep te openen.
OAC3059053TU
3. Open de tankdopklep (1) volledig.
4. Draai de tankdop (2) linksom om
deze te verwijderen. U kan een sis-
send geluid horen als de druk binnen
in de tank zich egaliseert.
5. Hang de tankdop (3) aan de klep van
de vulopening van de tank.
i Informatie
7LN ]DFKWMHV RS GH WDQNGRSNOHS RI
GUXNHUYRRU]LFKWLJ WHJHQDDQ DOVGH]H
LVYDVWJHYURUHQRPKHWLMVWHEUHNHQHQ
RSHQGDDUQDGHWDQNGRSNOHS:ULNGH
WDQNGRSNOHSQLHWORV6SXLWGHWDQNGRS-
NOHSLQGLHQQRGLJLQPHWUXLWRQWGRRLHU
JHEUXLN JHHQ NRHOYORHLVWRI RI ]HW GH
auto op een warme plaats om het ijs te
laten smelten.
5-34
Handige functies van uw auto
Sluiten van de tankdopklep
1. Plaats de tankdopklep, terug en
draai hem rechtsom totdat deze klikt.
2. Sluit de tankdopklep en zorg ervoor
dat hij goed dichtzit.
WAARSCHUWING
%HQ]LQH LV XLWHUVW EUDQGEDDU HQ
H[SORVLHI$OVXGH]HULFKWOLMQHQQLHW
opvolgt, kan dit leiden tot ERNSTIG
LETSEL of DE DOOD:
 /HHV DOOH ZDDUVFKXZLQJHQ ELM KHW
tankstation en neem ze in acht.
 .LMNYyyUKHWWDQNHQDOWLMGRIHUHHQ
noodknop voor het afsluiten van
GH EUDQGVWRI LV ELM GH EUDQGVWRI-
pomp.
 9RRUKHWDDQUDNHQYDQKHWYXOSLV-
WRROPRHWMHGHSRWHQWLsOHRSERXZ
van statische elektriciteit met de
blote hand elimineren door het
aanraken van een metalen deel
van de wagen, op een veilige
afstand van de vulopening, het
mondstuk, of een andere gasbron.
 0DDN WLMGHQV KHW WDQNHQ JHHQ
gebruik van een mobiele telefoon.
Elektrische stroom en/of elektroni-
sche storing van mobiele tele-
foons kan brandstof-dampen doen
ontbranden.
 6WDSQLHWLQGHDXWRQDGDWXEHJRQ-
nen bent met tanken. U kunt stati-
sche elektriciteit opwekken door
KHWDDQUDNHQ ZULMYHQRIVFKXLYHQ
tegen een item of een stof die sta-
tische elektriciteit kan produceren.
Een met statische elektriciteit
JHODGHQ MHUU\FDQ NDQ EUDQGVWRI
dampen doen ontbranden. Als u
WLMGHQVKHWWDQNHQWRFKWHUXJLQGH
auto moet stappen, raak ook dan
even een metalen deel aan de
YRRU]LMGH YDQ GH DXWR DDQ RP
eventuele statische elektriciteit
PHWGHEORWHKDQGNZLMWWHUDNHQ
 6FKDNHOELMKHWWDQNHQGHYHUVQHO-
OLQJVSRRNDOWLMGLQ GH 1 1HXWUDDO
ELMHHQDXWRPHWJHDXWRPDWLVHHUGH
handmatige transmissie) of de eer-
VWH YHUVQHOOLQJ RI 5 DFKWHUXLW ELM
een auto met handmatige trans-
missie), zet de parkeerrem op, en
plaats het contactslot in LOCK/
OFF-positie. De elektrische onder-
delen van de motor kunnen von-
ken produceren die brandstofdam-
pen kunnen doen ontbranden.
 $OV X HHQ MHUU\FDQ ZLOW YXOOHQ
plaats deze dan op de grond. Een
met statische elektriciteit geladen
MHUU\FDQ NDQ EUDQGVWRI GDP SHQ
GRHQ RQWEUDQGHQ =RGUD X EHJLQW
WHWDQNHQGLHQWXFRQWDFWWXVVHQMH
blote hand te maken met de auto
tot het tanken is voltooid.
 *HEUXLN DOOHHQ MHUU\FDQV GLH
JHVFKLNW]LMQYRRUEUDQGVWRI
5-35
05
 *HEUXLNJHHQOXFLIHUVRIDDQVWHNHU
en rook niet. Laat ook geen bran-
dende sigaret achter in de auto ter-
ZLMOXJDDWWDQNHQ
 9XO XZ DXWRWDQN QLHW WRW RYHU GH
rand, dit kan leiden tot het morsen
van benzine.
 $OVHUWLMGHQVKHWWDQNHQEUDQGXLW-
EUHHNWYHUODDWGDQRQPLGGHOOLMNGH
auto en breng de manager van het
tankstation, de politie en de brand-
ZHHU RS GH KRRJWH 9ROJ KXQ YHL-
ligheidsinstructies op.
 $OVGHRQGHUGUXNVWDDQGHEUDQG-
stof naar buiten spuit, kan deze op
uw kleding of huid terechtkomen
en kan er brandgevaar ontstaan.
9HUZLMGHU GH WDQNGRS DOWLMG YRRU-
zichtig en langzaam. Als er brand-
stof naar buiten komt of er een sis-
send geluid hoorbaar wordt, moet
u even wachten voordat u de dop
verder losdraait.
 &RQWUROHHU DOWLMG RI GH WDQNGRS
goed vastgedraaid is om morsen
van brandstof in geval van een
DDQULMGLQJWHYRRUNRPHQ
i Informatie
7DQNDOOHHQGHEUDQGVWRIGLHLQKRRIG-
VWXN  YHUPHOG LV RQGHU 9HUHLVWH
EUDQGVWRI
AANWIJZING
 0RUVJHHQEUDQGVWRIRSGHEXLWHQ-
]LMGH YDQ GH DXWR %UDQGVWRI NDQ
de lak aantasten.
 ,QGLHQ YHUYDQJLQJ YDQ GH EUDQG-
stofvuldop nodig is, gebruik een
originele HYUNDAI dop voor uw
voertuig. Een verkeerde tankdop
kan een ernstige storing in het
brandstofsysteem of het emissie-
regelsysteem veroorzaken.
5-36
Handige functies van uw auto
Exterieurverlichting
Bediening verlichting
OAC3059022TU
Draai, om de verlichting te bedienen,
de knop op het uiteinde van de com-
bischakelaar naar een van de volgende
standen:
(1) OFF (O) stand
(2) Stand automatische verlichting
(indien van toepassing)
(3) Parkeerlicht (Stand)
(4) Stand koplampen
OAC3059024TU
6WDQGDXWRPDWLVFKHYHUOLFKWLQJ
LQGLHQYDQWRHSDVVLQJ
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden het parkeerlicht (positie)
en de koplampen automatisch in- of uit-
geschakeld, afhankelijk van hoe donker
het buiten is.
Zelfs met de AUTO lichtfunctie in wer-
king, is het raadzaam om de verlichting
handmatig in te schakelen bij het rijden
's nachts of in mist, of wanneer u don-
kere gebieden inrijdt, zoals tunnels en
parkeerfaciliteiten.
AANWIJZING
 %HGHNRIPRUVQLHWVRSGHVHQVRU
(1) op het dashboard.
 5HLQLJGHVHQVRUQLHWPHWHHQUXL-
tenreiniger. Deze laat een dunne
laag achter op de sensor, waar-
door deze niet meer goed werkt.
 $OVGHYRRUUXLWYDQXZDXWRJHWLQW
glas heeft of is voorzien van een
coating, functioneert de AUTOMA-
7,6&+( YHUOLFKWLQJ PRJHOLMN QLHW
goed.
VERLICHTING
5-37
05
OHCR046344
3DUNHHUOLFKW6WDQG 
Het parkeerlicht, de kentekenplaatver-
lichting en dashboardverlichting gaan
aan.
OHCR046345
6WDQGNRSODPSHQ
De koplamp, het parkeerlicht, de kente-
kenplaatverlichting en dashboardver-
lichting gaan aan.
i Informatie
2PGH YHUOLFKWLQJ LQ WHNXQQHQVFKD-
NHOHQ PRHW KHW FRQWDFW LQ VWDQG 21
staan.
Grootlicht
OHCR046346
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Trek de hendel naar u toe om het groot-
licht uit te schakelen. Het dimlicht is
ingeschakeld zijn.
WAARSCHUWING
Gebruik het grootlicht niet wanneer
HUDQGHUHYRHUWXLJHQLQGHEXXUW]LMQ
Het gebruik van grootlicht kan het
zicht van de andere bestuurders
belemmeren
OHCR046349
Om met de grootlicht koplampen te
knipperen, trek de hendel naar u toe,
en laat vervolgens de hendel weer los.
Het grootlicht blijft branden zolang u de
hendel naar u toe getrokken houdt.
5-38
Handige functies van uw auto
High Beam Assist (HBA)
(indien van toepassing)
OAC3059025TU
De High Beam Assist (HBA) is een sys-
teem dat automatisch het koplampbe-
reik aanpast (wisselt tussen grootlicht
en dimlicht) overeenkomstig de helder-
heid van andere auto's en wegomstan-
digheden.
Systeeminstelling
De bestuurder kan de HBA activeren
door het contact in stand ON te zetten
en het volgende te selecteren:
‘Gebruikersinstellingen Verlichting
HBA (High Beam Assist)’. Als u deze
instelling uitschakelt, zal de HBA niet
werken.
De instelling van de HBA wordt volgens
selectie gehandhaafd als de motor
opnieuw wordt gestart.
:HUNLQJ
1. Zet de lichtschakelaar in de stand
AUTO.
2. Beweeg de hendel van u af om het
grootlicht in te schakelen.
3. Het controlelampje Smart High
Beam ( ) gaat branden.
4. De High Beam Assist wordt inge-
schakeld wanneer de rijsnelheid
hoger is dan 40 km/h.
1) Wanneer u de lichtschakelaar van
u af beweegt terwijl de High Beam
Assist in werking is, wordt de High
Beam Assist uitgeschakeld.
2) Wanneer u de lichtschakelaar naar
u toe beweegt terwijl het grootlicht
is uitgeschakeld, wordt het groot-
licht ingeschakeld. Wanneer u de
lichtschakelaar loslaat, beweegt
de hendel naar de middenstand en
wordt het grootlicht uitgeschakeld.
3) Wanneer u de lichtschakelaar naar
u toe beweegt terwijl het grootlicht
door de High Beam Assist is inge-
schakeld, wordt de High Beam
Assist uitgeschakeld.
4) Wanneer de lichtschakelaar in de
stand koplampen ( ) wordt gezet,
wordt de High Beam Assist uitge-
schakeld en blijft het dimlicht onaf-
gebroken branden.
In de volgende gevallen wordt, wan-
neer de High Beam Assist in werking is,
van grootlicht overgeschakeld op dim-
licht.
- Wanneer de koplampen van een
tegemoetkomend voertuig worden
gesignaleerd.
- Wanneer de achterlichten van een
voorligger worden gesignaleerd.
- Wanneer de koplamp of het achter-
licht van een motorfiets of een fiets
wordt gedetecteerd.
- Wanneer het omgevingslicht rondom
zo helder is dat er grootlicht niet
nodig is.
- Wanneer straatlantaarns of andere
verlichting worden gesignaleerd.
- Wanneer de lichtschakelaar niet in de
stand AUTO staat.
- Wanneer de High Beam Assist is uit-
geschakeld.
- Wanneer de rijsnelheid lager is dan
30 km/h.
5-39
05
OAC3069028TU
:DDUVFKXZLQJVOLFKWHQERRGVFKDS
Wanneer de High Beam Assist niet
goed werkt, wordt de waarschuwings-
melding gedurende enkele seconden
weergegeven. Nadat de melding is ver-
dwenen, gaat het hoofdwaarschu-
wingslampje ( ) branden.
Wij raden u aan zich tot een erkende
HYUNDAI-dealer te wenden om het
systeem te laten controleren.
OPMERKING
Het systeem werkt onder de volgen-
GH RPVWDQGLJKHGHQ PRJHOLMN QLHW
goed:
%LMHHQ]ZDNNHYHUOLFKWLQJYDQKHW
tegemoetkomende voertuig of de
YRRUOLJJHU 'DW NDQ ELMYRRUEHHOG
KHWJHYDO]LMQ
:DQQHHU GH NRSODPSHQ YDQ GH
tegemoetkomende auto of de
achterlichten van de voorligger
]LMQ EHGHNW PHW YXLO VQHHXZ RI
vocht.
$OVGHNRSODPSHQYDQHHQWHJH-
PRHWNRPHQGH DXWR 8,7 ]LMQ
PDDUGHPLVWODPSHQ$$1]LMQ
2) Wanneer de frontcamera negatief
wordt beïnvloed door een externe
RPVWDQGLJKHLG 'DW NDQ ELMYRRU-
EHHOGKHWJHYDO]LMQ
:DQQHHU GH NRSODPSHQ YDQ GH
DXWR]LMQEHVFKDGLJGRIQLHWFRU-
UHFW]LMQJHUHSDUHHUG
:DQQHHU GH NRSODPSHQ YDQ GH
DXWRQLHWJRHG]LMQDIJHVWHOG
:DQQHHU PHW GH DXWR RS HHQ
smalle bochtige of ruwe weg
wordt gereden.
:DQQHHUPHWGHDXWRRSHHQVWLM-
gende of dalende weg wordt
gereden.
:DQQHHUVOHFKWVHHQGHHOYDQGH
voorligger zichtbaar is op een
kruising of een bochtige weg.
:DQQHHU HU HHQ YHUNHHUVOLFKW
reflecterend bord, knipperlicht of
spiegel aanwezig is.
:DQQHHU GH ZHJRPVWDQGLJKH-
GHQ VOHFKW ]LMQ ELMYRRUEHHOG
doordat de weg nat is of bedekt
is met sneeuw.
:DQQHHU HHQ DXWR SORWVHOLQJ
opduikt uit een bocht.
- Wanneer het voertuig is gekan-
teld door een lekke band of wordt
gesleept.
:DQQHHUGHZDDUVFKXZLQJVODPS
van het Lane Keeping Assist-
systeem brandt.
:DQQHHU GH YHUOLFKWLQJ YDQ HHQ
tegemoetkomende auto of voor-
ligger wordt niet gesignaleerd
door uitlaatgas- sen, rook, mist,
sneeuw, enz.
:DQQHHU GH YRRUUXLW EHGHNW LV
PHWELMYRRUEHHOGLMVVWRIRIPLVW
of beschadigd is.
5-40
Handige functies van uw auto
3) Wanneer het zicht naar voren
VOHFKWLV'DWNDQELMYRRUEHHOGKHW
JHYDO]LMQ
:DQQHHUGHNRSODPSHQYDQHHQ
tegemoetkomend voertuig of
een voorligger niet worden gede-
tecteerd door slecht zicht (smog,
rook, stof, mist, hevige regen,
sneeuw, enz.)
:DQQHHUKHW]LFKWGRRUGHYRRU-
ruit slecht is
WAARSCHUWING
 +HWV\VWHHPZHUNWPRJHOLMNRQJH-
veer 15 seconden niet na het star-
ten van de auto of het initialiseren
of herstarten van de frontcamera.

Probeer de frontcamera niet te
demonteren zonder de hulp van de
monteur van een officiële HYUNDAI-
dealer of een gekwalificeerde mon-
teur van een servicestation.
Als de camera om welke reden dan
RRN ZRUGW YHUZLMGHUG PRHW KHW
V\VWHHPPRJHOLMNRSQLHXZZRUGHQ
gekalibreerd. We adviseren u het
systeem te laten controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.

Als de voorruit van uw auto wordt
vervangen, moet de frontzichtca-
PHUD ZDDUVFKLMQOLMN RSQLHXZ ZRU-
den gekalibreerd. Als dit gebeurt,
adviseren we u de auto te laten
controleren en het systeem op-
nieuw kalibreren door een erkende
HYUNDAI-dealer als dit zich voor-
doet.
 =RUJHUYRRUGDWHUJHHQZDWHULQGH
+LJK %HDP $VVLVWXQLW WHUHFKW-
NRPWHQYHUZLMGHURIEHVFKDGLJGH
RQGHUGHOHQ YDQ KHW +LJK %HDP
Assist-systeem niet.
 3ODDWV JHHQ YRRUZHUSHQ RS KHW
dashboard die licht reflecteren,
zoals spiegels, wit papier, enz. Het
V\VWHHPZHUNW PRJHOLMN QLHW JRHG
wanneer zonlicht wordt gereflec-
teerd.
 6RPVZHUNWKHW+LJK%HDP$VVLVW
V\VWHHP PRJHOLMN QLHW JRHG +HW
systeem dient alleen ter vergroting
van het gebruiksgemak. Het is de
YHUDQWZRRUGHOLMNKHLG YDQ GH
EHVWXXUGHU RP YHLOLJ WH ULMGHQ HQ
DOWLMGGHYHUNHHUVVLWXDWLHWHFRQWUR-
leren.
 $OV KHW V\VWHHP QLHW QRUPDDO
werkt, wissel dan handmatig tus-
sen groot- en dimlicht.
5-41
05
Richtingaanwijzers
OHCR046350
Als u richting wilt aangeven, beweeg de
hendel dan omlaag als u links afslaat
en omhoog als u rechts afslaat, in stand
(A). Beweeg de combischakelaar
gedeeltelijk naar beneden of naar
boven en houd hem vast (B) om een
wisseling van rijstrook aan te geven.
De hendel zal terugkeren naar de OFF-
stand wanneer deze wordt losgelaten
of wanneer de draai volledig is.
Wanneer een controlelampje blijft bran-
den, niet knippert of abnormaal knip-
pert, kunnen één of meer lampen door-
gebrand zijn en dienen deze vervangen
te worden.
2SWLHVDXWRP.QLSSHUHQ
Beweeg de hendel iets en laat hem dan
weer los om de functie one- touch pas-
seerknipperlicht in te schakelen. De
richtingaanwijzers knipperen 3, 5 of 7
keer.
U kunt de functie one-touch passeer-
knipperlicht in-/uitschakelen of het aan-
tal keren knipperen selecteren (3, 5 of
7) met de modus Gebruikersinstellingen
op het LCDdisplay. =LH /&'GLVSOD\
0RGL LQ GLW KRRIGVWXN  YRRU PHHU
informatie.
Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
OHCR046362
De mistlampen dienen voor een beter
zicht en ter voorkoming van ongevallen
onder omstandigheden waarbij het
zicht sterk verminderd wordt door mist,
regen, sneeuwval enz.
1. Schakel de parkeerlicht aan.
2. Beweeg de lichtschakelaar (1) naar
de mistlamp vóór stand.
3. Zet om de mistlampen voor uit te
schakelen de lichtschakelaar nog-
maals in de stand mistlampen voor
of schakel de parkeerlichten uit.
AANWIJZING
De mistlampen gebruiken zeer veel
stroom. Gebruik de mistlampen
DOOHHQELMVOHFKW]LFKW
5-42
Handige functies van uw auto
Mistachterlicht
(indien van toepassing)
OAC3059026TU
Auto met mistlampen vooraan
Om de mistlampen achteraan aan te
zetten:
Plaats de lichtschakelaar in de parkeer-
licht stand, draai de lichtschakelaar
naar de mistlamp achter stand, en draai
vervolgens de lichtschakelaar (1) naar
de mistlamp achter stand.
OAC3059027TU
Auto zonder mistlampen vooraan
Om de mistlampen achteraan aan te
zetten:
Plaats de lichtschakelaar in de koplamp
stand, en draai vervolgens de lichtscha-
kelaar (1) naar de mistlamp achter stand.
Schakel de mistachterlichten op één
van de volgende manieren uit:
 =HWGHOLFKWVFKDNHODDUWHUXJQDDUGH
mistlamp achter stand.
 $OV GH OLFKWVFKDNHODDU LQ GH VWDQG
parkeerlichten staat en u de mistlam-
pen voor uitschakelt,
Energiebesparingsfunctie
Deze functie voorkomt dat de accu ont-
laden raakt. Het systeem schakelt auto-
matisch de parkeerlichten uit wanneer
de bestuurder de motor uitschakelt en
het bestuurdersportier opent.
De parkeerlichten worden automatisch
uitgeschakeld als de auto in het donker
langs de kant van de weg geparkeerd
wordt.
Volg onderstaande procedure als de
parkeerlichten moeten blijven branden
wanneer de motor is uitgeschakeld:
1) Open het portier aan bestuurderszij-
de.
2) Schakel de parkeerlichten UIT en
AAN met de lichtschakelaar op de
stuurkolom.
Follow me home-functie
(indien van toepassing)
Als u het contact in stand ACC of OFF
zet met ingeschakelde koplampen, blij-
ven de koplampen (en/of parkeerlich-
ten) gedurende ongeveer 5 minuten
branden. Echter, met de motor uit wan-
neer het portier van de bestuurder
wordt geopend en gesloten, zullen de
koplampen (en/of de stadslichten) na
15 seconden uitgeschakeld worden.
De koplampen (en/of parkeerlichten)
kunnen worden uitgeschakeld door
twee keer op de vergrendelknop op de
sleutel met afstandsbediening (of op de
Smart Key) te drukken of door de licht-
schakelaar in de OFF- of AUTO-stand
te draaien. Echter, als je de lichtscha-
kelaar in de AUTO stand zet wanneer
het buiten donker is, zullen de koplam-
pen niet worden uitgeschakeld.
5-43
05
AANWIJZING
Als de bestuurder de auto verlaat via
een ander portier dan het bestuur-
dersportier, werkt de energiebespa-
ringsfunctie niet en worden de follow
me home-functie niet automatisch
uitgeschakeld.
Hierdoor zal de accu ontladen raken.
Schakel om ontlading van de accu te
voorkomen voordat u de auto verlaat
de koplampen handmatig uit met de
koplampschakelaar.
Dagrijverlichting (DRL)
(indien van toepassing)
Dagrijverlichting (DRL) kunnen mede-
weggebruikers uw auto overdag beter
zien, maar vooral in de periode rond
zonsopgang en zonsondergang.
Het DRL-systeem zal de aangewezen
lamp uitschakelen als:
1. De parkeerrem is geactiveerd.
2. De motor is uitgeschakeld.
Koplampverstelling
OAC3059028TU
De koplamphoogte kan worden afge-
steld en worden aangepast aan het
aantal inzittenden en de hoeveelheid
bagage in de auto door de schakelaar
voor de koplamphoogte te verdraaien.
Hoe hoger het nummer op de schake-
laar, hoe lager de hoogte van de licht-
bundel. Zorg ervoor dat de koplampen
niet te hoog staan om verblinding van
andere weggebruikers te voorkomen.
Hieronder staan voorbeelden van de
juiste afstelling van de schakelaar voor
verschillende belastingen. Stel bij een
andere mate van belasting dan hieron-
der vermeld de schakelaar af volgens
de meest vergelijkbare situatie.
%HODGLQJVWRHVWDQG Stand
schakelaar
Alleen bestuurder 0
Bestuurder +
voorpassagier 0
Alle zitplaatsen bezet
(inclusief de bestuurder) 1
Alle zitplaatsen bezet
(inclusief de bestuurder)
0D[LPDDOWRHODDWEDUH
belading 2
%HVWXXUGHU0D[LPDDO
toelaatbare belading 3
5-44
Handige functies van uw auto
Statische verlichting Low Beam
Assist (indien van toepassing)
Wanneer u door een bocht rijdt, wordt
de statische verlichting van de Low
Beam Assist links of rechts automatisch
ingeschakeld voor een beter zicht en
meer veiligheid. De statische verlich-
ting van de Low Beam Assist gaat aan
als een van de volgende omstandighe-
den zich voordoet.
 'HULMVQHOKHLGLVODJHUGDQNPKHQ
het stuurwiel is gedraaid over een
hoek van ongeveer 80 graden met
ingeschakeld dimlicht.
 'HULMVQHOKHLGOLJWWXVVHQNPKHQ
90 km/h en het stuurwiel is gedraaid
over een hoek van ongeveer 35 gra-
den met ingeschakeld dimlicht.
 :DQQHHUGHDXWRDFKWHUXLWULMGWZDDU-
bij aan één van de bovenstaande
voorwaarden is voldaan, wordt het
licht, dat tegengesteld is aan de rich-
ting waarnaar het stuurwiel wordt
gedraaid, ingeschakeld.
Interieurverlichting
AANWIJZING
Laat de interieurverlichting niet te
lang branden als de motor niet draait
of zal de accu ontladen raken.
Automatisch uitschakelen
interieurverlichting
De interieurverlichting gaat automa-
tisch uit na ongeveer 20 minuten nadat
de motor uitgezet wordt en de portieren
gesloten. Als er een portier wordt geo-
pend, zal de lamp uitgaan, 40 minuten
nadat de motor is uitgeschakeld. Als de
portieren vergrendeld zijn door de sleu-
tel met afstandsbediening of een Smart
Key en het antidiefstal-alarmsysteem
van de auto is ingeschakeld, zal de
lamp vijf seconden later uitgaan.
5-45
05
Interieurverlichting vóór
OAC3059029TU
: De voorste of achterste compar-
timentverlichting gaat branden
wanneer de voorste of achterste
portieren worden geopend of de
motor nu loopt of niet. Als de
deuren met Afstandsbediening
of Smart Key worden ontgren-
deld, gaat de kaartlamp gedu-
rende ongeveer 30 seconden
branden; het licht dooft als geen
portier wordt geopend. De voor-
ste en achterste interieurverlich-
ting dimmen na ongeveer 30
seconden als de portieren geslo-
ten zijn. Maar indien het contact-
slot in de AAN-stand staat of
wanneer alle portieren gesloten
zijn, zullen de voorste en achter-
ste lampen uitgeschakeld wor-
den. Wanneer een portier geo-
pend wordt wanneer het
contactslot in ACC-stand of
OFF-stand staat, dan blijven de
voorste en achterste lampen
gedurende 20 minuten branden.
: Met de Voorste Compartimentver-
lichting in deze stand, blijven de
voorste en achterste comparti-
mentverlichting te allen tijde
branden.
: Met de voorste compartiment-
verlichting in deze stand, blijven
de voorste en achterste compar-
timentverlichting uit te allen tijde.
Verlichting bagageruimte
OAC3059063TU
De bagageruimteverlichting gaat bran-
den zodra de achterklep geopend
wordt.
AANWIJZING
De verlichting van de bagageruimte
EOLMIWDDQ]RODQJGHDFKWHUNOHSRSHQ
is. Om overbodige verbruik van het
laadsysteem te voorkomen, sluit vei-
lig de achterklep na gebruik van de
achterklep.
Verlichting handschoenenkastje
(indien van toepassing)
OAC3059030TU
De verlichting in het dashboardkastje
gaat branden als het dashboardkastje
wordt geopend.
De verlichting in het dashboardkastje
werkt alleen als de parkeerlichten of
koplampen in de stand ON staan.
5-46
Handige functies van uw auto
OAC3059031TU
Voor
Achter
OAC3059032TU
A: Snelheidsregelknop
ruitenwissers
· MIST ( ) – Éénmaal wissen
· OFF (O) – Off
· INT (---) – Intervalstand
(indien van toepassing)
· LO (1) - Lage wissersnelheid
· HI (2) - Hoge wissersnelheid
%,QVWHOOLQJOHQJWH,QWHUYDO
C : Sproeien en kort wissen
D: Achterruitwisser/bediening
sproeier/sproeien
met kort wissen
· Sproeien en kort wissen
· ON ( ) – Continu wissen
· OFF (O) – Off
Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in
stand ON staat.
MIST ( ): Voor een enkele wiscyclus,
duw de hendel omhoog en
laat los. De ruitenwissers
zullen blijven werken zolang
de schakelaar in deze stand
wordt gehouden.
OFF (O): Ruitenwisser uitgeschakeld.
INT (---): De ruitenwissers werken met
regelmatige intervallen. Draai
aan de snelheidsregelknop
om de snelheid te wijzigen
(B).
LO (1): De ruitenwisser draait op een
lagere snelheid.
HI (2): De ruitenwisser draait op een
hogere snelheid.
i Informatie
0DDN GH UXLW YULM YDQ VQHHXZ HQ LMV
DOYRUHQVGHUXLWHQZLVVHUVWHJHEUXLNHQ
of ontdooi de voorruit gedurende 10
PLQ$QGHUV ZHUNHQ GH UXLWHQZLVVHUV
PRJHOLMN QLHW JRHG HQ NXQQHQ ]H
EHVFKDGLJGUDNHQ
$OVX VQHHXZ HQRI LMVQLHW YHUZLMGHUW
voordat u de ruitenwisser en ruiten-
VSURHLHU JHEUXLNW NDQ HU VFKDGH RQW-
staan aan het ruitenwisser- en ruiten-
sproeiersysteem.
RUITENWISSERS EN RUITENSPROEIERS
5-47
05
Ruitensproeier voorruit
OAC3059034TU
Trek de hendel naar voren om de rui-
tensproeier in te schakelen. Als de rui-
tenwisser in stand OFF (O) staat, zal
deze 1-3 wisslagen maken. De ruiten-
sproeier en de ruitenwissers blijven
werken tot u de hendel loslaat. Als de
ruitensproeiers niet werken, moet u
mogelijk ruitensproeiervloeistof bijvul-
len.
WAARSCHUWING
Als de buitentemperatuur zich onder
het vriespunt bevindt, warm de voor-
ruit ALTIJD op met behulp van de
elektrische verwarming om te voor-
komen dat de ruitensproeiervloei-
stof bevriest op de voorruit en uw
zicht belemmert, wat kan leiden tot
een ongeval en ernstig letsel of de
dood.
OPMERKING
 *HEUXLN GH UXLWHQVSURHLHUV QLHW
wanneer het reservoir leeg is, om
beschadiging van de ruiten-sproei-
erpomp te voorkomen.
 6FKDNHO GH UXLWHQZLVVHUV QLHW LQ
als de ruit droog is om beschadi-
ging van de wissers en de voorruit
te voorkomen.
 3UREHHU GH UXLWHQZLVVHUV QRRLW
met de hand te bewegen om
beschadiging van de ruitenwisser-
armen en van andere onderdelen
te voorkomen.
 *HEUXLNRPPRJHOLMNHVFKDGHDDQ
het ruitenwisser- en ruitensproei-
ersysteem te voorkomen in de win-
WHU RI ELM ODJH EXLWHQWHPSHUDWXUHQ
speciale ruitensproeiervloeistof.
Schakelaar achterruitenwisser
en -sproeier
(indien van toepassing)
OAC3059035TU
De schakelaar voor de achterruitenwis-
ser en -sproeier bevindt zich aan het
uiteinde van de ruitenwisser- en sproei-
erschakelaar.
Zet de schakelaar in de gewenste stand
om de achterruitenwisser en -sproeier
te bedienen.
· Ruitensproeiervloeistof en wis-
sen
· ON ( ) – Normale ruitenwisserbe-
diening
· OFF (O) – Ruitenwisser uitgescha-
keld
5-48
Handige functies van uw auto
OAC3059039TU
OAC3059040TU
De Rear view monitor wordt geacti-
veerd als het contactslot in stand ON
en de versnellingspook in de achteruit-
versnelling (R).
Dit is een aanvullend systeem dat de
ruimte achter de auto weergeeft via de
binnenspiegel of het navigatiescherm
terwijl u achteruitrijdt.
WAARSCHUWING
'HDFKWHUXLWULMFDPHUDLVJHHQYHLOLJ-
KHLGVV\VWHHP'HDFKWHUXLWULMFDPHUD
KHOSW GH EHVWXXUGHU DOOHHQ ELM KHW
signaleren van obstakels die zich
GLFKWELMKHWPLGGHQYDQGHDFKWHU]LM-
de van de auto bevinden. De camera
geeft NIET de volledige omgeving
YDQGHDFKWHU]LMGHYDQGHDXWRZHHU
WAARSCHUWING
 9HUWURXZ ELM KHW DFKWHUXLWULMGHQ-
nooit alleen op het beeld van de
DFKWHUXLWULMFDPHUD
 .LMN$/7,-' URQG XZ YRHUWXLJ RP
HU ]HNHU YDQ WH ]LMQ GDW HU JHHQ
REMHFWHQ RI REVWDNHOV DDQZH]LJ
]LMQ GLH ELM KHW ZHJULMGHQ HHQ KLQ-
dernis kunnen vormen.
 :HHVDOWLMGH[WUDYRRU]LFKWLJDOVX
dicht langs voorwerpen of perso-
QHQ LQ KHW ELM]RQGHU NLQGHUHQ
ULMGW
 ,Q GH ZLQWHU NDQ KHW FDPHUDEHHOG
YHUYDDJG ]LMQ DOV JHYROJ YDQ GH
uitlaatgassen als het voertuig
ODQJH WLMG VWLOVWDDW RI RYHUGHNW
geparkeerd is en als u uw auto op
een heuvel parkeert of stilzet.
 9DQZHJHGHORFDWLHYDQGHFDPHUD
NDQ GH NHQWHNHQSODDW JHGHHOWHOLMN
worden weergegeven op de onder-
NDQWYDQKHWDFKWHUXLWNLMNVFKHUP
AANWIJZING
 6SXLW QLHW PHW HHQ KRJHGUXNUHLQL-
JHUGLUHFWRSGHDFKWHUXLWULMFDPHUD
of de omgeving ervan. Schokken
door waterstralen uit de hogedruk-
reiniger kunnen ervoor zorgen dat
het apparaat niet goed werkt.

Gebruik voor het reinigen van de
lens geen producten die zure of
basische reinigingsmiddelen bevat-
ten. Gebruik uitsluitend een zachte
zeep of een neutraal oplosmiddel
en spoel grondig na met water.
i Informatie
Zorg er voor dat de lens van de camera
DOWLMG VFKRRQ LV$OV GH OHQV LV EHGHNW
met vuil, water of sneeuw, functioneert
GHFDPHUDPRJHOLMNQLHWQRUPDDO
5($59,(:021,725590,1',(19$172(3$66,1*
5-49
05
OAC3059037TU
[A]: Ultrasoonsensoren achter
Het Parking Distance Warning (achter-
uit) waarschuwt de bestuurder tijdens
het achteruitrijden met een geluidssig-
naal zodra de afstand tussen de auto
en een voorwerp achter de auto minder
dan 120 cm wordt.
Deze functie is een aanvullend sys-
teem dat werkt alleen in het gebied
waar de parkeersensoren zijn geplaatst;
het kan geen objecten waarnemen in
gebieden waar geen sensoren zijn
geplaatst.
WAARSCHUWING
 .LMN$/7,-' URQG XZ YRHUWXLJ RP
HU ]HNHU YDQ WH ]LMQ GDW HU JHHQ
REMHFWHQ RI REVWDNHOV DDQZH]LJ
]LMQ GLH ELM KHW ZHJULMGHQ HHQ KLQ-
dernis kunnen vormen.
 :HHVDOWLMGH[WUDYRRU]LFKWLJDOVX
dicht langs voorwerpen of perso-
QHQ LQ KHW ELM]RQGHU NLQGHUHQ
ULMGW
 (U UHNHQLQJ PHH GDW VRPPLJH
REMHFWHQQLHW]LFKWEDDU]LMQRSKHW
scherm of worden gedetecteerd
door de sensoren, door de afstand
tot het voorwerp, de afmeting of
het materiaal. Dit alles kan de effi-
ciëntie van de sensor beïnvloeden.
Werking van de parkeerhulp
(achteruit)
:HUNLQJ
 'H]HIXQFWLH ZRUGW LQJHVFKDNHOG DOV
de achteruitversnelling wordt inge-
schakeld en het contact in stand ON
staat. Maar als de rijsnelheid hoger is
dan 5 km/h, registreert het systeem
obstakels mogelijk niet.
 $OV GH ULMVQHOKHLG KRJHU LV GDQ 
km/h, geeft het systeem u geen waar-
schuwing meer als een obstakel
wordt gesignaleerd.
 $OV HU ]LFK PHHUGHUH YRRUZHUSHQ
achter de auto bevinden, zal het
dichtstbijzijnde als eerste worden
geregistreerd.
PARKING DISTANCE WARNINGǘSYSTEEM ǣACHTERUITǘPDWǤ
ǣINDIEN VAN TOEPASSINGǤ
5-50
Handige functies van uw auto
:DDUVFKXZLQJVJHOXLGVVLJQDOHQHQ:DDUVFKXZLQJVODPSMHV
Waarschuwingssignalen &RQWUROHODPSMH
Als een voorwerp zich 120 - 60 cm van de achterbumper bev-
indt: Zoemer klinkt met tussenpozen.
Als een voorwerp zich 30 - 60 cm van de achterbumper bevin-
dt: Zoemer klinkt vaker.
Als een voorwerp zich binnen 30 cm van de achterbumper
bevindt: Zoemer klinkt onafgebroken.
AANWIJZING
 +HW FRQWUROHODPSMH ZLMNW PRJHOLMN DI YDQ GH DIEHHOGLQJ DIKDQNHOLMN YDQ
REMHFWHQHQGHVWDWXVYDQVHQVRUHQ$OVNQLSSHUWKHWFRQWUROHODPSMHDGYL-
seren we u de auto te laten controleren door een officiële HYUNDAI-dealer.
 $OVXJHHQZDDUVFKXZLQJVJHOXLGKRRUWRIDOVGH]RHPHUPHWWXVVHQSR]HQ
NOLQNWZDQQHHUXGHVHOHFWLHKHQGHOLQVWDQG5DFKWHUXLW]HW]LWHUPRJHOLMN
een storing in het Parking Distance Warning (achteruit). Als dit gebeurt
adviseren we u de auto te laten controleren door een officiële HYUNDAI-
dealer.
5-51
05
Parking Distance Warning
(achteruit) uitschakelen
(indien van toepassing)
OAC3059038TU
Druk op de Parkeerknop om het Parking
Distance Warning (achteruit) uit te
schakelen. Het controlelampje in de
Parkeerknop gaat branden.
Gevallen waarin het Parking
Distance Warning (achteruit)
niet werkt
Het Parking Distance Warning (achter-
uit) werkt in de volgende gevallen
mogelijk niet goed:
 $OVHULMVRSGHVHQVRU]LW
 'H VHQVRU LV EHGHNW PHW YXLO ]RDOV
sneeuw of water, of een andere sub-
stantie of de sensorkap is geblok-
keerd.
'HZHUNLQJYDQKHW3DUNLQJ
'LVWDQFH:DUQLQJDFKWHUXLWZRUGW
in de volgende omstandigheden
PRJHOLMNYHUVWRRUG
 %LMKHWULMGHQRSRQHIIHQZHJHQHQRS
hellingen.
 =LFK YRRUZHUSHQ GLH RYHUGUHYHQ
ODZDDL YHURRU]DNHQ ]RDOV FOD[RQV
van auto's, motorlawaai van motor-
fietsen of luchtremmen van een
vrachtwagen kunnen interfereren met
de sensor.
 %LM ]ZDUH UHJHQYDO RI RSVSDWWHQG
water.
 %LM GH DDQZH]LJKHLG YDQ DIVWDQGHQ
bedieningen of mobiele telefoons de
buurt van de sensor.
 $OVGHVHQVRUEHGHNWLVPHWVQHHXZ
 $OOHDSSDUDWHQRIDFFHVVRLUHVGLHQLHW
in de fabriek werden geïnstalleerd, of
als de bumperhoogte van de wagen
of de sensorinstallatie werd gewij-
zigd.
+HWVHQVRUEHUHLNNDQLQGHYROJHQGH
gevallen afnemen:
 %LM H[WUHHP KRJH RI ODJH EXLWHQWHP-
peraturen.
'HYROJHQGHYRRUZHUSHQZRUGHQ
PRJHOLMNQLHWRSJHPHUNWGRRUGH
sensoren:
 6PDOOH YRRUZHUSHQ DOV WRXZHQ NHW-
tingen enz.
 9RRUZHUSHQ GLH GH KRRJIUHTXHQWH
signalen van de sensor absorberen,
zoals kleding, sponsachtige materia-
len en sneeuw.
 %LM REMHFWHQ ODJHU GDQ  PHWHU HQ
smaller dan 14 cm in diameter.
WAARSCHUWING
6FKDGH DDQ GH DXWR HQ SHUVRRQOLMN
OHWVHORQWVWDDQYDQZHJHKHWRQMXLVW
functioneren van het Parking Dis-
tance Warning (achteruit), vallen niet
RQGHU GH JDUDQWLH 5LMG DOWLMG YHLOLJ
en voorzichtig.
5-52
Handige functies van uw auto
AANWIJZING
 +HW 3DUNLQJ 'LVWDQFH :DUQLQJ
(achteruit) werkt alleen in het
gebied waar de parkeersensoren
]LMQ JHSODDWVW %RYHQGLHQ ZRUGHQ
NOHLQHRIVPDOOHREMHFWHQDOVSDOHQ
RIREMHFWHQGLH]LFKWXVVHQGHYHU-
schillende sensoren bevinden,
PRJHOLMN QLHW GRRU GH VHQVRUHQ
geregistreerd.
 .LMN WLMGHQV KHW DFKWHUXLWULMGHQ
DOWLMGZDDUXULMGW
 ,QIRUPHHU EHVWXXUGHUV GLH RQEH-
NHQG ]LMQ PHW GH DXWR RYHU GH
PRJHOLMNKHGHQ HQ EHSHUNLQJHQ
van het systeem.
Parking Distance Warning
(achteruit)
voorzorgsmaatregelen
 +HW ZDDUVFKXZLQJVVLJQDDO YDQ KHW
Parking Distance Warning (achteruit)
klinkt mogelijk niet consistent als het
voorwerp achter de auto beweegt of
een grillige vorm heeft.
 'HFRUUHFWHZHUNLQJYDQKHW3DUNLQJ
Distance Warning (achteruit) kan ver-
stoord raken als de bumperhoogte of
de inbouwpositie van de sensoren is
gewijzigd of als de bumper of een
sensor beschadigd is. Achteraf
gemonteerde accessoires kunnen
het bereik van de sensoren beïnvloe-
den.
 9RRUZHUSHQ GLH NOHLQHU ]LMQ GDQ 
cm worden mogelijk niet of niet goed
geregistreerd. Wees alert.
$OVGHVHQVRUEHGHNWLVPHWVQHHXZ
vuil of water werkt deze mogelijk niet
goed totdat deze weer schoon en
droog is gemaakt met een zachte
doek.
 'XZ NUDV RI VOD GH VHQVRU QLHW PHW
harde voorwerpen aangezien deze
het oppervlakte van de sensor kun-
nen beschadigen. De sensor kan
beschadigd raken.
 6SXLW QLHW PHW HHQ KRJHGUXNUHLQLJHU
direct op de sensoren of de omgeving
ervan. Schokken door waterstralen uit
de hogedrukreiniger kunnen ervoor
zorgen dat het apparaat niet goed
werkt.
5-53
05
OAI3059100L
1. Temperatuurregelknop
2. Aanjagerknop
3. Luchtcirculatietoets
4. Toets A/C (stand recirculatie of
stand buitenlucht)
5. Toets A/C (Airco)
(indien van toepassing)
6. Toets achterruitverwarming
(indien van toepassing)
HANDBEDIEND VERWARMINGSǘ EN VENTILATIESYSTEEM
ǣINDIEN VAN TOEPASSINGǤ
5-54
Handige functies van uw auto
9HUZDUPLQJHQDLUFRQGLWLRQLQJ
1. Start de motor.
2. Zet de luchtcirculatietoets in de
gewenste stand.
Voor een effectieve verwarming en
koeling:
- Verwarmen:
- Koelen:
Luchtcirculatie
3. Stel de temperatuur in op de gewens-
te waarde.
4. Stel de luchttoevoerbediening in op
koud.
5. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
6. Als u de uitstromende lucht gekoeld
wilt hebben, kunt u het airconditio-
ningssysteem aanzetten.
OAC3059100TU
5-56
Handige functies van uw auto
OAC3059103TU
8LWVWURRPRSHQLQJHQGDVKERDUG
De luchtstroom uit de uitstroomopening
van het dashboard kan naar boven/
beneden gericht worden of naar links/
rechts door de hendel te gebruiken.
Draai om de ventilatieopening te sluiten
de hendel volledig naar de buitenzijde.
Om de ventilatieopening te openen
draait u deze naar de binnenzijde.
Temperatuurregelknop
OAC3059102TU
De temperatuur zal toenemen door de
knop naar rechts te draaien.
De temperatuur zal verlagen door de
knop naar links te draaien.
Luchttoevoertoets
OAC3059104TU
De luchtinlaatregelknop wordt gebruikt
om de koude lucht- (buitenlucht) of de
recirculatiemodus (cabinelucht) te
selecteren.
6WDQG5HFLUFXODWLH
In de stand RECIRCU-
LATIE wordt de lucht uit
het passagiers- compar-
timent door het systeem
gerecirculeerd en, afhan-
kelijk van de gekozen
functie, gekoeld of ver-
warmd.
6WDQG%XLWHQOXFKW
In de stand BUITENLUCHT
stroomt de lucht van bui-
tenaf in het passagiers-
compartiment. Deze lucht
wordt, afhankelijk van de
gekozen functie, ver-
warmd of gekoeld.
5-57
05
i Informatie
+HW ZRUGW JHDGYLVHHUG KHW V\VWHHP
YRRUQDPHOLMNLQGHNRXGHOXFKWPRGXV
WH JHEUXLNHQ *HEUXLN UHFLUFXODWLH
DOOHHQWLMGHOLMNZDQQHHUGDWQRGLJLV
'RRU ODQJGXULJ JHEUXLN YDQ GH YHU-
warming in de recirculatiemodus en
]RQGHU GH DLUFR DDQ NDQ GH YRRUUXLW
EHVODDQ
%RYHQGLHQNDQODQJGXULJJHEUXLNYDQ
GHDLUFRQGLWLRQLQJWLMGHQVJHEUXLNYDQ
de recirculatiemodus leiden tot te
GURJHRQWYRFKWLJGHOXFKWLQGHFDELQH
HQNDQGHYRUPLQJYDQHHQPXIIHJHXU
GRRUVWLOVWDDQGHOXFKWEHYRUGHUHQ
WAARSCHUWING
 $OVKHWNOLPDDWUHJHOV\VWHHPJHGX-
UHQGH ODQJHUH WLMG LQ GH UHFLUFXOD-
tiemodus wordt gebruikt, kan dit
leiden tot slaperigheid van de inzit-
tenden in de cabine. Dit kan leiden
tot verlies van controle over de
auto, wat kan leiden tot een onge-
val.
 $OVXKHWNOLPDDWUHJHOV\VWHHPODQ-
JHUH WLMG LQ GH UHFLUFXODWLHPRGXV
met de airconditioning uitgescha-
keld gebruikt, kan de luchtvochtig-
heid in de cabine toenemen.
Dit kan leiden tot condensvorming
op de voorruit en een slecht zicht.
 6ODDS QLHW LQ XZ DXWR RI EOLMI QLHW
YRRUODQJHUHWLMGLQXZDXWRJHSDU-
keerd met de ramen dicht en de
verwarming of de airconditioning
aan. Dit kan het kooldioxidegehal-
te in de cabine verhogen, wat kan
leiden tot ernstig letsel of de dood.
Aanjagerschakelaar
OAI3059117
Draai de knop naar rechts om de venti-
latorsnelheid en de luchtstroom te ver-
hogen. Draai de knop naar links om de
ventilatorsnelheid en de luchtstroom te
verlagen.
Zet de aanjagerknop in stand "0" om de
aanjager uit te schakelen.
AANWIJZING
:DQQHHUGHDDQMDJHUZRUGWEHGLHQG
WHUZLMOKHWFRQWDFWLQVWDQG21VWDDW
NDQGHDFFXRQWODGHQUDNHQ%HGLHQ
GHDDQMDJHUZDQQHHUGHPRWRUGUDDLW
Airconditioning
OAC3059105TU
Druk op de toets A/C om de airconditio-
ning in te schakelen (het controlelamp-
je gaat branden). Druk nogmaals op de
toets om de airconditioning uit te scha-
kelen.
5-58
Handige functies van uw auto
Werking systeem
Ventilatie
1. Selecteer de gezichtsniveau
modus.
2. Stel de luchttoevoerbediening in op
koud.
3. Stel de temperatuur in op de gewens-
te waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
Verwarmen
1. Selecteer de vloerniveau
modus.
2. Stel de luchttoevoerbediening in op
koud.
3. Stel de temperatuur in op de gewens-
te waarde.
4. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
5. Schakel de airconditioning desge-
wenst in met de temperatuurregel-
knop op warme lucht om de lucht te
ontvochtigen voordat deze de cabi-
ne binnenkomt.
Selecteer de Floor & Defrost
modus of druk op de voorruitverwar-
mings modus wanneer de voorruit
beslaat.
7LSVYRRUKHWJHEUXLN
 2PWHYRRUNRPHQGDWVWRIRIRQDDQ-
gename geuren in het interieur van
de auto terechtkomen, kan de scha-
kelaar voor de luchttoevoer tijdelijk in
de stand RECIRCULATIE worden
gezet. Selecteer de stand
BUITENLUCHT weer zodra de bron
van irritatie gepasseerd is om weer
frisse lucht toe te laten tot het interi-
eur. Frisse lucht is beter voor de
fysieke gesteldheid van de bestuur-
der en bovendien aangenamer.
 9RRUNRPGDWGHYRRUUXLWEHVODDWGRRU
de stand BUITENLUCHT te selecte-
ren, de aanjager in de gewenste
stand te zetten, de airconditioning in
te schakelen en de gewenste tempe-
ratuur in te stellen.
Airconditioning
HYUNDAI-airconditioningssystemen
zijn gevuld met koudemiddel R-134a of
R-1234yf.
1. Start de motor.
2. Druk op toets A/C.
3. Selecteer de gezichtsniveau
modus.
4. Stel de luchtinlaatregeling tijdelijk in
op de recirculatiestand om de cabine
snel te laten afkoelen. Wanneer de
gewenste temperatuur in de cabine
is bereikt, zet u de luchtinlaatrege-
ling weer in de koude luchtmodus.
5. Stel de aanjagersnelheid en de tem-
SHUDWXXUELMRPHHQPD[LPDDOFRP-
fort te bereiken.
AANWIJZING
 2QGHUKRXGDDQGHDLUFRQGLWLRQLQJ
dient alleen te worden uitgevoerd
door geautoriseerd personeel om
HHQ MXLVWH HQ YHLOLJH ZHUNLQJ WH
garanderen.
 2QGHUKRXG DDQ KHW NRXGHPLGGHO-
systeem dient te worden uitge-
voerd in een goed geventileerde
omgeving.
 'H YHUGDPSHU YDQ GH DLUFRQGLWLR-
ning (koelspiraal) mag nooit wor-
den gerepareerd of worden vervan-
gen door een gebruikt exemplaar
en nieuwe vervangende MAC-
verdampers moeten conform SAE-
QRUP - ]LMQ JHNHXUG HQ
gemerkt.
5-59
05
i Informatie
 +RXG GH WHPSHUDWXXUPHWHU QDXZ-
lettend in de gaten wanneer de air-
FRQGLWLRQLQJ ZRUGW JHEUXLNW DOV X
lange hellingen oprijdt of als u in
GUXN YHUNHHU ULMGW ELM KRJH EXLWHQ-
WHPSHUDWXUHQ'RRUKHWJHEUXLNYDQ
KHW DLUFRQGLWLRQLQJVV\VWHHP NDQ GH
PRWRURYHUYHUKLWUDNHQ%OLMIGHDDQ-
MDJHU JHEUXLNHQ HQ VFKDNHO KHW DLU-
conditioningssysteem uit wanneer de
temperatuurmeter aangeeft dat de
PRWRURYHUYHUKLWUDDNW
 %LM KHW RSHQHQ YDQ GH UXLWHQ ELM
YRFKWLJZHHUNDQGHDLUFRQGLWLRQLQJ
druppelvorming in het interieur ver-
RRU]DNHQ2PGDWWHYHHOYRFKWLQKHW
LQWHULHXU VFKDGH DDQ HOHNWULVFKH
FRPSRQHQWHQNDQYHURRU]DNHQPDJ
de airconditioning alleen worden
JHEUXLNWDOVGHUXLWHQJHVORWHQ]LMQ
$DQZLM]LQJHQYRRUJHEUXLNDLUFRQ-
ditioning
 2SHQGHUXLWHQHHQWLMGMHZDQQHHUGH
auto tijdens warm weer in de volle
zon geparkeerd is geweest, zodat de
warme lucht naar buiten kan.
 1DGDW KHW LQWHULHXU YROGRHQGH LV
gekoeld, schakelt u vanuit de stand
RECIRCULATIE terug naar de stand
BUITENLUCHT.
2PKHWEHVODDQYDQGHUXLWHQWLMGHQV
regenachtige of vochtige dagen te
verminderen, kunt u de vochtigheids-
graad in het interieur terugbrengen
door de airconditioning in te schake-
len terwijl de ruiten en het schuifdak
gesloten zijn.
 7LMGHQVGHZHUNLQJYDQGHDLUFRQGLWL-
oning ziet u het motortoerental zo nu
en dan iets veranderen wanneer de
aircocompressor inschakelt. Dit is
een normaal verschijnsel tijdens de
werking van het systeem.
 6FKDNHO GH DLUFRQGLWLRQLQJ LHGHUH
maand enkele minuten in om het sys-
teem in een optimale staat te houden.
 1D JHEUXLN YDQ GH DLUFRQGLWLRQLQJ
kan onder de rechterzijde van de
auto een plas heldere vloeistof gelekt
zijn. Dit is een normaal verschijnsel
tijdens de werking van het systeem.
 $OV X GH DLUFRQGLWLRQLQJ RYHUPDWLJ
laat werken, kan het verschil in tem-
peratuur tussen de buitenlucht en de
voorruit damp veroorzaken op het
buitenoppervlak van de voorruit, wat
kan leiden tot verminderde zichtbaar-
heid. Zet in dat geval de luchtcircula-
tietoets in de stand en de aanjager-
knop op de laagste stand.
Onderhoudssysteem
Interieurfilter
OIK047401L
[A]: Buitenlucht, [B]: Gerecirculeerde lucht
[C]: Interieurfilter, [D]: Aanjager
[E]: Kachelradiateur, [F]: Verdamper
Deze filter bevindt zich achter het hand-
schoenkastje. Hij filtert stof of andere
vervuilende stoffen die in de auto bin-
nendringen via het verwarmings- en
airconditioningssysteem.
5-60
Handige functies van uw auto
Wij raden aan dat de luchtfilter van de
klimaatcontrole vervangen wordt door
een officiële HYUNDAI-dealer. Als er
onder ongunstige omstandigheden
gereden wordt, bijvoorbeeld in een stof-
fige omgeving of op slechte wegen,
moet het interieurfilter vaker worden
gecontroleerd en indien nodig worden
vervangen.
We adviseren u het systeem te laten
controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer als de luchtopbrengst
plotseling afneemt.
i Informatie
 9HUYDQJ KHW ILOWHU RYHUHHQNRPVWLJ
het onderhoudsschema.
Als er onder ongunstige omstandig-
KHGHQ JHUHGHQ ZRUGW ELMYRRUEHHOG
in een stoffige omgeving of op slechte
ZHJHQPRHWKHWLQWHULHXUILOWHUYDNHU
worden gecontroleerd en indien
nodig worden vervangen.
 :HDGYLVHUHQXKHWV\VWHHPWHODWHQ
controleren door een officiële
+<81'$,GHDOHU DOV GH OXFKWRS-
EUHQJVWSORWVHOLQJDIQHHPW
Hoeveelheid koudemiddel en
compressorolie controleren
Als er te weinig koudemiddel in het sys-
teem zit, neemt de koelcapaciteit van
de airconditioning af. Een teveel aan
koudemiddel heeft ook nadelige effec-
ten op de werking van de airconditio-
ning.
Daarom adviseren we u het systeem te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer als het systeem niet
normaal werkt.
AANWIJZING
+HW LV EHODQJULMN KHW V\VWHHP ELM WH
YXOOHQ PHW GH MXLVWH VRRUW HQ KRH-
veelheid olie en koudemiddel.
Anders kan er schade aan de com-
pressor ontstaan, waardoor het sys-
teem niet meer goed functioneert.
Het airconditioningsysteem alleen te
worden onderhouden door daarvoor
opgeleide en gecertificeerde techni-
ci om schade te voorkomen.
WAARSCHUWING
Auto's uitgerust met R-134a
Omdat het koelmiddel
onder zeer hoge druk
staat, dient het airconditi-
oningsysteem alleen te
worden onderhouden
door daarvoor opgeleide en gecerti-
ficeerde technici.
Alle koudemiddelen moeten met de
MXLVWH DSSDUDWXXU ZRUGHQ JHUHF\-
cled.
Koudemiddelen rechtstreeks naar
de atmosfeer laten ontsnappen is
VFKDGHOLMN YRRU SHUVRQHQ HQ KHW
milieu. Als u zich niet aan deze waar-
schuwingen houdt, kan dit leiden tot
ernstig letsel.
5-61
05
WAARSCHUWING
Auto's uitgerust met R-1234yf
Omdat het koudemiddel
licht ontvlambaar is en
onder zeer hoge druk
staat, mag onderhoud aan
het airconditioningssys-
teem alleen worden uitge-
voerd door geschoolde en
gecertificeerde technici.
+HW LV EHODQJULMN GDW KHW
MXLVWH W\SH HQ GH MXLVWH
hoeveelheid olie en kou-
demiddel worden gebruikt.
Alle koudemiddelen moeten met de
MXLVWH DSSDUDWXXU ZRUGHQ JHUHF\-
cled.
Koudemiddelen rechtstreeks naar
de atmosfeer laten ontsnappen is
VFKDGHOLMN YRRU SHUVRQHQ HQ KHW
milieu. Als u zich niet aan deze waar-
schuwingen houdt, kan dit leiden tot
ernstig letsel.
Adviseren u het airconditioningssys-
teem te laten repareren door een offici-
ele HYUNDAI-dealer.
Sticker koudemiddel
airconditioning
Via het etiket aan de binnenkant van de
motorkap kunt u te weten komen welk
airconditioning koelmiddel in uw auto
werd gebrukt.
De symbolen en specificaties op de
koudemiddelsticker hebben de volgen-
de betekenis:
1. Type koudemiddel
2. Hoeveelheid koelmiddel
3. Type compressorolie
4. Opmerking
5. Ontvlambaar koelmiddel
6. Om te vereisen dat de geregistreer-
de technicus het airconditionings-
systeem onderhoudt
7. Servicehandleiding
Via het etiket aan de binnenkant van de
motorkap kunt u te weten komen welk
airconditioning koelmiddel in uw auto
werd gebrukt.
Bekijk hoofdstuk 8 voor de locatie van
het label met betrekking tot het koel-
middel voor de airconditioning.
OHYK059001
7\SH%
OHYK059004
Voorbeeld
7\SH$
5-62
Handige functies van uw auto
AUTOMATISCH VERWARMINGSǘ EN VENTILATIESYSTEEM
ǣINDIEN VAN TOEPASSINGǤ
OAC3059106TU
1. Aanjagerknop
2. A/C (Airconditioning) Toets
3. Stand recirculatie/ Stand buitenlucht
4. Luchtcirculatietoets
5. Achterruitverwarming toets
(indien van toepassing)
6. Toets voorruitontwaseming
7. Toets OFF
8. Temperatuurregelknop
9. Toets AUTO (automatische regeling)
10. Verwarmings- en ventilatie display
5-63
05
Automatische verwarming en
airconditioning
OAC3059113TU
1. Druk op toets AUTO.
De te gebruiken uitstroomopeningen de
aanjagersnelheid, de luchtinlaat en de
airconditioning worden automatisch
geregeld op basis van de gekozen tem-
peratuur.
OAC3059114TU
2. Stel de temperatuurregelknop in op
de gewenste temperatuur. Als de
temperatuur op de laagste stand
(LO) wordt ingesteld, werkt de air-
conditioning doorlopend.
'UXNRSHHQYDQGHYROJHQGHWRHW-
sen om de automatische werking
uit te schakelen:
- Luchtcirculatietoets
- Toets voorruitontwaseming
(Druk de toets nogmaals in om de
voorruit ontwasemingsfunctie te
deselecteren. Het teken 'AUTO'
wordt nogmaals op het informatie-
scherm weergegeven.)
- Regeling ventilatorsnelheid
De geselecteerde functie wordt
handmatig bediend terwijl de
andere functies automatisch wer-
ken.
9RRU XZ JHPDN NXQW X GH WRHWV
AUTO gebruiken en de tempera-
tuur instellen op 22°C.
OAI3059112I
i Informatie
3ODDWV JHHQ YRRUZHUSHQ LQ GH EXXUW
van de sensor, zodat een optimale wer-
NLQJYDQKHWYHUZDUPLQJVHQDLUFRQ-
GLWLRQLQJVV\VWHHPJHJDUDQGHHUGEOLMIW
5-64
Handige functies van uw auto
Handmatig bediende verwar-
ming en airconditioning
Het verwarmings- en airconditionings-
systeem kan ook handmatig geregeld
worden met drukknoppen dan de toets
AUTO. In deze stand werkt het sys-
WHHP VHTXHQWLHHO DIKDQNHOLMN YDQ GH
gekozen knoppen. Wanneer u een wil-
lekeurige knop indrukt, behalve de
AUTO-knop tijdens het gebruik van de
automatische werking, zullen de niet
geselecteerde functies automatisch
gecontroleerd worden.
1. Start de motor.
2. Zet de luchtcirculatietoets in de
gewenste stand.
Om de effectiviteit van de verwar-
ming en koeling te verbeteren, selec-
teert u de modus als volgt:
- Verwarmen:
- Koelen:
Luchtcirculatie
3. Stel de temperatuur in op de gewens-
te waarde.
4. Stel de luchttoevoerbediening in op
koud.
5. Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
6. Als u de uitstromende lucht gekoeld
wilt hebben, kunt u het airconditio-
ningssysteem aanzetten.
7. Druk op toets AUTO om weer over te
schakelen naar de volledig automati-
sche regeling.
OAC3059100TU
5-65
05
OAC3059109TU
De luchtcirculatietoets regelt de circula-
tie van de lucht door het ventilatiesys-
teem.
De uitstroomrichting wordt als volgt
geregeld:
6WDQG)DFH%'
De lucht stroomt naar het bovenlichaam
en het gezicht. Daarnaast kan iedere
uitstroomopening versteld worden om
de richting van de luchtstroom te wijzi-
gen.
%L/HYHO%&'
De lucht stroomt naar de vloer en het
gezicht.
6WDQG)ORRU$&'
De meeste lucht stroomt naar de vloer
en een klein gedeelte stroomt door de
voorruit en de zijruitontwaseming.
)ORRU'HIURVW$&'
De meeste lucht stroomt naar de vloer
en de voorruit een klein gedeelte
stroomt door de zijruitontwaseming.
OAC3059110TU
6WDQG'HIURVW$'
De meeste lucht stroomt naar de voor-
ruit en een klein gedeelte stroomt door
de zijruitontwaseming.
OAC3059103TU
8LWVWURRPRSHQLQJHQGDVKERDUG
De luchtstroom uit de uitstroomopening
van het dashboard kan naar boven/
beneden gericht worden of naar links/
rechts door de hendel te gebruiken.
Draai om de ventilatieopening te sluiten
de hendel volledig naar de buitenzijde.
Om de ventilatieopening te openen
draait u deze naar de binnenzijde.
5-69
05
7LSVYRRUKHWJHEUXLN
 2PWHYRRUNRPHQGDWVWRIRIRQDDQ-
gename geuren in het interieur van
de auto terechtkomen, kan de scha-
kelaar voor de luchttoevoer tijdelijk in
de stand RECIRCULATIE worden
gezet. Selecteer de stand
BUITENLUCHT weer zodra de bron
van irritatie gepasseerd is om weer
frisse lucht toe te laten tot het interi-
eur. Frisse lucht is beter voor de
fysieke gesteldheid van de bestuur-
der en bovendien aangenamer.
 9RRUNRPGDWGHYRRUUXLWEHVODDWGRRU
de stand BUITENLUCHT te selecte-
ren, de aanjager in de gewenste
stand te zetten, de airconditioning in
te schakelen en de gewenste tempe-
ratuur in te stellen.
Airconditioning
HYUNDAI-airconditioningssystemen
zijn gevuld met koudemiddel R-134a of
R-1234yf.
1. Start de motor.
2. Druk op toets A/C.
3. Selecteer de gezichtsniveau
modus.
4. Stel de luchtinlaatregeling tijdelijk in
op de recirculatiestand om de cabine
snel te laten afkoelen. Wanneer de
gewenste temperatuur in de cabine
is bereikt, zet u de luchtinlaatrege-
ling weer in de koude luchtmodus.
5. Stel de aanjagersnelheid en de tem-
SHUDWXXUELMRPHHQPD[LPDDOFRP-
fort te bereiken.
AANWIJZING
 2QGHUKRXGDDQGHDLUFRQGLWLRQLQJ
dient alleen te worden uitgevoerd
door geautoriseerd personeel om
HHQ MXLVWH HQ YHLOLJH ZHUNLQJ WH
garanderen.
 2QGHUKRXG DDQ KHW NRXGHPLGGHO-
systeem dient te worden uitge-
voerd in een goed geventileerde
omgeving.
 'H YHUGDPSHU YDQ GH DLUFRQGLWLR-
ning (koelspiraal) mag nooit wor-
den gerepareerd of worden ver-
vangen door een gebruikt
exemplaar en nieuwe vervangende
MAC-verdampers moeten conform
6$(QRUP - ]LMQ JHNHXUG HQ
gemerkt.
i Informatie
 +RXG GH WHPSHUDWXXUPHWHU QDXZ-
lettend in de gaten wanneer de air-
FRQGLWLRQLQJ ZRUGW JHEUXLNW DOV X
lange hellingen oprijdt of als u in
GUXN YHUNHHU ULMGW ELM KRJH EXLWHQ-
WHPSHUDWXUHQ'RRUKHWJHEUXLNYDQ
KHW DLUFRQGLWLRQLQJVV\VWHHP NDQ GH
PRWRURYHUYHUKLWUDNHQ%OLMIGHDDQ-
MDJHU JHEUXLNHQ HQ VFKDNHO KHW DLU-
conditioningssysteem uit wanneer de
temperatuurmeter aangeeft dat de
PRWRURYHUYHUKLWUDDNW
 %LM KHW RSHQHQ YDQ GH UXLWHQ ELM
YRFKWLJZHHUNDQGHDLUFRQGLWLRQLQJ
druppelvorming in het interieur ver-
RRU]DNHQ2PGDWWHYHHOYRFKWLQKHW
LQWHULHXU VFKDGH DDQ HOHNWULVFKH
FRPSRQHQWHQNDQYHURRU]DNHQPDJ
de airconditioning alleen worden
JHEUXLNWDOVGHUXLWHQJHVORWHQ]LMQ
5-70
Handige functies van uw auto
$DQZLM]LQJHQYRRUJHEUXLNDLUFRQ-
ditioning
 2SHQGHUXLWHQHHQWLMGMHZDQQHHUGH
auto tijdens warm weer in de volle
zon geparkeerd is geweest, zodat de
warme lucht naar buiten kan.
 1DGDW KHW LQWHULHXU YROGRHQGH LV
gekoeld, schakelt u vanuit de stand
RECIRCULATIE terug naar de stand
BUITENLUCHT.
 2PKHWEHVODDQYDQGHUXLWHQWLMGHQV
regenachtige of vochtige dagen te
verminderen, kunt u de vochtigheids-
graad in het interieur terugbrengen
door de airconditioning in te schake-
len terwijl de ruiten en het schuifdak
gesloten zijn.
 7LMGHQVGHZHUNLQJYDQGHDLUFRQGLWL-
oning ziet u het motortoerental zo nu
en dan iets veranderen wanneer de
aircocompressor inschakelt. Dit is
een normaal verschijnsel tijdens de
werking van het systeem.
 6FKDNHO GH DLUFRQGLWLRQLQJ LHGHUH
maand enkele minuten in om het sys-
teem in een optimale staat te houden.
 1D JHEUXLN YDQ GH DLUFRQGLWLRQLQJ
kan onder de rechterzijde van de
auto een plas heldere vloeistof gelekt
zijn. Dit is een normaal verschijnsel
tijdens de werking van het systeem.
 $OV X GH DLUFRQGLWLRQLQJ RYHUPDWLJ
laat werken, kan het verschil in tem-
peratuur tussen de buitenlucht en de
voorruit damp veroorzaken op het
buitenoppervlak van de voorruit, wat
kan leiden tot verminderde zichtbaar-
heid. Zet in dat geval de luchtcircula-
tietoets in de stand en de aanja-
gerknop op de laagste stand.
Onderhoudssysteem
Interieurfilter
OIK047401L
[A]: Buitenlucht, [B]: Gerecirculeerde lucht
[C]: Interieurfilter, [D]: Aanjager
[E]: Kachelradiateur, [F]: Verdamper
Het interieurfilter, dat achter het dash-
boardkastje is gemonteerd, filtert de
lucht die via het verwarmings- en air-
conditioningssysteem naar het interieur
wordt gevoerd. Als het filter in de loop
van de tijd verstopt raakt door stof en
andere verontreinigingen, neemt de
luchttoevoer via de uitstroomopeningen
af en kan de voorruit aan de binnenzij-
de beslaan, ook al is de stand
BUITENLUCHT gekozen.
In dit geval raden we u aan het luchtfil-
ter van de klimaatregeling te laten ver-
vangen door een officiële HYUNDAI-
dealer.
5-71
05
i Informatie
 9HUYDQJ KHW ILOWHU RYHUHHQNRPVWLJ
het onderhoudsschema.
Als er onder ongunstige omstan-
GLJKHGHQ JHUHGHQ ZRUGW ELMYRRU-
EHHOGLQHHQVWRIILJHRPJHYLQJRIRS
slechte wegen, moet het interieurfil-
WHU YDNHU ZRUGHQ JHFRQWUROHHUG HQ
indien nodig worden vervangen.
 :HDGYLVHUHQXKHWV\VWHHPWHODWHQ
controleren door een officiële
+<81'$,GHDOHU DOV GH OXFKWRS-
EUHQJVWSORWVHOLQJDIQHHPW
Hoeveelheid koudemiddel en
compressorolie controleren
Als er te weinig koudemiddel in het sys-
teem zit, neemt de koelcapaciteit van
de airconditioning af. Een teveel aan
koudemiddel heeft ook nadelige effec-
ten op de werking van de airconditio-
ning.
Daarom adviseren we u het systeem te
laten controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer als het systeem niet
normaal werkt.
AANWIJZING
+HW LV EHODQJULMN KHW V\VWHHP ELM WH
YXOOHQ PHW GH MXLVWH VRRUW HQ KRH-
veelheid olie en koudemiddel.
Anders kan er schade aan de com-
pressor ontstaan, waardoor het sys-
teem niet meer goed functioneert.
Het airconditioningsysteem alleen te
worden onderhouden door daarvoor
opgeleide en gecertificeerde techni-
ci om schade te voorkomen.
WAARSCHUWING
Auto's uitgerust met R-134a
Omdat het koelmiddel
onder zeer hoge druk
staat, dient het airconditi-
oningsysteem alleen te
worden onderhouden
door daarvoor opgeleide en gecerti-
ficeerde technici.
Alle koudemiddelen moeten met de
MXLVWH DSSDUDWXXU ZRUGHQ JHUHF\-
cled.
Koudemiddelen rechtstreeks naar
de atmosfeer laten ontsnappen is
VFKDGHOLMN YRRU SHUVRQHQ HQ KHW
milieu. Als u zich niet aan deze waar-
schuwingen houdt, kan dit leiden tot
ernstig letsel.
WAARSCHUWING
Auto's uitgerust met R-1234yf
Omdat het koudemiddel
licht ontvlambaar is en
onder zeer hoge druk
staat, mag onderhoud aan
het airconditioningssys-
teem alleen worden uitge-
voerd door geschoolde en
gecertificeerde technici.
+HW LV EHODQJULMN GDW KHW
MXLVWH W\SH HQ GH MXLVWH KRHYHHOKHLG
olie en koudemiddel worden gebruikt.
Alle koudemiddelen moeten met de
MXLVWH DSSDUDWXXU ZRUGHQ JHUHF\-
cled.
Koudemiddelen rechtstreeks naar
de atmosfeer laten ontsnappen is
VFKDGHOLMN YRRU SHUVRQHQ HQ KHW
milieu. Als u zich niet aan deze waar-
schuwingen houdt, kan dit leiden tot
ernstig letsel.
Adviseren u het airconditioningssys-
teem te laten repareren door een offici-
ele HYUNDAI-dealer.
5-72
Handige functies van uw auto
Sticker koudemiddel
airconditioning
Via het etiket aan de binnenkant van de
motorkap kunt u te weten komen welk
airconditioning koelmiddel in uw auto
werd gebrukt.
De symbolen en specificaties op de
koudemiddelsticker hebben de volgen-
de betekenis:
1. Type koudemiddel
2. Hoeveelheid koelmiddel
3. Type compressorolie
4. Opmerking
5. Ontvlambaar koelmiddel
6. Om te vereisen dat de geregistreer-
de technicus het airconditionings-
systeem onderhoudt
7. Servicehandleiding
Via het etiket aan de binnenkant van de
motorkap kunt u te weten komen welk
airconditioning koelmiddel in uw auto
werd gebrukt.
Bekijk hoofdstuk 8 voor de locatie van
het label met betrekking tot het koel-
middel voor de airconditioning.
OHYK059001
7\SH%
OHYK059004
Voorbeeld
7\SH$
5-73
05
WAARSCHUWING
9RRUUXLWYHUZDUPLQJ
Gebruik de standen of niet
LQ FRPELQDWLH PHW NRHOHQ ELM HHQ
extreem hoge luchtvochtigheid.
Door het temperatuurverschil tus-
sen de buitenlucht en de voorruit,
kan de voorruit plotseling beslaan,
ZDDUGRRU KHW ]LFKW ZHJYDOW =HW LQ
dat geval de luchtcirculatietoets of
knop in de stand HQGHDDQMDJHU
op de laagste stand.
 6WHO YRRU PD[LPDOH RQWGRRLLQJ GH
temperatuurregelknop in op de hoog-
ste temperatuurinstelling (helemaal
naar rechts gedraaid) en de ventila-
torsnelheidsregeling op de hoogste
stand.
 =HWGH NQRS YRRU GHOXFKWFLUFXODWLHLQ
stand VERWARMEN/ONTWASEMEN,
wanneer tijdens het ontdooien of ont-
wasemen warme lucht in de vloer
gewenst wordt.
 9HUZLMGHUYRRUKHWULMGHQDOOHVQHHXZ
en ijs van de voorruit, de achterruit,
de buitenspiegels en alle zijruiten.
 9HUZLMGHU DOOH VQHHXZ HQ LMV YDQ GH
motorkap en van de luchtaanvoer-
opening in het paravanrooster om de
werking van de kachel en het ventila-
tiesysteem te verbeteren en de kans
op het beslaan van de voorruit te ver-
minderen.
 $OVGHWHPSHUDWXXUYDQGHPRWRUQD
het starten nog koud is, dan kan een
korte opwarmingsperiode van de
motor vereist zijn om een warme of
hete geventileerde luchtstroom te
bekomen.
VOORRUIT ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
5-74
Handige functies van uw auto
Automatisch verwarmings- en
ventilatiesysteem
Binnenzijde voorruit
ontwasemen
OAI3059108I
1. Stel de gewenste aanjagersnelheid
in.
2. Stel de gewenste temperatuur in.
3. Druk op de toets voorruitontwase-
ming ( ).
4. Op basis van de omgevingstempe-
ratuur zal de airconditioning automa-
tisch worden ingeschakeld en de
stand BUITENLUCHT en hogere
aanjagersnelheid worden gekozen.
Als de airconditioning en de stand
BUITENLUCHT en hogere aanjager-
snelheid niet automatisch worden inge-
schakeld, druk dan op de desbetreffen-
de toetsen.
Als stand geselecteerd wordt,
wordt de aanjagersnelheid automatisch
verhoogd.
Buitenzijde voorruit ontdooien
OAI3059109I
1. Zet de aanjager in de hoogste stand.
6WHOGHWHPSHUDWXXULQRSPD[LPDDO
(HI).
3. Druk op de toets voorruitontwase-
ming ( ).
4. Op basis van de omgevingstempe-
ratuur zal de airconditioning automa-
tisch worden ingeschakeld en de
stand BUITENLUCHT worden geko-
zen.
Als stand geselecteerd wordt,
wordt de aanjagersnelheid automatisch
verhoogd.
5-75
05
Ontwaseming
AANWIJZING
Gebruik om beschadiging van de
verwarmingsdraden te voorkomen
nooit scherpe voorwerpen of reini-
gingsmiddelen met schurende
bestanddelen om de achterruit te rei-
nigen.
i Informatie
=LH 9RRUUXLW RQWGRRLHQ HQ RQWZDVH-
PHQLQGLWKRRIGVWXNDOVXFRQGHQVHQ
ijs van de voorruit wilt verwijderen.
Achterruitverwarming
OAI3059102
Verwarmings- en ventilatiesysteem, handbediend
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem
OAI3059102I
De achterruitverwarming ontdoet de
achterruit van rijp, condens en ijs als de
motor is gestart.
 'UXNRSGHWRHWVLQGHPLGGHQFRQVR-
le om de achterruitverwarming in te
schakelen. Het controlelampje in de
toets gaat branden wanneer de ach-
terruitverwarming ingeschakeld is.
 'UXNGHWRHWVRSQLHXZLQRPGHDFK-
terruitverwarming uit te schakelen.
5-76
Handige functies van uw auto
i Informatie
 9HUZLMGHUHHUVWHYHQWXHHODDQZH]LJH
sneeuw van de achterruit voordat de
DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJ LQJHVFKDNHOG
wordt.
 'H DFKWHUUXLWYHUZDUPLQJ VFKDNHOW
na ongeveer 20 minuten automatisch
uit of wanneer het contact in stand
/2&.2))VWDDW
5-77
05
WAARSCHUWING
%HZDDU JHHQ DDQVWHNHUV RI DQGHUH
brandbare of explosieve materialen
in de auto. Deze kunnen ontploffen
of vlam vatten wanneer de auto
JHGXUHQGH ODQJH WLMG EORRWJHVWHOG
staat aan hoge temperaturen.
WAARSCHUWING
Houd ALTIJD de deksels van de
RSEHUJYDNNHQ WLMGHQV KHW ULMGHQ
JHVORWHQ YHLOLJ 9RRUZHUSHQ LQ XZ
auto bewegen even snel als de auto
zelf. Als u moet stoppen of snel
draaien, of als u een ongeval heeft,
kunnen deze voorwerpen uit het
opbergvak geslingerd worden en let-
sel veroorzaken wanneer ze de
bestuurder of een passagier raken.
AANWIJZING
Laat geen waardevolle spullen ach-
ter in de opbergvakken, om diefstal
te voorkomen.
Opbergvak middenconsole
OAC3059041TU
Deze compartimenten kunnen worden
gebruikt om kleine artikelen te bewa-
ren.
WAARSCHUWING
Plaats geen zware, scherpe of breek-
EDUH REMHFWHQ LQ KHW RSEHUJYDN
$QGHUH YRRUZHUSHQ NXQQHQ ELM HHQ
DDQULMGLQJ RI HHQ QRRGVWRS XLW KHW
opbergvak worden geslingerd, waar-
door de inzittenden letsel kunnen
oplopen.
OPBERGVAK
5-79
05
Aansteker
(indien van toepassing)
OAC3059051TU
De aansteker werkt allen met het con-
tact op de stand “ACC” of “AAN “ posi-
tie.
Druk de aansteker in de houder om
hem te kunnen gebruiken. Als het ele-
ment verwarmd is, springt de aansteker
een stukje naar buiten en kan hij uit de
houder worden genomen. We advise-
ren u vervangende onderdelen te
gebruiken die geleverd zijn door een
officiële HYUNDAI-dealer.
OPMERKING
Hou de sigarettenaansteker niet naar
EHQHGHQWHUZLMOGH]HDDQKHWRSZDU-
men is. De aansteker of het verwar-
mingselement kunnen oververhit en
beschadigd geraken. Er mag alleen
HHQ RULJLQHOH +<81'$, RI JHOLMN-
waardige aansteker die uw auto is
gespecificeerd in het stopcontact
van de sigarettenaansteker worden
gebruikt. Het gebruik van de aanste-
ker als voedingsbron voor accessoi-
res (scheerapparaten, kruimelzui-
gers, koffiezetapparaten, enz.) kan
de aanstekerbus beschadigen of
kortsluiting veroorzaken. Gebruik
KLHUYRRU GH WRHJDQNHOLMNH VWRSFRQ-
tacten.
AANWIJZING
 Houd de aansteker niet ingedrukt
omdat daardoor oververhitting kan
ontstaan.
 9HUZLMGHU RP RYHUYHUKLWWLQJ WH
voorkomen, de aansteker met de
hand wanneer deze niet binnen 30
seconden naar buiten springt.
 Steek geen vreemde voorwerpen
in de fitting van de aansteker.
Anders raakt de aansteker moge-
OLMNEHVFKDGLJG
Asbak (indien van toepassing)
OIB044025
Open het deksel om de asbak te gebrui-
ken.
Trek de asbak omhoog om hem te ver-
wijderen en hem leeg of schoon te kun-
nen maken.
Gebruik de asbak in de auto niet voor
afval.
WAARSCHUWING
Gebruik van asbak
Er kan brand ontstaan wanneer
brandende sigaretten of lucifers in
een asbak met brandbare materialen
worden gestopt.
OVERIGE VOORZIENINGEN

Produktspecifikationer

Varumärke: Hyundai
Kategori: Personbil
Modell: i10 AC3 2021
Bredd: 305 mm
Djup: 244 mm
Förpackningens vikt: 2247 g
Förpackningens bredd: 368 mm
Djuppackning: 293 mm
Förpackningshöjd: 290 mm
Instruktioner: Ja
Blåtand: Ja
Wi-Fi-standarder: 802.11a, 802.11b, 802.11g, Wi-Fi 4 (802.11n), Wi-Fi 5 (802.11ac), Wi-Fi 6 (802.11ax), Wi-Fi 6E (802.11ax)
Bluetooth-version: 5.3
Ethernet LAN: Ja
Typ av strömkälla: ATX
Medföljande kablar: SATA
Antal USB 2.0-portar: 2
Antal HDMI-portar: 1
Mikrofon, linjeingång: Ja
Antal Ethernet LAN (RJ-45)-portar: 1
Hörlursutgångar: 1
HDMI-version: 2.1
Antal DisplayPorts: 1
WiFi-standard: Wi-Fi 6E (802.11ax)
Stöder Windows: Windows 10, Windows 11
Antal portar USB 3.2 Gen 1 (3.1 Gen 1) Typ A: 4
Processoruttag: LGA 1700
Processorfabrikant: AMD
Maximalt internminne: 192 GB
Antal portar USB 3.2 Gen 2 (3.1 Gen 2) Typ C: 1
Ljudutgångskanaler: 7.1 kanalen
Ethernet-gränssnittstyp: 2.5 Gigabit Ethernet
Linjeingång: Ja
Chipset moderkort: Intel Z790
Antal portar USB 3.2 Gen 2 (3.1 Gen 2) Typ A: 2
DisplayPort-version: 1.4
Typ av minnesplats: DIMM
Ljudchip: Realtek ALC4080
Medföljande drivrutiner: Ja
S/PDIF-utgång: Ja
RAID-stöd: Ja
Minneskanal: Dubbelkanaals
PCI Express x1 (Gen 3.x)-platser: 1
Gränssnitt för lagringsenheter som stöds: M.2, SATA III
Komponent för: PC
Typer av RAID: 0, 1,5, 10
Antal SATA III-kontakter: 4
Icke-ECC: Ja
Kompatibla processorer: Intel Celeron, Intel Pentium Gold
Minnestyper som stöds: DDR5-SDRAM
Wifi: Ja
Typer av lagringsenheter som stöds: HDD & SSD
Moderkort chipset familj: Intel
Moderkorts formfaktor: ATX
Antal minnesplatser: 4
Minnesklockhastigheter som stöds: 4800,5000,5200,5400,5600,5800,6000,6200,6400,6600,6800,7000,7200,7400,7600,7800 MHz
BIOS-typ: UEFI AMI
BIOS-minnesstorlek: 256 Mbit
Stöd för parallell bearbetning: Niet ondersteund
Anslutning för CPU-kylare: Ja
Anslutningar för husfläktar: 5
ATX-strömkontakt (24-stift): Ja
USB 2.0-anslutningar: 2
Anslutning för ljudpanel på framsidan: Ja
Obuffrat minne: Ja
USB 3.2 Gen 1 (3.1 Gen 1) anslutningar: 1
EPS-strömkontakt (8-stift): Ja
Rensa CMOS-knappen: Ja
WiFi-AP antennuttag: 2
Processorsocklar som stöds: LGA 1700
Antal M.2 (M) platser: 4
12V strömkontakt: Ja
RGB LED anslutningsskena: Ja
PCI Express x16 (Gen 4.x)-platser: 2
Thunderbolt-headers: 1
USB 3.2-kontakter (3.1 Gen 2): 1
Minnesklockhastighet som stöds (max): 7800 MHz
Tillbaka-till-BIOS-knapp: Ja
Antal USB 3.2 Gen 2.2 Type-C-portar: 1
PCI Express x16 (Gen 5.x)-platser: 1

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Hyundai i10 AC3 2021 ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig